Vinden nieuwe armen de weg naar hulp?
COVID-19 bemoeilijkt toegang tot hulp voor armen
Axelle Van Collie
07 mei 2020
De coronacrisis doet een groep nieuwe armen ontstaan en treft tegelijkertijd de werking van armoedeorganisaties. De ontoegankelijkheid van de hulp wordt door de lockdown uitvergroot omdat veel communicatie telefonisch of digitaal gebeurt, waardoor de detectie van armoede wordt bemoeilijkt.
‘De hoeveelheid mensen die nog nooit een leefloon heeft aangevraagd, maar dat nu wel doet, is sinds de lockdown enorm toegenomen’.
Gustave Deghilage / Flickr (CC BY-NC-ND 2.0)
De coronacrisis doet een groep nieuwe armen ontstaan en treft tegelijkertijd de werking van armoedeorganisaties. De ontoegankelijkheid van de hulp wordt door de lockdown uitvergroot omdat veel communicatie telefonisch of digitaal gebeurt, waardoor de detectie van armoede wordt bemoeilijkt.
Er vormt zich een nieuwe groep mensen in armoede, mensen die hard geraakt worden door de economische gevolgen van de coronacrisis. Dat merken OCMW’s, sociale kruideniers en voedselverdeelpunten als eerste op. ‘Zij zien in tijden van crisis als eerste wat er mis gaat in de onderste lagen van de samenleving’, vertelt Peter Raeymaeckers, professor sociaal werk aan de Universiteit Antwerpen.
‘Sociale kruideniers en voedselverdeelpunten zien een sterke stijging van aanvragen wat erop wijst dat er een grotere groep mensen is die niet in hun basisbehoeften kan voorzien. Ook OCMW’s zien een stijging in de aanvragen voor financiële hulp’.
‘Het zijn mensen die niet kunnen terugvallen op een tijdelijke werkloosheid. Denk aan freelancers en mensen met interim- en dagcontracten’.
Tussen februari op maart verdubbelde het aantal leefloonaanvragen bij het Antwerpse OCMW. In april bleef dat aantal ongeveer gelijk aan het aantal aanvragen in maart. ‘De hoeveelheid mensen die nog nooit een leefloon heeft aangevraagd, maar dat nu wel doet, is sinds de lockdown enorm toegenomen’, vertelt Antwerps schepen voor armoedebestrijding Tom Meeuws.
Ook het OCMW van Gent merkt een drastische stijging van de aanvragen voor financiële hulp. Het aantal aanvragen voor financiële hulp ligt in april 2020 80 procent hoger dan in april 2019. terwijl het aantal aanvragen voor een leefloon in diezelfde periode steeg met 30 procent. ‘Maart was de drukste maand in vijf jaar voor de welzijnsbureaus van het OCMW’, lezen we in een mail van het OCMW Gent.
De nieuwe groep die bij het OCMW aanklopt, is heel divers. ‘Het zijn mensen die niet kunnen terugvallen op een tijdelijke werkloosheid. Denk aan mensen die van job naar job gaan, freelancers en mensen met interim- en dagcontracten’, zegt Tom Meeuws.
Niet gekend, niet geholpen?
De nieuwe groep mensen in armoede is nergens gekend omdat ze voor de crisis geen contact had met hulporganisaties. Volgens Raeymaeckers focussen hulpverleners zich door de moeilijkheden die ze ondervinden vooral op mensen die ze al kennen en waar ze zich zorgen over maken. Daardoor heerst een grote bezorgdheid over de nieuwe armen, vinden zij de weg naar hulp?
Daarbij komt nog een extra moeilijkheid: het isolement waarin armen vaak leven. ‘Het is sowieso al niet evident om mensen in armoede op te sporen, nu is dat nog veel moeilijker. De armoede blijft nog meer verborgen’, aldus David de Vaal, coördinator van het Netwerk tegen Armoede.
Dat merkt ook de directeur van de kinderarmoedeorganisatie Stichting Pelicano, Christiaan Hoorne. Aan het begin van de lockdown kreeg de stichting vijf keer minder armoededossiers binnen. De oorzaak? Scholen, die fungeren als sociale antennes in het detecteren van kinderarmoede, waren gesloten.
Stichting Pelicano mailde daarom de zorgpartners (scholen, OCMW’s en CLB’s) om hen wakker te schudden. Sindsdien stromen de aanvragen weer toe. ‘We vermoeden dat er nog veel zal uitkomen eens de scholen opengaan. We hebben dan ook extra geld voorzien voor de toevloed aan aanvragen die dan zal komen’, vertelt Hoorne.
Lage drempel wordt verhoogd
Door de afstandsmaatregelen wordt de kern van het sociaal werk geraakt: de nabijheid. Persoonlijk contact is verboden en daardoor verandert de manier waarop armen toegang vinden tot hulp. ‘Voor veel mensen in armoede is het belangrijk om daarbij een zekere mate van persoonlijk contact te hebben’, vertelt de Vaal.
Dat de hulpverlening al voor het virus met toegankelijkheidsproblemen kampte, is geen geheim. Volgens de Vaal vergroten de afstandsmaatregelen de moeilijkheden die er al waren bij de zoektocht naar hulp. ‘Er zijn lange wachttijden en mensen worden vaak doorverwezen’, vertelt de Vaal over die moeilijkheden. Volgens hem is laagdrempeligheid de manier om toegankelijkheidsproblemen aan te pakken.
Laagdrempeligheid is volgens Peter Raeymaeckers ook belangrijk omdat mensen vaak schroom hebben om hulp te zoeken door de omstandigheden waarin ze wonen en leven. Daarnaast wijst hij ook op de machtsongelijkheid tussen degene die hulp vraagt en degene die hulp geeft. ‘Hulp zoeken is daardoor geen evidente sprong’, concludeert Raeymaeckers.
‘De vereiste fysieke afstand legt een extra druk op de toegankelijkheid van organisaties.’
Laagdrempeligheid is een heel complex begrip dat uit verschillende lagen bestaat. ‘Het houdt onder andere in dat mensen het aanbod aan organisaties kennen en dat ze weten waar ze voor welk probleem terecht kunnen. Het omvat ook dat de organisaties responsief genoeg zijn, op een goede manier communiceren met mensen in armoede en bereikbaar zijn’ vertelt Raeymaeckers.
David de Vaal geeft aan dat de mogelijkheid om zonder afspraak bij een organisatie binnen te wandelen een goed voorbeeld is van laagdrempeligheid.
‘Die laagdrempeligheid valt nu weg waardoor de problemen met toegankelijkheid groter worden’, vertelt de Vaal. Raeymaeckers treedt hem daarin bij: ‘De vereiste fysieke afstand legt een extra druk op de toegankelijkheid van organisaties.’
Maar er is ook goed nieuws. Een onderzoek van het Antwerps Platform voor Sociale Middenveld Organisaties (APSMO) en Peter Raeymaeckers en wijst op de veerkracht van organisaties. Veerkracht tijdens een pandemie wordt omschreven als de mogelijkheid om zich aan te passen binnen nieuwe en gevaarlijke omstandigheden. De onderzoekers merken op dat organisaties zich razendsnel aanpassen.
Zo lezen we dat veel organisaties op één weekend tijd hun aanbod aanpasten aan de nieuwe maatregelen. Whatsapp, Facebook en Instagram werden ingeschakeld en telefonisch contact werd de norm. Sommige organisaties sloegen ook de handen in elkaar om de crisis samen te lijf te gaan.
Peter Raeymaeckers merkt ook de proactiviteit op waarmee organisaties nabijheid proberen te garanderen. ‘Ze wachten niet tot cliënten contact met hen opnemen maar nemen zelf contact op met mensen waarvan ze weten dat ze het moeilijk hebben.’
Contactproblemen voor mensen die al in armoede leefden
De inzet van vele organisaties neemt niet weg dat het moeilijke tijden zijn voor mensen die al in armoede leefden en een zekere vertrouwdheid hebben met de hulpverlening. Digitaal of telefonisch contact zijn volgens David de Vaal niet de meest geschikte communicatiemiddelen voor kwetsbare mensen.
‘De telefonische contacten verlopen niet altijd even vlot en de online dienstverlening houdt geen rekening met het bestaan van een redelijk grote digitale kloof’, vertelt hij. Zelfs als mensen toegang hebben tot internet of telefonisch bereikbaar zijn, zijn er nog heel wat drempels om daar ook gebruik van te maken. ‘In sommige organisaties belt men bijvoorbeeld zonder nummerherkenning. Dat doet men vanuit een soort professionele zelfbescherming maar voor mensen in armoede is dat een extra drempel om op te nemen.’
Die contactproblemen proberen sommige organisaties op te lossen door voor verstrooiing te zorgen. ‘Veel jongerenorganisaties zoals Betonne jeugd, Kras vzw en JES vzw houden zo op een laagdrempelige manier contact met jongeren’, vertelt Peter Raeymaeckers.
Bepaalde verenigingen zetten niet alleen in op amusement maar houden ook rekening met de digitale kloof. In het onderzoek van APSMO lezen we dat Kras vzw knutselpakketten rondbrengt en JES vzw wandelingen voorziet met respect voor de afstandsmaatregelen. Beide initiatieven staan hulpverleners toe om een babbeltje te slaan met de cliënten en op de hoogte te blijven van hun situatie.
Hulpverleners ervaren druk en onwetendheid
Contact houden met cliënten is geen gemakkelijke taak. ‘Ik denk dat sommige organisaties al hebben opgemerkt dat een aantal mensen van hun radar verdwenen zijn’, zegt de Vaal.
Dat bevestigt Ann Milis, schoolpoortwerkster van het Brusselse vzw Vrienden van het Huizeke. ‘In normale omstandigheden sta ik dagelijks aan de schoolpoort. Ik ga met ouders op stap, pak de problemen van hun gezin aan en help de kinderen met alles wat met school te maken heeft.’
Mensen die bereikbaar zijn en een vertrouwensband hebben met cliënten staan op dit moment soms erg onder druk.
Nu zijn scholen dicht en vallen de contacten weg. ‘Ik bel wekelijks iedereen op, met sommige gezinnen sta ik zo dagelijks in contact, met andere een of meerdere keren per week. Via die weg weet ik wat er moeilijk gaat’, vertelt ze.
Er zijn twee gezinnen waar Ann Milis geen contact meer mee heeft. Een daarvan is een gezin waar sprake is van huiselijk geweld. ‘Ik ben van plan om naar daar te gaan, aan te bellen en te kijken wat er aan de hand is, want ik maak me ernstige zorgen.’
De aanpassingen binnen organisaties zorgen niet alleen voor onwetendheid bij hulpverleners, er komt soms ook extra druk op hun schouders te liggen. Mensen die bereikbaar zijn en een vertrouwensband hebben met cliënten staan op dit moment soms erg onder druk. ‘Ik hoorde van een jongerenwerkster die ’s nachts telefoons krijgt van jongeren die in de problemen zitten of zelfmoordgedachten hebben’, vertelt David de Vaal.
Hoewel armoedeorganisaties zich razendsnel aanpassen, blijven sommige problemen moeilijk te overbruggen. Vooral de nieuwe groep mensen in armoede bereiken, blijft een uitdaging. Daarnaast is het natuurlijk belangrijk om de signalen en noden te blijven opsporen en communiceren naar de stad. Het Antwerpse Platform (APSMO) geeft daarin het goede voorbeeld. Hierdoor kan er ook na de crisis gewerkt worden aan een krachtig en doeltreffend lokaal sociaal beleid.