Begin september werd de Islamitische Renaissance Partij van Tadzjikistan buiten de wet gesteld. De regering wou daarmee haar laatste officiële oppositie uitschakelen, maar de zet resulteerde in een weekend vol geweld, waarbij meer dan dertig doden vielen. Het vredesakkoord, dat eind jaren negentig een einde maakte aan de Tadzjiekse burgeroorlog, is officieel opgeblazen. Tadzjikistan zet zich schrap voor een nieuwe burgeroorlog.
© Elisabeth Callens
Het is bijna afgelopen met de Islamitische Renaissance Partij van Tadzjikistan (IRPT), de enige legale islamitische partij van Centraal-Azië en de enige serieuze oppositiepartij van Tadzjikistan. De partij ontving op 28 augustus een officieel schrijven van het ministerie van Justitie met de boodschap dat ze niet genoeg leden meer heeft en niet in voldoende districten vertegenwoordigd is om een officieel geregistreerde partij te zijn. De partij kreeg officieel tien dagen om al haar activiteiten te staken.
De IRPT zat al vijftien jaar onafgebroken in het parlement, maar haalde bij de laatste verkiezingen in maart 2015 de noodzakelijke kiesdrempel van vijf procent voor vertegenwoordiging in het parlement niet. Volgens de officiële cijfers haalde de IRPT maar 1,6 procent van de stemmen, maar het eigenlijke aantal stemmen zou volgens waarnemers veel hoger liggen. De IRPT had in de vorige regeerperiode twee zetels en verwachtte er met de laatste verkiezingen vijf in de wacht te slepen.
De IRPT-leider zegt dat de regering er gebruik van maakt dat alle ogen op IS gericht zijn om bijna onopgemerkt de laatste officiële oppositie uit te schakelen.
Zoals gewoonlijk concludeerden waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) dat de verkiezingen in Tadzjikistan oneerlijk verliepen. De tellingen zijn niet betrouwbaar, kiezers worden onder druk gezet en oppositiepartijen zijn het slachtoffer van lastercampagnes. De overheid voerde dit jaar voorafgaand aan de verkiezingen wel een heel zware lastercampagne tegen de IRPT.
Partijleden werden beschuldigd van verkrachting en er werden sekstapes en bezwarende brieven gelekt. De staatsmedia smeerden dit alles breed uit en gaven daarnaast enkel aandacht aan de verkiezingscampagne van president Emomali Rahmon.
Ook na de verkiezingen ging de lastercampagne tegen de IRPT door. Mollahs in verschillende moskeeën riepen eind maart in een vrijdagpreek die werd ingefluisterd door de overheid op om de IRPT af te schaffen.
Muhiddin Kabiri, de partijleider van de IRPT, zei in een interview met het Aziatische nieuwsmagazine the Diplomat dat de regering er handig gebruik van maakt dat alle ogen op IS gericht zijn om bijna onopgemerkt de laatste officiële oppositie uit te schakelen.
Verder vreest Kabiri dat het bannen van zijn partij de stabiliteit in het land zal ondermijnen, omdat meer jongeren zich met IS en andere extremistische bewegingen zullen identificeren nu hun legale spreekbuis verdwijnt.
Kabiri is niet de enige die er zo over denkt. Analisten wijzen er al jaren op dat in heel Centraal-Azië radicale groepen in de hand gewerkt worden doordat overheden hun tegenstanders saboteren en naar de ondergrond dwingen. De IRTP had nooit genoeg macht om echt invloed uit te oefenen in de regering, maar toch was ze belangrijk om met een schijn van democratie de onderhuidse spanningen in de nasleep van de burgeroorlog in bedwang te houden.
Vrijdag vier september vielen vermoedelijke leden van de IRPT een politiekantoor in Doesjanbe aan, waarbij negen politiemensen en dertien aanvallers om het leven kwemen, en grote aantallen wapens buitgemaakt werden. Zaterdag vijf september werd een groep rebellen door het leger uitgeschakeld. Opnieuw dertien doden. Tadzjilistan houdt de adem in en vreest terug te vallen in het geweld van de jaren negentig.
Vijf jaar burgeroorlog
Na de onafhankelijkheid van Tadzjikistan in 1991 kwam het in de hoofdstad Doesjanbe al snel tot anti-regeringsprotesten tegen het beleid van president Nabiev die volgens de oppositie niet eerlijk verkozen was. De regering riep de noodtoestand uit en maakte er gebruik van om elke vorm van tegenstand streng te onderdrukken, wat voor nog meer onvrede bij de opposanten zorgde.
De conflicten werden gewelddadiger en ontaardden in een burgeroorlog waarbij democraten, nationalisten en islamisten tegenover de regering en haar communistische aanhangers kwamen te staan. Elke strijdende partij was sterk verankerd in een bepaalde regio van het land, wat aan de conflicten niet enkel een ideologische maar ook een etnische dimensie gaf.
Nabiev zag zich gedwongen af te treden door de aanhoudende strijd en in november 1992 kwam de huidige president Rahmon aan de macht. Aanvankelijk vervolgde hij oppositieleiders in plaats van de oppositie erkenning te geven, waardoor de conflicten nog heviger oplaaiden.
In 1993, toen het meest gewelddadige deel van de Tadzjiekse burgeroorlog achter de rug was, bundelden de nationalisten, islamisten en democraten de krachten als de Verenigde Tadzjiekse Oppositie (VTO). Uiteindelijk kwamen er onder leiding van de VN vredesonderhandelingen tussen de VTO en de overheid.
President Rahmon is bij een groot deel van de bevolking nog steeds populair omdat hij beschouwd wordt als de man die de vrede hersteld heeft.
Rahmon en de VTO bereikten een vredesakkoord, waarin werd vastgelegd dat dertig procent van de overheidsfuncties naar de oppositie moesten gaan. Dankzij deze maatregel konden opposanten op een vreedzame manier macht uitoefenen en politieke invloed hebben in plaats van de wapens op te nemen om zich te laten gelden.
Vijf jaar, 600.000 ontheemden en 50.000 tot 100.000 doden later was de burgeroorlog afgelopen. President Rahmon is bij een groot deel van de bevolking nog steeds populair omdat hij beschouwd wordt als de man die de vrede hersteld heeft. Natuurlijk was dit evenzeer een verdienste van de groeperingen die zich verenigd hadden binnen de VTO. Ook de Islamitische Renaissance Partij was aanvankelijk een van deze bewegingen.
De dertig procent overheidsfuncties voor oppositiepartijen werd doorheen de jaren gradueel afgebouwd. Rahmon schakelt op allerlei manieren opposanten uit. Volgens Human Rights Watch worden ze aangeklaagd in oneerlijke processen, bedreigd, verbannen en gevangengezet.
Voedingsbodem voor nieuwe conflicten
Met het uitschakelen van de oppositie wordt het vredesakkoord dat een eind maakte aan de burgeroorlog geschonden. Zoals IRPT-leider Kabiri aanhaalde, kan dat een aanleiding vormen voor nieuwe conflicten in Tadzjikistan waar de vrede altijd al fragiel is geweest. Om de zoveel tijd laaien er conflicten op, vooral in de achtergestelde provincie Gorno-Badakhshan.
De regering staat voor grote uitdagingen om de stabiliteit in het land te bewaren. Het criminaliseren van de oppositie en van religieuze uitingen voedt de populariteit van radicalere bewegingen. Daarnaast zorgt het gebrek aan betrouwbare overheidsdiensten, corruptie, grote armoede en werkloosheid ervoor dat mensen ontevreden zijn met de regering en makkelijker aansluiting vinden bij oppositiebewegingen.
Drugshandel zou zelfs dertig procent uitmaken van het Tadzjiekse BBP.
Tadzjikistan deelt ook een 1300 kilometer lange grens met buurland Afghanistan en in het zuiden grenst het aan Pakistan. De grens met Afghanistan werd in het verleden bewaakt door Rusland, maar sinds 2005 staat Tadzjikistan zelf in voor de grensbewaking. De grenzen worden in de praktijk niet goed bewaakt, waardoor er in Tadzjikistan veel smokkel is van drugs, wapens en mensen. Dat alles wordt gefaciliteerd door wijdverbreide corruptie bij politie en overheidspersoneel. Drugshandel zou zelfs dertig procent uitmaken van het Tadzjiekse BBP.
Bovendien vreest de internationale gemeenschap dat met het terugtrekken van de NAVO-troepen uit Afghanistan een machtsvacuüm zal ontstaan, waardoor militanten van de Taliban en Al Qaeda de grens met Tadzjikistan zouden oversteken en het gebied misschien willen inpalmen.
Spanningen met de autonome provincie Gorno-Badakhshan
In het grensgebied met Afghanistan ligt de provincie Gorno-Badakhshan, waar het af en toe tot conflicten komt tussen overheidstroepen en lokale krijgsheren. Gorno-Badakhshan beslaat bijna vijfenveertig procent van het landoppervlak van Tadzjikistan, maar het ligt in het onherbergzame Pamirgebergte en huisvest maar drie procent van de bevolking.
Terwijl Tadzjikistan voor het grootste deel uit soennitische, etnische Tadzjieken bestaat, zijn de bewoners van het Pamirgebergte ismaïlitische sjiieten en spreken ze andere talen dan het Tadzjieks. Zij identificeren zichzelf meestal als Pamiri of Badakhshani in plaats van als Tadzjieken. De regio is altijd al een buitenbeentje geweest en werd ook in het USSR-tijdperk rechtstreeks door Rusland gesubsidieerd en niet vanuit Doesjanbe.
Na de onafhankelijkheid wist Gorno-Badakhshan een status van de facto autonome provincie te bewaren. De overheid heeft geen echte controle over de regio, waar lokale krijgsheren met elkaar concurreren voor populariteit bij de bevolking. Af en toe lanceert de regering een offensief in een poging controle over de regio te krijgen. Dat ontaardt soms in gewelddadige conflicten, waarvan het laatste in mei 2014 plaatsvond.
Het kwam toen in Khorog, de hoofdstad van Gorno-Badakhshan, tot een schietpartij bij wat volgens de politie een raid tegen drugsdealers was. Drie personen kwamen om en zeven mensen raakten gewond. De bevolking reageerde met grote protesten en betoogde dagenlang om een onderzoek naar de gebeurtenissen en het aftreden van de procureur, de politiechefs en de lokale gouverneur eisen. Het kwam nog meermaals tot conflicten tussen de politie en de betogers.
Een deel van de bevolking van Gorno-Badakshan vindt dat de autonomie van de provincie niet groot genoeg is. Zij willen dat de regering lokale mensen op overheidsposten in de regio zet in plaats van mensen van buitenaf aan te brengen. Verder willen ze ook meer media in hun moedertaal.
Het is voor mensen uit de Pamirregio erg moeilijk om buiten hun streek werk te vinden en deel te nemen aan het openbare leven. Mensenrechtenorganisaties rapporteren bedreigingen en geweld tegen Pamiri’s in Doesjanbe, hoewel dit soort incidenten de laatste jaren significant afnam.