De weg naar Europa is een kerkhof

Nieuws

De weg naar Europa is een kerkhof

De weg naar Europa is een kerkhof
De weg naar Europa is een kerkhof

Iets meer dan een jaar geleden publiceerde MO.be de gegevens van TheMigrantfiles.com, een consortium onderzoeks’- en datajournalisten dat zelf op zoek ging naar het aantal mensen die een overtocht van naar Europa met de dood bekochten. Geen enkele officiële organisatie had daar namelijk betrouwbare cijfers over. De conclusie was dat het aantal doden de helft hoger ligt dan voordien werd aangenomen. Bovendien bleek uit de gegevensanalyse dat versterkte controles enkel leiden tot verplaatsing van de migratieroutes naar de meest gevaarlijke alternatieven. Op die manier zorgt meer controle tot een hogere menselijke tol.

Het was weer even frontpaginanieuws, toen op 3 oktober vorig jaar (2013) 366 migranten verdronken voor de kust van Lampedusa. Een paar weken later stierven bijna 100 migranten toen hun overvolle vrachtwagen in panne viel in de woestijn tussen Niger en Algerije. Dat kreeg in de Vlaamse media al bijna geen aandacht meer. En toen op 6 februari 2014 15 Afrikaanse migranten verdronken bij hun poging om over zee de Spaanse enclave Ceuta binnen te geraken, gaf niemand nog thuis. Al werd dat weer helemaal anders toen begin maar meer dan 1500 mensen een bestorming op Ceuta inzetten -tevergeefs overigens.

Ondanks die relatieve desinteresse bij de media, is het geen geheim dat de voortdurende migratie vanuit het Zuiden naar Europa veel mensenlevens eist. Hoeveel? Dat weet niemand. In de jaren negentig begon de Nederlandse organisatie UNITED, die 560 organisaties uit 46 Europese landen bundelt, met het documenteren van wat zij ‘de dodelijke resultaten van het opbouwen van Fort Europa’ noemen. Zij schatten dat de voorbije twintig jaar meer dan 17.000 mensen hun leven verloren bij hun poging om Europa binnen te geraken.

Gabriele del Grande, een Italiaanse mensenrechtenactivist, begon in 2006 met zijn eigen gegevensbank Fortress Europe. Hij besluit dat sinds 1988 meer dan 19.000 mensen stierven tijdens hun migratietocht. Ook de Universiteit van Helsinki zette een gegevensbank op, Puls, met Europese steun.

Na de ramp bij Lampedusa lanceerde een consortium van onderzoeksjournalisten rond Journalism++ een nieuwe poging om de verspreide initiatieven samen te  brengen en te verrijken met bijkomend onderzoek, interviews, locaties, namen en andere gegevens van slachtoffers om zo goed mogelijk zicht te krijgen op de omvang van wat vaak als een humanitaire ramp aan de buitengrenzen van de EU omschreven wordt.

De gegevens werden allemaal verzameld in online databank. De datajournalisten stelden vast dat de dodentol van de migratie sinds 2000 zeker 50 procent hoger ligt dan voordien geschat. De Grande schatte het aantal doden sinds 2000 op meer dan 13.000 en United kwam voor die periode uit op meer dan 15.000. De nieuwe database telde echter meer dan 23.000 doden en vermisten.

De gegevens uit de databank op kaart weergegeven. Klik op de cirkels om het aantal omgekomen migranten op elke locatie weer te geven.

De dodelijke zee

In 2011 concludeerde de Franse site Owni al dat de migratiedoden vooral op zee vallen. Op basis van de gegevens van United concludeerde Owni dat van ongeveer 14.000 doden die de site registreerde, er zowat 11.000 op de Middellandse Zee vielen, waarvan 9.964 door verdrinking.

23.000 mensen stierven sinds 2000 bij hun poging om Europa te bereiken. Het overgrote deel van die slachtoffers viel op zee.

Op basis van het nieuwe gegevensonderzoek concludeert het consortium van onderzoeksjournalisten dat  er tussen 2000 en 2013 tussen 6000 en 7000 mannen, vrouwen en kinderen gestorven zijn in een poging Lampedusa te bereiken.

Daarnaast stierven er bijna 9000 in de Straat van Sicilië, meer dan 2000 nabij de Canarische Eilanden en ongeveer 1500 in de Straat van Gibraltar. En deze cijfers zijn zeker geen overdrijvingen, want schipbreuken en clandestiene transporten worden nu eenmaal liever aan het oog van de autoriteiten onttrokken dan aangegeven.

Een rapport voor de Franse Senaat in 2012 signaleert bovendien dat er ook veel doden vallen bij pogingen om het Franse overzeese departement Mayotte te bereiken, een eiland dat gelegen is tussen Madagaskar en Mozambique, dat niet eens deel uitmaakt van de Shengenzone. Het rapport schat het aantal doden daar sinds 1995 tussen 7000 en 10.000. Op basis van onze gegevens kunnen we slechts 757 slachtoffers documenteren.

Europa is blind voor wat gebeurt

Het onderzoek naar de slachtoffers van de migratie naar Europa toont ook aan dat geen enkele van de belangrijke internationale instellingen die met deze problematiek geconfronteerd worden –Frontex, de Europese Commissie noch de Internationale Maritieme Organisatie– een poging doet om er echt zicht op te krijgen.

Frontex –het EU agentschap voor de beveiliging van de buitengrenzen– publiceert regelmatig cijfers over illegale grensoverschrijding, clandestiene immigratie, onwettig verblijf, weigering van toelating op het grondgebied, uitzettingsbevelen en effectieve terugkeer, maar in hun rapporten lees je niets over schipbreuken, vermisten of doden. Frontex maakt wel geregeld melding van ‘slachtoffers van mensenhandel’, maar houdt zich blijkbaar nauwelijks bezig met de slachtoffers van migratie zelf.

In een Frontex verslag over de RABIT-operatie in Griekenland van januari 2011 lezen we dat er ‘sinds 2 juni 2010 meer dan 38.000 mensen zonder geldige inreisdocumenten gedetecteerd werden bij het oversteken van de landgrens tussen Turkije en Griekenland’ en dat ‘45 mensen hun leven verloren bij het oversteken van de Evros-rivier of op zee, in de buurt van Alexandropoulis’.

Eind februari 2012 publiceerde Frontex een verslag van de Joint Operation Hermes, die op vraag van Italië gelanceerd werd na de omwentelingen in de Arabische wereld. Frontex schrijft dat ‘meer dan 56.000 migranten op Italiaans grondgebied arriveerden sinds begin 2011, het merendeel op Lampedusa’, in een driehonderdtal boten vanuit Tunesië en zo’n honderd boten vanuit Libië.

Verder lezen we dat ‘boten die deelnemen aan de Hermes-operatie er het voorbije jaar in slaagden zo’n 20.000 migranten op zee te redden tijdens zoek- en reddingsoperaties’ en dat ‘volgens bronnen van de Verenigde Naties meer dan 1500 migranten het leven lieten in de centrale Middellandse Zee, wat neerkomt op het hoogste dodental van de voorbije jaren’. Met andere woorden: Frontex telt zelf de slachtoffers niet.

Gevraagd naar een reactie op die klaarblijkelijke blindheid, herinnerde een betrokken ambtenaar ons er off the record aan dat de opdracht van Frontex erin bestaat illegale immigratie te bestrijden. ‘Wij verzamelen statistieken over migranten. De mensen die de dood vonden, zijn geen migranten meer.’

Een uitgestrekt kerkhof

Het Europese Migratie Netwerk (EMN) van de Europese Commissie moet beleidsmakers voorzien van ‘actuele, betrouwbare en vergelijkbare informatie over migratie en asiel’. Het EMN publiceert jaarlijks tientallen rapporten, maar ook bij hen is het met een vergrootglas speuren naar cijfers over dodelijke slachtoffers.

In een rapport dat het Italiaanse contactpunt van het EMN in 2012 publiceerde,  schrijft de organisatie: ‘De Middellandse Zee die Italië omgeeft is altijd al een fundamenteel gegeven in grensoverschrijdende bewegingen geweest, maar op een moment dat zowel migratiestromen als beperkende maatregelen toenemen, wordt ze een soort uitgestrekt kerkhof.’

Cijfers of statistieken levert EMN echter ook niet. Allen in het EMN Italy rapport van 2006 lezen we dat ‘tot midden 2006 571 personen gebruik maakten van het aanbod voor hulp bij vrijwillige terugkeer. In 385 gevallen daarvan ging het echter om het terugsturen van de stoffelijke overschotten van migrantenwerkers die op Italiaans grondgebied overleden waren.’

De VN-organisatie voor veiliger en milieuvriendelijker zeevervoer (IMO) is minder blind voor het migrantenleed dan de Europese instellingen, al lijkt ze vaak even doof. In december 2000 riep haar Maritiem Veiligheidscomité alle regeringen op om ‘meteen alle onveilige praktijken in verband met het verhandelen of transporteren van illegale migranten over zee te rapporteren’.

In een document over ‘verstekelingen, illegale migranten en de behandeling van personen die op zee gered werden’ van mei 2013 stelt de IMO dat tussen 1 januari 1999 en 20 februari 2013 2157 “incidenten” gemeld werden, waarbij niet minder dan 103.958 illegale migranten betrokken waren. Verder zijn maar in twee andere rapporten (een uit 2006, een ander uit 2011) cijfers te vinden, maar die zijn van heel beperkte natuur.

De Europese Commissie is blind voor het aantal slachtoffers van de migratie en de VN blijken grotendeels doof voor hun noodkreten

In twee eerdere IMO-rapporten vonden we ook relevante cijfers, ook al zijn ze beperkt. De Spaanse maritieme reddingscentra (MRCC) melden in 2006 bijvoorbeeld dat ze tussen 1991 en 2005 27.165 migranten gered hebben, terwijl ze 335 doden en 362 vermisten telden. Op zijn website pleit de IMO uitdrukkelijk voor maximale internationale samenwerking om migranten te redden, zeker nu ze in toenemende mate gevaarlijke migratieroutes over zee kiezen.

Verschuivende routes

Amparo Gonzalez, onderzoeker voor de Spaanse Nationale Onderzoeksraad, noemt de migratieroutes naar Europa communicerende vaten: ‘Als je een kanaal afsluit, verhoogt elders de druk.’  De beweging aan de Turks-Griekse grens illustreert zijn stelling duidelijk. Volgens Frontex kwam de voorbije drie jaar een derde van alle migranten over deze grens Europa binnen. Als reactie werd de Operatie Poseidon gelanceerd, die zich concentreerde op de landroute, omdat die veruit het meest gebruikt werd.

Onderdeel van die operatie was het bouwen van een 12 kilometer lang hek in de buurt van de stad Oresteia. Op twee jaar viel het aantal migranten zonder papieren terug van 55.000 tot 32.000. Wat Frontex niet meldt, is dat in die periode het lijfsgevaar enorm toenam. In 2010 stierf 1 migrant op 200 pogingen, in 2012 was dat volgens ons onderzoek 1 dode op 30 pogingen. Frontex geeft wel aan dat als gevolg van de operatie de route verschoof van land naar zee, en van de Turks-Griekse grens naar de Turks-Bulgaarse grens.

Het aantal detecties op zee liep volgens Frontex in 2013 op tot 11.800, evenveel als de voorbije drie jaren opgeteld. De ‘Oost-Mediterrane Route’, zoals Frontex de route over zee van Turkije naar de Griekse kusten noemt, is een van de gevaarlijkste routes voor migranten. Volgens ons onderzoek overleven 4 op 100 migranten deze tocht niet.

Ook de Centraal-Mediterane route naar Sicilië boomt. Tijdens de twee eerste maanden van dit jaar vertrokken 4776 mensen uit Libië naar Sicilië, terwijl dat er in dezelfde periode vorig jaar maar 449 waren.

Investeren in afsluit-technologie

Europa investeert steeds meer middelen in zijn grensbewaking. Het EBF (External Border Fund) had voor de periode 2007-2013 een budget van 1,8 miljard euro dat grotendeels gebruikt werd voor de modernisering van surveillance systemen en het ontwikkelen van IT-systemen voor de grenscontroles.  Frontex zag zijn budget stijgen van 6,2 miljoen euro in 2004 tot 85 miljoen in 2013.

Als reactie op het drama van Lampedusa in 2013 krijgt Frontex sinds december 2013 steun van een nieuwe instelling, het European external border surveillance system (Eurosur), met een geschat budget van 244 miljoen euro voor de periode 2014-2020. Volgens Europees Commissaris Cecilia Malmström wordt Eurosur ‘een nieuw instrument om de lidstaten te helpen bij het detecteren, identificeren en redden van bootjes op zee, dankzij een betere coördinatie tussen nationale autoriteiten, aangepaste communicatiekanalen en verbeterde surveillance-technologie’.

Miljarden worden geïnvesteerd in bewakingstechnologie, met als resultaat dat migranten de gevaarlijkste routes opzoeken

Eurosur staat in feite al sinds 2008 in de steigers en werd intussen al uitgetest in Spanje, Frankrijk, Italië, Finland, Polen en Slovakije. Toch reageren mensen binnen de organisatie verrast op de aankondiging dat Eurosur mee moet helpen levens redden: ‘Het doel is alles wat rond de Europese grenzen gebeurt te monitoren en de informatie over schepen of migranten die onderschept werden te delen met anderen. Maar de boten van Eurosur hebben geen geolocalisatiesystemen en hun sateliet- en gps-systemen zijn niet aangepast. Voor reddingsoperaties zijn ze gewoon niet uitgerust.’

Een zee van zand

De routes over zee zijn de gevaarlijkste voor vluchtelingen en migranten, maar voor velen ligt de dood ook al op de loer voordat ze aan de zuidelijke oevers van de Middellandse Zee arriveren. De Aziaten –en in toenemende mate ook Afrikanen- die de sprong vanuit Turkije willen wagen, passeren vaak langs Iran en de bergachtige Koerdische gebieden in Turkije, waar het vooral in de winter bitter koud is voor mensen die hun tocht onbeschermd in laadbakken of op onderstellen maken. Voor de Afrikaanse migranten die Libië, Tunesië, Marokko of Algerije als uitvalsbasis kiezen, dreigt dan weer de hitte van de woestijn.

Dat gevaar nam sterk toe naarmate de EU akkoorden onderhandelde of afsloot met de oeverlanden, waardoor de veiligere routes gesloten werden en het transport naar meer afgelegen en onherbergzame trajecten gedwongen werd. Europa heeft daar trouwens geld voor over, dat bleek uit de overeenkomsten die Italië met Libië sloot om detentiekampen te bouwen en migranten te deporteren, en daar zeker 46 miljoen euro voor betaalde aan Khaddafi.

Daarbij wordt geen rekening gehouden met de vaststelling dat bijlange niet alle sub-Saharaanse Afrikanen die naar de Middellandse Zee komen dat doen om over te steken. Uit onderzoek blijkt dat maar een op vijf Afrikanen in Libië naar Europa kwam. Ook in Turkije blijkt een derde van de arriverende migranten van plan daar te blijven.

Het gevaar zit ook niet alleen in de tocht naar Europa, maar misschien nog meer in de deportatie, terug richting Afrika. Toen Khaddafi in de jaren 2000 samen begon te werken met Europa, deporteerde hij tussen 5000 en 15.000 migranten per maand. Ook vandaag vertellen getuigen en rapporten over veelvuldig geweld tegen en misbruik van migranten. Een rapport van de mensenrechtenorganisatie FIDH uit 2012 documenteert hoe de migranten na de val van Khaddafi helemaal overgeleverd werden aan allerlei gewapende groepen.

Als ze afgevoerd worden naar de zuidgrens van Libië, is dat in overvolle vrachtwagens, bij temperaturen die oplopen tot 50°C. Ze worden vaak afgezet op plaatsen aan de grens waar het zeker 80 km lopen is naar de dichtstbijzijnde grenspost in Tsjaad of Niger.

Tussen 1500 en 10.000 mensen verloren hun leven sinds 2005 in de woestijn rond de Libisch-Nigerees-Tsjadische grens

Een rapport van het Europees Parlement uit 2005 heeft het over 105 doden in de woestijn in een periode waarin 14.000 migranten gedeporteerd werden. Dat was op basis van officiële Libische gegevens.

Volgens ons data-onderzoek ligt de mortaliteitsratio van dit traject, noord- of zuidwaarts, tussen 1 en 5 per duizend tochten. Als je dat combineert met betrouwbare schattingen van 1,5 tot 2 miljoen “tochten” sinds 2000, dan zouden tussen 1500 en 10.000 mensen in die periode het leven verloren hebben in de woestijn rond de Libisch-Nigerees-Tsjadische grens.

Ook Mauretanië en Marokko passen een vergelijkbaar repressief beleid toe. Ons onderzoek documenteert incidenten waarbij de Marokkaanse politie migranten beschiet om hen te beletten aan boord te gaan van een bootje en van gevallen waarin migranten afgevoerd worden naar de woestijn en daar achtergelaten worden zonder middelen of kansen om te overleven.

Voor de database en uitgebreide, bijkomende informatie: www.themigrantsfiles.com

Dit project kwam tot stand met de financiële steun van JournalismFund.eu. Beelden werden ter beschikking gesteld door de VN-Vluchtelingenorganisatie UNCHR.

Nederlandse vertaling en bewerking: Gie Goris, MO.be. Journalisten die stukken schreven waaruit voor dit artikel geput werd: Jean-Marc Manach, Daniele Grasso, Peter Grensund en Nicolas Kayser-Brill

Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd op 31 maart 2014