Emancipatie vrouwen stagneert in ontwikkelingslanden
Thalif Deen
01 mei 2003
De ontwikkelingslanden liggen nog altijd ver
achterop ten opzichte van de geïndustrialiseerde landen inzake gelijke
kansen voor mannen en vrouwen. Bovendien stagneert de emancipatie van vrouwen, zo blijkt uit een rapport van de Verenigde Naties, dat de “vervrouwelijking van
de armoede” aanwijst als voornaamste oorzaak van het status quo.
Van de 133 landen die in de studie “Vooruitgang van de Vrouwen van de Wereld
in 2002” bestudeerd werden, boekten maar drie landen – Argentinië, Costa Rica en
Zuid-Afrika – een merkbare vooruitgang inzake emancipatie. Een vorige
uitgave van het rapport, gepubliceerd door het vrouwenontwikkelingsfonds van
de Verenigde Naties (Unifem), had betrekking op cijfers van het jaar 2000.
“Armoede is de belangrijkste rem op de ontwikkeling van vrouwen”, zegt
Noeleen Heyzer de directeur van het Unifem. “Armoede verspert de toegang van
vrouwen tot onderwijs en tot economische en politieke participatie. Maar ook
de globaliserende economie, het analfabetisme en de gebrekkige steun van de
internationale gemeenschap zijn bepalende factoren.”
Heyzer ziet een evolutie: “De armoede vervrouwelijkt. Onder druk van de
internationale markt zijn regeringen gedwongen te besparen op basissectoren
als onderwijs, gezondheidszorg en transport. Die lasten komen opnieuw bij de
vrouwen terecht, die als onbetaalde huisvrouwen hun gezin moeten recht
houden.”
Een van de millenniumdoelstellingen, die door politieke leiders zijn
overeengekomen op een speciale sessie van de VN in september 2000, bestaat
in de “uitschakeling van de kansenongelijkheid tussen mannen en vrouwen in
het onderwijs tegen 2015”. “Het is duidelijk dat de arme landen hier nog een
lange weg te gaan hebben”, zegt Heyzer, “maar om die doelstelling te
realiseren moeten net zo goed de industrielanden zich aangesproken voelen.”
Volgens het VN-rapport blijkt dat de zeven Europese landen die in 2000 het
meest vooruitgang boekten inzake kansengelijkheid, opnieuw de koplopers
zijn: het gaat om Zweden, Denemarken, Finland, Noorwegen, IJsland, Nederland
en Duitsland. De vooruitgang is er vooral het gevolg van de politieke wil
van hun regeringen en van de hoge graad van geletterdheid en economische
welvaart.
Aan de kop van de ontwikkelingslanden krijgt Zuid-Afrika het gezelschap van
Argentinië en Costa Rica, vooral door het groter aantal vrouwen die in de
parlementen van die landen zijn gaan zetelen. In de VS (12 %) en Frankrijk
(11,8 %) zitten procentueel minder vrouwen op de parlementsbanken dan in 38
ontwikkelingslanden. Onder meer Rwanda (25,7 %) en Nicaragua (20,7 %) scoren
hoog.
“Maar vergis je niet in die cijfers”, waarschuwt Heyzer. “Emancipatie vergt
meer dan een grotere aanwezigheid in het parlement. Ze vraagt ook een
diepgaande sociale en maatschappijke verandering, die zich niet met één
verkiezing kan voltrekken.” Zo blijkt uit het rapport dat 140 miljoen jonge
mensen in de wereld ongeletterd zijn, en dat meer dan de helft van hen – 86
miljoen mensen – vrouwen zijn.
Een van de belangrijkste prioriteiten om de ongelijkheid weg te werken is
volgens Heyzer de erkenning van het werk van vrouwen. “Velen werken met hun
man mee in de landbouw of in het huishouden. Dat werk wordt over het hoofd
gezien in de arbeidsstatistieken. Er wordt dan ook geen specifiek beleid
rond gevoerd.”
Heyzer ziet tot slot ook een lichtpunt: “Het aantal meisjes dat middelbaar
onderwijs geniet stijgt in zo goed als alle ontwikkelingslanden. Dat stemt
hoopvol voor de emancipatie van de volgende generaties.”
+UNIFEM (http://www.unifem.org)
+World Bank
((http://www.worldbank.org/gender/index.htm)