Europese migratiepolitiek ontlokt protest in Marokko
Ann De Ron
03 maart 2005
Een coalitie van Marokkaanse en buitenlandse organisaties plant vanavond (donderdag) een protestbijeenkomst voor de delegatie van de Europese Commissie in Marokko. Ze verwijten de EU medeverantwoordelijkheid aan de recente dood van 37 Marokkanen die heimelijk de Spaanse kust probeerden te bereiken.
De 37 Marokkanen hadden een lange route over zee gekozen vanuit de stad Al Hoceima om het radarsysteem in de straat van Gibraltar te vermijden dat de EU financierde. Ze stierven vorige week, een deel door verdrinking, anderen door dorst. Op 27 februari pikte de Algerijnse Marine 28 overlevenden op uit hun bootje op de Middellandse Zee.
De Marokkaanse Association des familles victimes de l’immigration clandestine (Afvic), de Vereniging van Marokkaanse Werknemers in Frankrijk ATMF, de Marokkaanse mensenrechtengroep ASDHOM en 14 andere organisaties uit Marokko en daarbuiten stellen de Europese Unie medeverantwoordelijk voor de dood van de 37 Marokkanen en die van honderden anderen. De Europese Commissie keurde in augustus 2003 een grenscontroleprogramma goed ter waarde van 40 miljoen euro. Al dat geld gaat naar grensbewaking, zegt Hicham Rachidi van Afvic. Je moet migratie niet aan de grenzen bestrijden, maar in de regio’s waar de mensen vandaan komen.
Het protest voor de delegatie van de Europese Commissie in Marokko richt zich ook tegen de omsingeling door de Marokkaanse overheid van meer dan duizend Afrikaanse migranten in een bos vlakbij de stad Tétouan sinds 7 februari. In een gezamenlijke persverklaring spreken de organisaties zich uit tegen de druk die de EU uitoefent op de regeringen van het Zuiden om Europa’s politieman te spelen.
Afvic schat dat sinds 1993 4.500 mensen omkwamen bij pogingen over zee Europa te bereiken. Volgens de organisatie komt een groot deel van de Marokkaanse slachtoffers uit de regio tussen de Marokkaanse steden Settat, Khouribga en Beni-Mellal, in het centraal-oosten van Marokko. Ook de recente slachtoffers kwamen hier vandaan. In Marokko noemt men de regio ‘de driehoek van de dood’.
In oktober 2004 verdronken voor de Tunesische kust meer dan 60 mensen, bijna allemaal van eenzelfde dorp in deze streek. Een van de slachtoffers was Saïd Charkaoui. Hij was 24 en bezat een universitair diploma in de wiskunde. Hij had 4.500 euro betaald voor wat hij dacht dat een veilige overtocht zou zijn van Tunesië naar Europa. Saïd nam deel aan een hele reeks selectieprocedures, probeerde een baan te krijgen als politieagent, probeerde een plaats te krijgen aan een universiteit om te doctoreren, zegt zijn broer Hicham. Alle deuren waren gesloten. Zoals voor iedereen hier.
Het is ongewoon dat iemand met een universitair diploma zijn leven riskeert op een illegale overtocht naar Europa. Toch zijn er zelfs in mijn eigen familie zulke voorbeelden, zegt Mohammed Nadif, hoogleraar aan de Université Mohammed V in Rabat en lid van de Marokkaanse Vereniging voor Onderzoek naar Migratie. Iedereen hier kent de risico’s, zegt de 26-jarige Hamid uit Khouribga, met een diploma in natuurkunde en chemie, een diploma in management en zonder baan. Maar hier zijn er geen mogelijkheden, hoeveel diploma’s je ook hebt.
Volgens Nadif werd de regio op amper vijftien jaar tijd een van de streken met de hoogste migratiegraad in het land. Toch is de regio rond Khouribga de belangrijkste fosfaatleverancier van Marokko. Marokko is de grootste wereldexporteur van fosfaat, dat samen met het geld dat migranten opsturen en het toerisme een belangrijke bron is van buitenlandse deviezen. Het Office Chérifien des Phosphates (OCP), het staatsbedrijf dat de mijnen uitbaat, gaat prat op diverse regionale ontwikkelingsprogramma’s. Maar de plaatselijke bevolking zegt daar niets aan te hebben. Daarbij pochen sommige migranten op vakantie met wat ze hebben bereikt en schilderen Europa af als een eldorado, zegt Nadif.
Ik weet dat Europa geen paradijs is, zegt Farid, een 25-jarige met een onder meer diploma in Franse literatuur. Maar ik weet ook dat een Europeaan met mijn diploma’s een job kan vinden.
Afvic bezoekt sinds 2001 plaatselijke scholen met een theatergroep die de kinderen tussen 13 en 18 jaar oud shockerende foto’s toont van mensen die verdronken tijdens een poging Europa te bereiken. Maar ze vonden dat ze de jongeren ook een alternatief moesten bieden. Dus startten ze een driemaandelijkse cursus om te leren hoe je een eigen bedrijfje opzet. Farid was een van de 30 deelnemers, en hoopt nu een internetcafé te kunnen starten.
Het pilootproject eindigde eind januari. Geld om het te herhalen werd niet gevonden. (ADR/PD)
(Dit artikel kwam tot stand met steun van de Koning Boudewijnstichting.)