Geen licht aan het eind van de tunnel

Nieuws

Geen licht aan het eind van de tunnel

Humberto Márquez

13 april 2003

Venezuela gaat alweer een jaar van economische
problemen tegemoet. In 2002 was het land al het enige lid van de
Andesgemeenschap dat een negatieve groei liet optekenen.

De Venezolaanse Centrale Bank maakte onlangs bekend dat de nationale
economie vorig jaar met 8,9 procent is gekrompen. Bolivia kende een groei
van 2,6 procent, Colombia van 1,6 procent, Ecuador 3,3 en Peru 5,2 procent.
Het succes in vier van de vijf Andeslanden staat in schril contrast met de
economische achteruitgang van de meeste landen van Mercosur, het grootste
handelsblok in Zuid-Amerika. Het debacle van de Argentijnse economie, die in
2002 met 12 procent is ingekrompen, heeft sterke gevolgen gehad voor de
overige Mercosurlanden en vooral Uruguay, wiens economie een duik van tien
procent maakte. De Paraguyaanse economie kromp met 2,2 procent, die van
Brazilië groeide bescheiden met 1,5 procent. Chili, dat net als Bolivia
geassocieerd lid is van Mercosur, kende een groei van twee procent.

Ook op het vlak van inflatie en ruilvoeten deed de Andesgemeenschap het
vorig jaar beter dan Mercosur, met opnieuw Venezuela als enige uitzondering.
De munten van de Mercosurlanden kenden in 2002 een waardedaling van 50 tot
235 procent. In Argentinië steeg de inflatie tot 41 procent. In de
Andeslanden verloor de Colombiaanse peso 22 procent in waarde en kende
Ecuador een inflatie van 9,4 procent. In Venezuela met zijn 23 miljoen
inwoners devalueerde de bolivar met 76 procent. Het land kende in 2002 ook
een inflatie van 31,2 procent, de consumptie daalde met 5,9 procent en de
internationale reserves liepen terug van 11,4 miljard euro tot 9,9 miljard
euro. Bovendien werd de sterk van olie afhankelijke Venezolaanse economie in
2002 ook nog verlamd door een twee maanden durende algemene staking,
georganiseerd door een ruime coalitie van de oppositie bestaande uit
zakengroepen, vakbonden, oppositiepartijen en leiders van oliemaatschappijen
in een poging om de populistische president Hugo Chávez tot aftreden te
dwingen. De werkonderbreking kostte het land 7 miljard euro - bijna zeven
procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) - aan verliezen, waarvan 5,7
miljard euro voor de productieve sector.

Hoewel niemand in Venezuela de situatie echt rooskleurig inschat, lopen de
meningen uiteen over de ernst van de situatie voor het komende jaar.
Minister van Financiën Nóbrega meent dat Venezuela dit jaar een nulgroei zal
kennen, minister van Planning Felipe Pérez is nog pessimistischer en
voorspelt een inkrimping met 2,7 tot 3,0 procent. Volgens Albis Muñoz,
voorzitter van Fedecamaras, de belangrijkste vereniging van zakenlui, kan
het BBP met zelfs dertig procent zakken. Transnationale banken die in
Latijns-Amerika investeren, zoals Crédit Suisse, J.P. Morgan en BNP Paribas,
voorspellen voor dit jaar een daling van het BBP met twaalf tot vijftien
procent. Een studie in opdracht van de Andesgemeenschap heeft uitgerekend
dat Bolivia, Colombia, Ecuador en Peru een gematigde groei zullen vertonen
en dat de Venezolaanse economie een negatieve groei van 7,5 procent zal
kennen.

Dit is geen ramp die ons bedreigt. We zitten gewoon al midden in de
catastrofe, zegt econoom Miguel Rodríguez, die minister van Planning was
tijdens de tweede ambtstermijn van president Carlos Andrés Pérez van 1989
tot 1993. Albis Muñoz van Fedecamaras ziet het somber in: Als de inkrimping
aanhoudt, zal dertig procent van de bedrijven zijn deuren moeten sluiten en
zullen honderdduizenden banen verloren gaan, omdat de hoge rentevoeten van
meer dan veertig procent, de inflatie van naar schatting zeventig procent en
de deviezencontrole ondraaglijk zullen worden. Sinds 21 januari heeft de
regering een deviezencontrole ingevoerd, waarmee ze de handel in harde
valuta opschortte. In combinatie met het gedeeltelijk stilvallen van
activiteiten in de privé-sector tijdens de algemene staking, heeft dat
geleid tot een uitputting van de voorraden van inputs en afgewerkte
producten.

De situatie is ernstig aangezien de helft van het voedsel dat in Venezuela
nodig heeft, moet worden ingevoerd. Woordvoerders van de landbouwindustrie
zeggen dat zij nog maar voor 45 dagen voorraden aan grondstoffen en verpakte
goederen hebben. De vereniging van banken vraagt intussen dat de importeurs
onmiddellijk toegang zouden krijgen tot dollars. In de eerste elf maanden
van 2002 spendeerde Venezuela bijna 1,1 miljard euro per maand aan aankopen
en transacties in het buitenland. Maar het orgaan dat is opgericht om de
harde valuta te beheren terwijl de valutacontrole van kracht is, heeft al
aangekondigd dat er dit jaar maar half zoveel middelen beschikbaar zullen
zijn en dat voedsel en geneesmiddelen voorrang krijgen.

Dit is nog maar het topje van de ijsberg. Het gaat om een structurele
crisis van het economische model dat Venezuela jarenlang heeft gevolgd,
stelt minister van Arbeid María Christina Iglesias. Het probleem is dat de
importeurs gewoon willen verder werken volgens het economisch model dat een
halve eeuw is toegepast en waardoor 78 procent van de bevolking in armoede
leeft. Volgens haar heeft de regering van Hugo Chávez geprobeerd het model
geleidelijk aan te veranderen, maar de politieke crisis met de onderliggende
economische factoren heeft geleid tot een conflict tussen het importerende
Venezuela en het producerende Venezuela. Iglesias meent evenwel dat de
huidige moeilijke toestand ook kansen biedt: zo zou eindelijk een sprong
voorwaarts mogelijk zijn naar een ontwikkelingsmodel dat de klemtoon legt op
het scheppen van een interne markt.