Het pragmatisme van minister Charles Michel

Nieuws

Het pragmatisme van minister Charles Michel

John Vandaele en Gie Goris

27 februari 2008

Volgens minister van Ontwikkelingssamenwerking Charles Michel (MR) moeten ngo’s hun werking beter afstemmen op het regeringsbeleid. En de overheid zelf, die kan maar best doen wat ze heeft beloofd. Daarmee verwijst Michel naar de ambitie om binnen twee jaar 0,7 procent van het bnp aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Michel lijkt te beseffen dat dat onhaalbaar is maar wil het nog niet met zo veel woorden zeggen.

Dat Charles Michel nu minister van Ontwikkelingssamenwerking is, is niet het gevolg van een grote voorkeur voor die portefeuille maar van een beslissing van zijn partij, de Mouvement Reformateur, om in bevoegdheden zoveel mogelijk continuïteit na te streven. Michel: ‘Vermits het slechts om een overgangsregering van drie maanden gaat, was het zaak de inwerkingsperiode zoveel mogelijk te beperken. Dat kon door portefeuilles aan te houden die de partij al bezat.’ Dat betekent niet dat Michel ervan uitgaat dat hij maar drie maand op zijn stoel zal zitten. ‘Ik weet het gewoon niet. Mijn plicht is om nu hard te werken, net zoals ik zou doen als ik hier voor vier jaar zat.’
Dat werk bestaat ten eerste uit kortetermijnopdrachten die hij binnen die drie maand wil aanpakken en die voor een stuk het gevolg zijn van de lange regeringscrisis. Het gaat bijvoorbeeld om de politieke goedkeuring van de meerjarenplannen van ngo’s en de om goedkeuring van vier samenwerkingsprogramma’s met partnerlanden, waarmee de minister meteen een deel van de opgelopen achterstand door de verkiezingen-annex-crisis wil goedmaken. Tenslotte moet uiteraard de begroting 2008 zo snel mogelijk worden goedgekeu

Assisen van ontwikkelingssamenwerking

Daarnaast wil Michel een aantal reflecties op iets langere termijn opstarten, die niet tegen 23 maart af kunnen zijn. ‘Ik wil een politiek debat over de modernisering van de ontwikkelingssamenwerking opstarten. Sinds de wet van 1999 over de internationale samenwerking is er heel wat gebeurd. Er is de Verklaring van Parijs die donoren dwingt tot meer harmonisering en efficiëntie in de hulp. Er is het groeiende besef dat we ons nog meer moeten concentreren op minder landen en sectoren. Er zijn de nieuwe donoren zoals China. En er is de link tussen milieu en ontwikkelingssamenwerking.
Daarover organiseren we alvast een internationale conferentie op 7 maart. De Wereldbank signaleert bijvoorbeeld dat een kwart van de huidige ontwikkelingsprojeten in gevaar kunnen komen door de klimaatverandering. Al die zaken wil ik eind april, begin mei bespreken in een soort assisen van de ontwikkelingssamenwerking met alle actoren: ngo’s, parlementsledenen die deze materie volgen, ambtenaren, universiteiten, vakbonden, onze vertegenwoordigers in het buitenland…’

Eigen accenten

Een van de thema’s die Michel van bij zijn aantreden sterk heeft benadrukt, is de noodzaak voor België om met één stem te spreken, om aan één zeel te trekken. Coherentie heet zoiets in het ontwikkelingsjargon. Michel wil dat realiseren door zoveel mogelijk overleg met de ministers die gaan over het internationale beleid van België, zoals de ministers van Buitenlandse Zaken, Financiën of Defensie om, zo tot een consensus te komen. Brengt hij dan nog wel een eigen accent in?
‘Ik erken dat ontwikkelingssamenwerking een andere logica heeft dan buitenlandse zaken. Dat leidt soms tot tegenstellingen maar heel dikwijls ook niet. Laat ons dit concreet bekijken. In Noord-Kivoe heb ik hetzelfde verhaal als de minister van Buitenlandse Zaken: we zien een oplossing voor de oorlog door dialoog. Je kan nu eenmaal niet aan ontwikkelingssamenwerking doen als er geen vrede en veiligheid is.’
Daarom vindt Michel het ook volkomen normaal dat hij op zijn eerste reis naar Centraal-Afrika heel vaak het standpunt van de Belgische regering vertolkte, veeleer dan zijn persoonlijke positie als minister van Ontwikkelingssamenwerking. ‘De mensen vroegen daar ook naar, na zes maanden regeringscrisis. Ik kon dan ook echt in naam van de hele Belgische regering zeggen en telkens herhalen dat Noord-Kivoe behoefte had aan een politieke oplossing in plaats van een militaire.’
Charles vindt de relatie tussen ontwikkeling en veiligheid een prioritaire bezorgdheid. Betekent dat ook dat een militair optreden gefinancierd kan worden vanuit het budget van Ontwikkelingssamenwerking? ‘Ik ken die discussie maar eigenlijk moeten we ons gewoon houden aan de internationale definitie van wat als ontwikkelingssamenwerking wordt aanvaard. Ik wil daarin pragmatisch blijven.’ 
Charles Michel erkent lachend dat sommige beslissingen van zijn vader nu knagen aan zijn invloed: de middelen voor conflictpreventie vallen onder Buitenlandse Zaken omdat Louis Michel zo wat middelen wou onttrekken aan toenmalig staatssecretaris Boutmans van Groen! Papa Michel legde ook samen met Didier Reynders vast dat de minister van Financiën de enige verantwoordelijke is voor de Belgische posities in de Wereldbank, nochtans ’s werelds belangrijkste ontwikkelingsinstituut. Alweer kwestie van de groene staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking buiten te houden.
Michel: ‘Ik weet het, maar dat zal me niet beletten om, samen met Reynders, België te vertegenwoordigen op de lentevergadering van de Bank. Omdat de minister van Financiën een partijgenoot is, loopt dat vlot.’

Witte olifanten

Ook het wetsvoorstel van zijn partijgenoot François-Xavier de Donnéa om de Belgische ontwikkelingssamenwerking open te breken, zodat België zich opnieuw op de grote infrastructuurwerken (zoals dammen of autosnelwegen) kan toeleggen, roept de vraag op welk soort coherentie de minister wil. Moet de Belgische ontwikkelingssamenwerking rekening houden met de noden en verlangens van onze bedrijven of moet, juist omgekeerd, ons handelsbeleid afgestemd worden op onze ontwikkelingsobjectieven?
De bepaling in de huidige wet dat er enkel in basisinfrastructuur (zoals ziekenhuizen of dorpswegen) en niet in grote infrastructuurwerken geïnvesteerd mag worden, kwam er immers na de ontdekking van een aantal “witte oliffanten” in de jaren negentig: Belgische bedrijven hadden goed verdiend aan de uitbouw van grote projecten die terplekke echter niet bleken te functioneren.
Michel: ‘Ik heb me gestoord aan diegenen die het wetsvoorstel van de Donnéa meteen gelijkstellen met de terugkeer van affairisme en corruptie. Dat soort a priori’s is niet ernstig. Anderzijds heb ik ook niet meteen gezegd dat de wet in die zin moet worden aangepast. Ik denk dat we beter eerst kijken wat er al of niet precies mogelijk is met de huidige formulering van “basisinfrastructuren”. Valt het herstellen van een vlieghaven of een haven daaronder? Ik denk dat het goed is om dat te doen in het kader van een globale herziening van die wet op de internationale samenwerking.’ Daarnaar gevraagd, zegt de minister dat het Belgische bedrijfsleven in elk geval nog niet bij hem persoonlijk in die zin heeft gelobbyd.

De ‘n’ van ‘ngo’ onder druk

Eveneens onder coherentie valt de vraag of en in hoeverre de niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties (ngo’s) hun activiteiten moeten afstemmen op het officiële beleid. Moeten ze ook zoveel mogelijk actief zijn in de 18 concentratielanden? Moeten ze zich sectorieel beperken? Michel is daar principieel voor gewonnen, maar voelt dat de ngo’s daartoe niet geneigd zijn. Daarom wil hij eerst vooruitgang proberen te boeken door middel van overleg met de sector. ‘Als dat niet lukt, wordt het een politiek probleem voor een regering die de opdracht heeft om keuzes te maken.’
Michel erkent dat het probleem is dat de begunstigden van de ontwikkelingssamenwerking zich op 10.000 km van hier bevinden en politiek amper wegen. ‘Daarom is het zo belangrijk dat de bevolking beter geïnformeerd wordt over de situatie in de wereld zodat er een breder draagvlak ontstaat voor ontwikkelingssamenwerking. Mensen moeten beter beseffen dat het op de eerste plaats een kwestie is van fundamentele ethische keuzes en van menselijke waardigheid, maar ook van migratie, veiligheid en mondialisering. Hier zijn de minister en de ngo’s eigenlijk objectieve bondgenoten.’

De 0,7-ballon loopt leeg

België verklaart bij monde van zijn premier Guy Verhofstadt sinds 2003 dat het tegen 2010 zo’n 0,7 procent van zijn inkomen aan ontwikkelingssamenwerking zal besteden. We zien echter dat daar bitter weinig van is terechtgekomen. In 2007 eindigde ons land op 0,43 procent, of zo’n 1,4 miljard euro. 0,7 procent tegen 2010 zou betekenen dat ons land dan 2,5 miljard euro per jaar besteedt aan ontwikkelingssamenwerking. Acht de minister het realistisch dat België erin slaagt zijn hulp bijna te verdubbelen op drie jaar tijd?
Charles Michel lacht veelbetekend. ‘In de regeringsverklaring van Verhofstadt is die ambitie nog eens bevestigd en ik zal dus vechten voor een goede begroting 2008. Maar het  wordt moeilijk, dat geef ik toe. In het kader van deze tijdelijke regering kan ik daar niets meer over zeggen. Als we na Pasen een definitieve regering worden, zou ik daarover zeker een politieke boodschap willen geven. Het valt buiten het mandaat van deze regering om een mening te geven over bijvoorbeeld een nieuw groeipad voor het budget Ontwikkelingssamenwerking.’
On the record wil Charles Michel niet reageren op de vraag of dat misschien betekent dat de doelstelling voor het behalen van de 0,7 procent verschoven wordt naar 2012. Maar hoe geloofwaardig is het dat de Belgische regering over 3 jaar 1,1 miljard euro extra aan hulp zal besteden als ze eind november 2007 nog snel-snel 40 miljoen euro afkneep van het voorziene budget? Michel: ‘Het is een bijzondere situatie, met een regering van lopende zaken die voor een financieel tekort stond. Men heeft me wel verzekerd dat die 40 miljoen niet ten koste is gegaan van lopende projecten of programma’s.’
Overigens vreest Michel dat een moeizame onderhandeling van zes maanden om uiteindelijk een regering van drie maanden te vormen niet echt een voorbeeld van goed bestuur is –een conditie die we wel graag opleggen aan de landen die hulp van ons krijgen. Heel wat ontwikkelingsngo’s zullen dit jaar de rekening gepresenteerd krijgen van de laattijdige goedkeuring van de begroting, waardoorhun subsidies laattijdig worden betaald. Om hun personeel te betalen, zullen de ontwikkelingsngo’s grote sommen geld moeten lenen bij de banken. Michel: ‘Politici die beweren dat de crisis niets kost, vertellen niet de waarheid. Ik weet van de problemen van de ngo’s maar ik kan ze niet verhelpen.’

Aasgiervrij

Recentelijk dreigde de Belgische ontwikkelingshulp steeds meer in de greep te komen van zogenaamde aasgierfondsen. Deze fondsen kopen fel gedevalueerde schulden van ontwikkelingslanden op en proberen dan met zwaar juridisch geweld van het betrokken land de volle pot te eisen, onder andere door via de rechtbank beslag te laten leggen op ontwikkelingsgeld bestemd voor het betrokken land. Aasgierfonds Kensington, gevestigd in de Kaaimaneilanden, legde vorig jaar op die manier beslag op 11 miljoen euro Belgische hulp bestemd voor Congo-Brazzaville.
Eind 2007 werd daarom in de Kamer een wet gestemd die dergelijk beslag op Belgische hulp voortaan onmogelijk maakt. Charles Michel: ‘Als liberaal sta ik helemaal achter dit voorstel, omdat de financiële speculatie tegengesteld is aan de vrije markt waarin ik geloof. Daarom sta ik ook achter een kerosinetaks of zelfs een Tobintaks, op voorwaarde dat ze minstens op Europees niveau afgesproken en opgelegd worden.’
Lees hierover meer op www.MO.be/aasgierfondsen