Hillary Clinton wil Amerikaanse ‘smart power’ vergroten
Danielle Kurtzleben en Jim Lobe
15 juli 2009
De Amerikaanse buitenlandminister Hillary Clinton laat de diplomatie en de ontwikkelingssamenwerking van de VS doorlichten. Ze moeten beter op elkaar worden afgestemd om Amerika meer ‘smart power’ te geven – invloed die niet uit de loop van een geweer komt.
Clinton bereidt een ‘Quadrennial Diplomacy and Development Review’ (QQDR) voor, een vierjaarlijkse evaluatie van de Amerikaanse diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Dat gebeurt naar het voorbeeld van de Quadrennial Defence Review, een oefening die het Amerikaanse ministerie van Defensie om de vier jaar doet. De resultaten van die QDR hielpen Defensie altijd zijn monsterbudgetten te verantwoorden.
Op zoek naar evenwicht
Clinton stuurt aan op meer coördinatie en “hervormingen en verbeteringen” om een beter evenwicht te bereiken tussen “hard” en “soft power”. Sinds het einde van de Koude Oorlog zijn de budgetten van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Amerikaanse Agentschap voor Ontwikkelingssamenwerking (USAID) steeds onbeduidender geworden in vergelijking met het geld dat de VS in defensie pompen. Voor elke dollar die het State Department en USAID dit jaar uitgeven, kan het Pentagon 18 dollar besteden.
Dat onevenwicht wordt vanaf volgend jaar enigszins rechtgetrokken. Het Amerikaanse parlement staat kort voor de goedkeuring van een budget van bijna 50 miljard dollar voor buitenlandse hulp en internationale operaties in 2010. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zou versterkt worden en ook USAID en de Millennium Challenge Corporation (MCC), een gespecialiseerde hulpagentschap, zouden meer experts in dienst kunnen nemen.
Ook Defensie is daar niet rouwig om. Minister van Defensie Robert Gates en Stafchef Mike Mullen hebben de voorbije twee jaar geregeld geklaagd dat het leger zich moet bezighouden met ontwikkelingswerk en noodhulp omdat Buitenlandse Zaken en USAID er niet overal het personeel en de expertise voor hebben.
Ook de Amerikaanse ontwikkelingswereld is blij met het initiatief. Volgens het Modernising Foreign Assistance Network (MFAN), een groep van Amerikaanse ontwikkelingsorganisaties, vormt het een nieuw bewijs dat Clinton “zich meer engageert voor ontwikkeling dan al haar voorgangers”.
Meer invloed op andere beleidsdomeinen
Het MFAN wil wel dat zoveel mogelijk belanghebbenden bij de evaluatie betrokken worden, ook hulporganisaties uit andere landen, internationale agentschappen en zeker ook de ontvangende landen. Het netwerk dringt er ook op aan dat de volgende directeur van USAID een zetel krijgt in de Nationale Veiligheidsraad, waar hij het buitenlands beleid op het allerhoogste niveau mee vorm kan geven. Op die manier zouden ontwikkelingsoverwegingen kunnen gaan meetellen bij het uitstippelen van het Amerikaanse handels- en defensiebeleid.
Critici vrezen dat de nauwere coördinatie tussen diplomatie en ontwikkelingssamenwerking er net toe zal leiden dat ontwikkelingsdoelstellingen nog meer ondergeschikt worden gemaakt aan andere belangen. De Amerikaanse hulp gaat ook in 2010 vooral naar strategische bondgenoten als Egypte, Israël en Jordanië of naar landen waar de VS militair interveniëren, met name Afghanistan en Irak.
Maar volgens Clinton vormt ontwikkelingssamenwerking een aparte pijler van het buitenlands beleid van de VS, net als de diplomatie en defensie. “In het beste geval versterken die elkaar.”