Joegoslavië houdt niet langer van Chinezen
Vesna Peric Zimonjic
14 mei 2002
Sinds de val van Slobodan Milosevic in oktober 2000 is zowat 95 procent van de Chinezen die in Joegoslavië leefden daar hals over kop weggetrokken. De nieuwe regering maakt de Aziatische inwijkelingen het leven zuur en de Joegoslavische bevolking koestert blijkbaar regelrechte haatgevoelens. De voorbije 12 maanden zijn in Joegoslavië minstens acht Chinezen vermoord en werden tientallen van hun landgenoten het slachtoffer van gewelddaden en intimidatiepogingen.
In de jaren 90 groeide er een speciale relatie tussen China en Joegoslavië. Het regime van Slobodan Milosevic raakte internationaal steeds meer geïsoleerd als gevolg van zijn rol in de opeenvolgende oorlogen op de Balkan, maar China weigerde Milosevic als een diplomatieke paria te behandelen. De band tussen de twee landen werd nog gevoelig versterkt toen China verzet aantekende tegen de bombardementen waarmee de Navo in 1999 een oplossing van de Kosovo-crisis begon af te dwingen, en zeker nadat daarbij in mei de Chinese ambassade in Belgrado was geraakt. In het kader van die goede diplomatieke betrekkingen kregen tussen 1996 en 2000 naar schatting 100.000 Chinezen de toelating zich in Joegoslavië te vestigen.
Maar daarvan blijven er nu nog amper 5.000 over, klaagt Liu Fengdun, vice-voorzitter van de Vereniging van Chinezen in Servië. In de eerste zes maanden na de val van Milosevic daalde het aantal Chinezen in Joegoslavië al tot minder dan 20.000. De meeste vertrekkers kozen voor West-Europa of Zuid-Afrika. Voor de overblijvers wordt het leven nu steeds moeilijker, zegt Liu, die al brieven heeft geschreven aan president Vojislav Kostunica en premier Zoran Djindjic met de vraag iets te ondernemen.
De soepele immigratieregeling waarvan de Chinezen onder het bewind van Milosevic konden genieten, is geschrapt. De Chinese migranten moeten nu om de drie maanden een nieuwe verblijfs- en arbeidsvergunning aanvragen. Predrag Simic, een adviseur van president Kostunica, vindt dat persoonlijk onzin. De Chinezen investeren hier, het zijn geen asielzoekers of mensen die van de bijstand willen leven.
Maar de Chinese immigranten hebben ook de bevolking tegen zich. We zijn niet langer welkom, oordeelt Hong Shen, een ander lid van de Vereniging van Chinezen in Servië. De gouden tijden zijn voorbij. Veel van de Chinezen die in de jaren 90 naar Joegoslavië kwamen, handelden in goedkope kleding en andere Chinese massaproducten. De belastingvoordelen die ze genoten, waren voor veel gewone Serviërs een doorn in het oog.
Maar het is duidelijk dat de Chinezen nu geen privileges meer hebben. De meeste immigranten leven in kleine tweekamerflats in Blok 70, een verwaarloosd geheel van appartementsgebouwen. In het winkelcomplex dat een onderdeel vormt van Blok 70 liggen goedkope Chinese spullen hoog opgestapeld. De zaken gaan slecht. Veel Serviërs uit de buurt zeggen dat de laatste Chinezen ook maar beter opstappen. Hen naar hier halen was een politieke beslissing van Milosevic, zegt Dragovan Matic, de eigenaar van een café in Blok 70. De tijden veranderen - misschien moeten onze mensen nu meer kansen krijgen.
De animositeit tegen de Chinezen in Joegoslavië is een gevolg van de verwarrende boodschappen die het regime van Milosevic jarenlang is blijven uitzenden, vindt Biljana Kovacevic Vuco, de voorzitter van het Comité van Advocaten voor Mensenrechten. Milosevic werkte vijandige gevoelens in de hand tegen niet-Serviërs op de Balkan, maar trachtte tegelijkertijd sympathie te wekken voor inwijkelingen uit een land dat zo verschillend is van Servië. Nu Milosevic weg is, ontladen verarmde en gedesoriënteerde mensen hun woede op de meest voor de hand liggende zwarte schapen - de Chinezen.