Klimaatverandering dwingt Afrikaanse herders en boeren tot aanpassing
Alma De Walsche
22 november 2013
Terwijl de klimaatonderhandelingen vastlopen in onproductieve discussies, worden Afrikaanse herders en boerengemeenschappen nu al gedwongen hun traditionele levenswijze te herzien. Veranderende weerspatronen dwingen hen nieuwe vormen van samenleven te vinden. Vooral het voortbestaan van de herdersvolkeren lijkt bedreigd.
‘De klimaatverandering laat zich bij ons vooral voelen in hogere temperaturen en de wijziging in de neerslagpatronen,’ zegt Wendessen Gulelat, programmaverantwoordelijke van het Pastoralist Forum Ethiopia en partner van Dierenartsen Zonder Grenzen. ‘De regen blijft soms lang uit en wanneer die komt, stort die in alle hevigheid neer waardoor er gebieden overstromen en huizen worden meegesleurd. De landbouwseizoenen verschuiven, maar ook het bestaan van de herders staat onder druk. Gulelat: ‘Vroeger hadden we om de tien of om de vijf jaar te kampen met extreme droogte. Tegenwoordig doet dat fenomeen zich veel vaker voor. De droogte houdt ook langer aan, waardoor de periodes om te recupereren, korter worden. In sommige gebieden is er daardoor echt sprake van verwoestijning, waardoor het steeds moeilijker wordt voor de herders om het hoofd boven water te houden.’
Een toekomst voor herders?
Een ander reëel probleem voor de herders is dat heel wat graaslanden worden omgevormd tot landbouwgronden. Gulelat: ‘Het grootste deel van de grond langs de rivieren is ingenomen door de teelt van gewassen, waardoor ook het areaal van grasland voor veeteelt afneemt. Langs die rivieren stonden ook bomen en in droogteperiodes kon het vee gevoed worden met de bladeren van die bomen. Die zijn nu gekapt en daarmee is de buffer voor de droogteperiodes ook verdwenen.’ Die situatie verzwakt de herders terwijl de boeren en landbouwbedrijven uitbreiden. Gulelat: ‘Op die manier ontstaan er conflicten over landgebruik waarbij boeren en herders tegenover elkaar komen te staan.’ Volgens Gulelat wil de regering de herders samenbrengen in een gebied en hen stimuleren om de overgang te maken naar een sedentair bestaan. Er zijn meer stimuli van de regering om te gaan boeren dan om door te gaan met het herdersbestaan.
Toch wil Gulelat niet gezegd hebben dat het “pastoralisme”, de rondtrekkende herders met hun kuddes, iets is wat tot het verleden behoort. Het is een bijzonder flexibel systeem en de herders passen zich in de realiteit aan wisselende omstandigheden aan. Zo worden runderen bijvoorbeeld vervangen door kamelen, omdat die beter tegen de droogte bestand zijn. Omwille van de perceptie als zou het herdersbestaan een “primitief” overlevingssysteem zijn, worden deze groepen ook niet ondersteund door het gepaste beleid of hulpprogramma’s, waardoor ze echt kwetsbaar worden, gezien de impact van de klimaatverandering.
Het vinden van het nodige graasland, wordt nog moeilijker gemaakt door de buitenlandse investeerders die in Ethiopië grond innemen. Gulelat wil het woord “landgrabbing” (landroof) niet in de mond nemen, maar noemt “land use change” (wijzigingen in het landgebruik) wel als een duidelijk probleem. Wat volgens hem dringend nodig is, is een soort ruimtelijke ordening, een duidelijk plan voor het landgebruik.
Samenlevingen onder druk
‘Niet alleen het klimaat verandert, ook de omstandigheden waarin de mensen leven,’ merkt Amadou Barré, directiesecretaris van de ngo Karkara op. ‘Het klimaat stelt nieuwe uitdagingen: of dat nu gaat over het beheer van natuurlijke rijkdommen, de economie of nieuwe vormen van samenleven. De klimaatverandering dwingt ons tot een andere aanpak, tot een nieuwe verhouding tussen herders en boeren, om op een vreedzame manier samen te leven.’
‘Dat gaat over een bewustwording die de hele samenleving betreft: de kinderen en de ouderen, de politiek, de boeren en de herders’, aldus Barré. ‘We moeten een politiek ontwikkelen die zorg draagt voor het milieu want dat is onze gemeenschappelijke rijkdom. Mensen moeten vandaag begrijpen dat, wanneer je duizend dieren hebt, dit een groter risico is voor het milieu dan vijfhonderd dieren. Zo iemand zou beter de helft van zijn kudde verkopen en dat geld op een bank zetten, maar dat zal een herder nooit doen. De herders gaan ook niet kiezen voor het onbekende, wat dat betekent onzekerheid. Dat proces moet dus geleidelijk gaan. En misschien moet er gedacht worden aan een regionale politiek of zelfs op het vlak van heel Afrika om de mobiliteit van de herders mogelijk te maken, over de nationale grenzen heen, om zo conflicten tussen groepen te vermijden.’
Zowel Barré als Gulelat benadrukken dat dit proces door de lokale gemeenschappen zelf moet geleid worden. De lokale bevolking moet zelf de actor worden van deze transformatieprocessen. Maar ondersteuning is zeker nodig. De Europese projecten, die momenteel slechts over anderhalf jaar lopen, schieten volgens Barré te kort. Drie tot vijf jaar is nodig om iets te kunnen opbouwen.