'Landbouw is prioritair'
Wim Merckx
30 maart 2009
Opstaan om vijf uur voor een koude douche en skipen met de collega’s van het project in het thuisland. Het was een dagelijkse gewoonte van Debjeet Sarangi, een strijdvaardige Indiër die recent enkele weken te gast was in België. Aanleiding was een uitnodiging van Broederlijk Delen naar aanleiding van hun campagne over India.
Debjeet Sarangi is coördinator van de kleine ngo Living Farms in Orissa, Oost-India. Hij liet een goed betaalde baan in de privé sector achter toen hij besefte dat dit voor hem niet de juiste manier was om in zijn bestaan te voorzien. Hij koos ervoor om aan de zijde te staan van de kleine boeren en inheemse volkeren van zijn regio.
Beide groepen beschrijft hij als de schatbewaarders van een landbouwkennis die veel oplossingen bevat voor de voedselcrisis, de klimaatbedreiging, voor de onredelijke macht van de grote bedrijven, voor het gebrek aan een waardig inkomen.
Living Farms wil deze bevolking organiseren, versterken en zo uiteindelijk hulp overbodig maken. Dit is voor Debjeet de essentie van ontwikkelingshulp. De campagneslogan van Broederlijk Delen ‘omdat het zuiden plannen heeft’ kan hij helemaal onderschrijven. We zetten een tas koffie voor een goed gesprek.
Een thema waar jullie sterk op inzetten is het eigendomsrecht over de gronden. Jullie vragen het eigendomsrecht over voedselproducerende gronden voor de kleine producenten die ze bewerken. Vanwaar dit accent in jullie werking? Welke overheidsmaatregelen bepleiten jullie op dit vlak?
De context voor deze vraag is heel belangrijk. Sinds ons land een akkoord tekende met de Wereldhandelsorganisatie in ’91, hebben we vele gronden van bestemming zien veranderen: veel voedselproducerende gronden werden sinds toen toegewezen aan industrie, mijnbouw en agro-industriële teelten. Dat is een niet te onderschatten bedreiging voor de mensen die er leven. In mijn regio, Orissa, is de landbouw met voorsprong de belangrijkste sector waar 80% van de werkende bevolking zijn werk en inkomen mee verdient. Niet om rijk te worden maar om te (over)leven: de helft van die mensen verdient minder dan 20 eurocent per dag.
De rijkdom van dat gegeven zit hem vooral in de collectieve landbouwkennis over de vele voedsel- en plantenvariëteiten, het omgaan met plantenziekten, met waterschaarste. De rijke kennis van deze analfabete bevolking dreigt verloren te gaan. Een ander soort rijkdom zit onder de grond in de vorm van mineralen als chroom, bauxiet, zink en ijzer.
In zoverre dat men moet kiezen tussen mijnbouw en landbouw, is onze positie duidelijk: landbouw is prioritair! Nog nooit trouwens, heb ik de ontwikkeling van een mijnindustrie zien samengaan met de ontwikkeling van de lokale bevolking. De nadelen zoals onder andere vervuiling van het grondwater en dus ziekten, zijn veel groter dan de eventuele voordelen.
De feiten spreken voor zich. De laatste vijf jaar (cijfers voor 2002-2007) is het aandeel landbouwgrond met 22% gedaald. In dezelfde periode hebben de katoenteelt (+ 107%) en de bloemteelt (+800%) alle ruimte gekregen. Het zijn twee teelten die bijzonder veel pesticiden nodig hebben, het verbruik daarvan is in onze regio met 66% gestegen. Het merendeel is bestemd voor export.
Het pijnlijkste is nog dat in dezelfde periode, 48% van de boeren zich in schulden gestoken hebben. Ze zijn daartoe aangezet door vertegenwoordigers van overheid en privé om aan die nieuwe teelten mee te werken, met een belofte van hoge winsten. Je kunt al raden dat die belofte geen stand hield, de katoenprijs bijvoorbeeld is serieus gedaald. Leven met schulden die ze niet kunnen terugbetalen is een bijzonder zware last voor de boeren. Ze zijn vooral ook de controle kwijt over hun eigen voedselvoorziening en werden afhankelijk van voedselimport uit andere streken van India. Het aantal zelfmoorden bij kleine boeren stijgt dramatisch. Deze hele context is dus letterlijk moordend. In de regio waar we werken met inheemse volkeren, is het sterftecijfer voor kinderen tot 1 jaar 1 op 4.
Onze eerste vraag is daarom een heel duidelijke: stop ermee om landbouwgronden een andere bestemming te geven. Reserveer ze integendeel voor de kleinschalige landbouw waar ten slotte 80% van je bevolking van leeft.
Jullie moedigen de boeren aan om zichzelf te organiseren om de controle over de lokale landbouwmarkten te behouden/heroveren. Op welke manier zou dat moeten?
We proberen daar op verschillende manieren aan te werken. We organiseren de boeren per dorp. In groep zoeken ze naar een goede beschrijving van hun problemen. Van daaruit wordt geprobeerd om een oplossing aan te bieden. Dat is vaak teelttechnisch advies, bv op de vraag hoe ze hun teelt van groenten het jaar rond kunnen aanhouden om geen periodes zonder productie, dus inkomen, te hebben.
Per dorp worden ook twee boeren gezocht die een veld reserveren voor de teelt van zaden van traditionele gewassen: de ‘dorp-zaad-bank’ die werkt op basis van uitwisseling. Het is een manier om de afhankelijkheid van de aankoop bij de grote firma’s tegen te gaan.
Recent startten we een werking voor slachtoffers van het massale gebruik van pesticiden. Het blijft voorlopig bij sensibilisatie voor veiligheidsmaatregelen en het in kaart brengen van de gezondheidsproblemen die de pesticiden veroorzaken, maar we zouden graag een aantal dagen per maand beroep kunnen doen op een dokter om de zieken ook te kunnen behandelen. Omdat de bevolking in deze heuvels nauwelijks bereikbaar is, blijven zij voorlopig uitgesloten van medische verzorging.
We proberen ook een politieke mobilisatie op te zetten, wat een heel proces van bewustmaking vooraf vereist. We doen dit als kleine organisatie niet alleen maar sluiten aan bij een groot netwerk van organisaties die voor dezelfde rechten opkomen.
Strijdt Living Farms enkel voor het voorzien in eigen voedingsbehoeften of is vermarkting van de gewassen ook belangrijk?
De zelfvoorziening primeert.In de eerste plaats moeten de gezinnen voldoende voedzaam voedsel hebben, het hele jaar door. Wat niet voor eigen verbruik nodig is, kan verkocht worden op de lokale markt. Pas als ook aan de behoeften van de lokale markt voldaan is, moet gekeken worden naar de regionale markt. Telen voor de internationale markt, lijkt ons voor deze kleine boeren totaal niet in hun voordeel, als het al mogelijk zou zijn.
Wat de organisatie van de lokale vermarkting betreft, hoe kunnen de boeren korter bij de verbruikers gebracht worden?
Om te beginnen moet er een kleine operationele schaal worden gekozen, bij ons organiseren we dit in regio’s van ongeveer 10 kilometer doorsnee. Via folders, groepsgesprekken en oproepen proberen we het belang van lokaal consumeren duidelijk te stellen. Verder hebben we verschillende modellen in de praktijk. Bijvoorbeeld de Organic Bazaar: boerenmarkten op dinsdag en vrijdag waarbij de boeren gedurende twee uren hun waren verkopen.
Er zijn ook heel wat coöperatieve winkels waarvoor een tiental boeren samenwerken voor een directe verkoop.
Met ‘organic’ bedoel je biologisch?
Wij zijn tegen labeling door de IOF (India Organic Food)! We promoten integendeel een PGS: Participatory Garanteed Scheme. Dat is een intern controlesysteem van een groep boeren waarbij enkele criteria tot deelname buiten kijf staan: geen pesticiden gebruiken, matig gebruik van water en energie, geen hybride zaden noch mono-cultuur … Als ze daaraan voldoen spreken we ons vertrouwen uit. De regering erkent deze methode niet, maar ze werkt.
Wat is de positie van de bio-sector in India dan?
Die lijkt er te zijn voor een nieuwe elite. Onze kleine boeren moeten er niet aan denken om een bio-label te halen, het is gewoon te duur voor een kleinschalige teler.
Het consumentenpubliek daarvoor is een deel van de rijkere stadsbevolking. Al bestaat er een diversiteit onder de bio-koepels, de meesten focussen gewoon op handel ongeacht de belangen van de gemeenschap.
Dit is ook de kritiek op de winkels van Vandana Shiva. Ik weet dat ze hier een goede naam heeft en haar publicaties zijn interessant. Maar ze bezit ook bio-winkels in de steden die alleen voor de elite zijn bestemd, omdat ze te duur zijn voor anderen.
Tijdens je bezoek aan België zoek je ook naar samenwerking met ngo’s in België. Lukt dat ook?
We zoeken vooral strategische contacten voor een hechte samenwerking en kleine financiële steun. Ik ben optimist maar moet toch vaststellen dat, in het algemeen, de intrede van technocraten aan de top van ngo’s een probleem vormt: de politieke oriëntatie lijdt eronder en het grote belang voor ‘logische kaders’ remt een flexibele samenwerking.
Onze werking wil het bewust doen met bescheiden middelen, we besloten bijvoorbeeld om het gebruik van een auto door Living Farms uit te sluiten.
Met onze contacten hier streven we vooral een directe noord-zuid dialoog na. De gevestigde ngo’s verdienen hun plaats en de steun van Broederlijk Delen betekent veel voor ons.
We willen dit combineren door daarnaast aan partnerschappen tussen individuen te werken, los van de vaste structuren. Je mag dit opvatten als een oproep naar lezers die zich aangesproken voelen.
Voor het aanvaarden van financiële steun gebruiken we strikte regels. We aanvaarden geen sponsorgeld van bedrijven, zoiets zou onze positie verzwakken. Grote coöperaties die internationaal bekend zijn voor steunfondsen, blijven we kritisch bekijken. Als zij betrokken zijn bij onethische werken of beleggingen om hun kas te spijzen, kunnen we hun geld niet aanvaarden.
Pas als je morele standaarden duidelijk zijn en onwankelbaar, kan je de juiste analyses maken en er ook naar handelen.