Opheffing militair embargo tegen Indonesië voorbarig
Jim Lobe
24 november 2005
Het Amerikaanse besluit om de militaire banden met Indonesië te herstellen, ligt onder vuur van mensenrechtenorganisaties en hun bondgenoten in het Amerikaanse Congres. Zij vinden de opheffing van het militaire embargo voorbarig.
Met de opheffing van het embargo ‘om nationale veiligheidsredenen’, werd het Congres, dat vorige week besloot om het verbod op sommige vormen van militaire steun en verkoop van materieel aan Jakarta te verlengen, gepasseerd. Dat verbod had Indonesië moeten dwingen tot hervorming van het leger en het berechten van militairen die zich schuldig hebben gemaakt aan grove mensenrechtenschendingen.
Wij denken dat de regering hiermee de elke invloed op het herstel van mensenrechten in Indonesië en de hervorming van het leger kwijtraakt, zegt T. Kumar, Azië-deskundige van Amnesty International in Washington. Er gaat een verkeerd signaal van uit naar het leger, niet alleen in Indonesië maar ook elders in de regio, namelijk dat mensenrechten straffeloos geschonden kunnen worden. Kumar zegt dat Amnesty International en Human Rights Watch (HRW) van plan zijn een officieel protest in te dienen bij minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice.
Het besluit om het wapenembargo op te heffen, is de laatste in een reeks maatregelen die de regering-Bush nam om de banden met Indonesië aan te halen na de Al Qaeda-aanslagen van 11 september 2001 in de VS. Het is onwaarschijnlijk dat hij op korte termijn leidt tot nieuwe hulpprogramma’s of wapenverkopen, zeggen Amerikaanse functionarissen. Zij wijzen erop dat elke nieuwe vorm van steun per geval beoordeeld zal worden en dat daarbij ook gekeken wordt naar de vorderingen die het Indonesische leger (TNI) maakt om tegemoet te komen aan de eisen van het Congres.
De steun van de VS is nog steeds gekoppeld aan vorderingen op het gebied van mensenrechten en democratische hervormingen, aldus het ministerie van Buitenlandse Zaken in een verklaring. Tegelijkertijd benadrukte het ministerie dat het normaliseren van de militaire banden met Indonesië direct te maken heeft met de unieke strategische rol van het land in Zuidoost-Azië. Indonesië telt wereldwijd de meeste moslims en het is een gematigd islamitisch land. Het speelt een sleutelrol in het garanderen van veiligheid in strategische zeeroutes in Azië en het is een prominent lid van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Landen. Het land heeft in korte tijd aanzienlijke vooruitgang geboekt op het terrein van democratisering.
Sinds het vertrek van president Soeharto en het einde van zijn militairgeoriënteerde bewind in 1998, heeft Indonesië inderdaad hervormingen doorgevoerd, vooral op politiek terrein. De huidige president, Susilo Bambang Yudhoyono, zou een belangrijke rol hebben gespeeld bij het versnellen van die ontwikkelingen. Er was vooral waardering voor zijn rol bij de totstandkoming van een vredesovereenkomst met de rebellen in de provincie Atjeh, na de verwoestende tsunami die het land vorig jaar december trof. Die overeenkomst stuitte op weerstand van hoge legerofficieren. Er is onder de regering-Yudhoyono echt moeite gedaan om de invloed van het leger terug te dringen, zegt Dan Lev, Indonesië-deskundige van de Universiteit van Washington. Desondanks groeit de invloed van het leger volgens hem nog steeds.
Het Amerikaanse Congres besloot voor het eerst tot militaire sancties tegen het TNI in de vroege jaren negentig, nadat bij een bloedbad in Oost-Timor tweehonderd ongewapende demonstranten werden vermoord door het Indonesische leger. In 1999 zaaiden de TNI en door de TNI gesteunde milities opnieuw dood en verderf in Oost-Timor, nadat de bevolking met overweldigende meerderheid in een referendum voor onafhankelijkheid had gestemd. Het Amerikaanse Congres verbrak toen vrijwel alle militaire banden met Indonesië, en maakte herstel daarvan afhankelijk van hervormingen, inclusief de vervolging van de verantwoordelijken voor de bloedbaden.
Na de aanslagen van 11 september veranderde de stemming echter in Washington. De regering-Bush, en in het bijzonder het Pentagon, wilde bepaalde soorten van militaire samenwerking uitsluiten van het embargo. Het zou dan gaan om activiteiten tegen terrorisme, zoals gezamenlijke oefeningen en het leveren van niet-dodelijk materieel. In februari besloot Washington al tot het opheffen van het verbod op Indonesische deelname aan het internationale militaire trainingsprogramma IMET en op de verkoop van niet-dodelijk militair materieel.
Het Congres besloot vorige week echter tot een blijvend verbod op andere vormen van militaire samenwerking en de levering van dodelijke wapens, totdat de minister van Buitenlandse Zaken aan kan tonen dat aan drie voorwaarden tegemoet is gekomen. Die voorwaarden zijn de berechting van militairen die verantwoordelijk zijn voor de mensenrechtenschendingen, samenwerking van de TNI met burgerrechtelijke autoriteiten en internationale organen en het doorvoeren van de hervormingen ter verbetering van de controle binnen het leger.
Het wetsvoorstel liet echter de mogelijkheid open voor de regering om die voorwaarden terzijde te schuiven in het belang van de nationale veiligheid, en dat is wat deze week gebeurde. Voor mensenrechtenactivisten kwam die stap helemaal onverwacht, omdat de regering er nooit een geheim van maakte de militaire banden te willen herstellen. Zij hadden echter gerekend op een overgangsperiode van zes tot negen maanden.
De Democratische senator Patrick Leahy noemde het plotselinge besluit een belediging van het Congres. Om redenen van nationale veiligheid een wet terzijde schuiven die bedoeld is om misdaden tegen de menselijkheid aan de kaak te stellen, zonder enige garantie van de Indonesische regering te vragen op dit terrein, maakt een lachertje van onze democratische processen en het geeft een verkeerd signaal, aldus Leahy.
Het East Timor and Indonesia Network (ETAN) zegt diep teleurgesteld te zijn door het regeringsbesluit. ETAN waarschuwt dat de Amerikaanse steun voor een nog niet hervormd militair apparaat dat boven de wet staat, niet in het belang van de Verenigde Staten en Indonesië is.
Dan Lev vergelijkt het besluit met Washingtons steun aan het Indonenische leger tijdens de Koude Oorlog. Toen was het communisme de vijand, zegt hij. En de VS dachten dat het Indonesische leger in staat zou zijn het communisme in te dammen. Het gevolg was dat de Indonesische overheid volledig gecontroleerd werd door het leger. Nu is het terrorisme de vijand en opnieuw verwacht Washington het heil van het Indonesische leger. De Amerikaanse steun zal waarschijnlijk niet leiden tot een beter leger, maar alleen tot de verzekering dat het leger doet wat de VS willen. (JS)