Pakistaanse wet tegen cybermisdaad treft vooral activisten
Irfan Ahmed
24 januari 2008
Een nieuwe Pakistaanse wet tegen elektronische misdaad krijgt veel tegenkanting in binnen- en buitenland. Verschillende bepalingen beperken de vrije meningsuiting en beknotten de burgerlijke vrijheden.
De wet, die op 10 januari van kracht werd, somt achttien verschillende inbreuken en de bijhorende straffen op. Inbreuken op de wet kunnen worden bestraft met enkele maanden gevangenisstraf tot de doodstraf.
Volgens de regering moet de wet de veiligheid verzekeren van de informatietechnologiesector. Maar veel waarnemers zien er vooral een poging in om critici in binnen- en buitenland het zwijgen op te leggen. De wet komt er na een golf van sms-jes en e-mails die de spot drijven met president Pervez Musharraf. Ook tijdens de recente staat van beleg werden weblogs en gsm-verkeer intensief gebruikt door de oppositie om de politiek van Musharraf te veroordelen.
Veel kritiek
Mensenrechtenactivisten en andere organisaties klagen de wet aan omdat de bepalingen te vaag zijn en veel marge voor misbruik toelaten. In een verklaring zei de South Asian Free Media Association (SAFMA) onomwonden dat “de wet gezien kan worden als een drastische poging om de burgerrechten te beknotten.”
Jehan Ara, voorzitter van de Pakistaanse Vereniging van Softwareproducenten, zegt dat de wet is opgesteld zonder de betrokkenen te consulteren en dat ze de industrie schade berokkent. Ze wijst er ook op dat de wet niet strookt met de principes van de Cyber Crime Convention (Boedapest, 2001), die door 42 landen ondertekend is. Volgens Ara kon de Pakistaanse regering beter de conventie onderschrijven, in plaats van een wet te bedenken vol fouten en vage omschrijvingen. De wet geeft speurders bijvoorbeeld de mogelijkheid om zonder enige supervisie in te breken in netwerken en data. Dat laat ze toe om gegevens te veranderen, verwijderen of toe te voegen.
De wet geeft medewerkers van de Federal Investigation Authority (FIA) ook alle mogelijkheden om apparatuur in beslag te nemen als dat nodig is “voor de integriteit van Pakistan” of als er “terroristische bedoelingen” zijn, zegt Asif Bhatti, een softwareontwikkelaar in Lahore. Bhatti wijst er ook op dat de wet begrippen bevat als “obsceen”, “immoreel” en “vulgair”, die niet juridisch en erg subjectief zijn.
Ook de mediawaakhond Reporters Without Borders (RSF) in Parijs heeft de wet veroordeeld. De organisatie schreef in een brief aan Pakistaans informatieministerie dat “de wet elke blogger verhindert om foto’s of video’s te posten van mensen die daarvoor geen toestemming gegeven hebben. Pakistan heeft het recht heeft om elektronische misdaad te bestrijden, maar het is van groot belang dat het de vrijheid van informatie niet belemmert.”
RSF dringt er bij de Pakistaanse overheid op aan dat “sommige bepalingen verduidelijkt worden. Amper een maand voor de verkiezingen, lijken bepaalde artikels wel censuur.”
Zia Islam, een werknemer van de FIA, ontkent de aantijgingen. “Er zijn enkele onduidelijkheden, maar we hopen die na verloop van tijd zullen verdwijnen”, zegt hij. Hij wijst er op dat vijftien van de achttien straffen in principe geregeld kunnen worden via een minnelijke schikking of dat er vrijheid op borgtocht mogelijk is. De enige beschuldigingen waarbij dat niet kan, zijn misdrijven waar zeven of meer jaar straf op staan. Enkel in geval van elektronische fraude, vervalsing of cyberterrorisme kunnen arrestaties verricht worden zonder voorafgaande toestemming van de onderzoeksrechter.