Rijke landen kunnen veel meer doen voor mondiale welvaart
Sarah McHaney
17 oktober 2012
Rijke landen zoals de Verenigde Staten (VS) en Japan tonen vergeleken met andere ontwikkelde landen weinig engagement ten aanzien van ontwikkelingsgebieden. Denemarken en Nederland scoren goed. België staat op de dertiende plaats van een totaal van 27 ondervraagde rijke landen.
Hoe rijke landen zich gedragen, beïnvloedt in sterke mate het leven van hen die het met heel wat minder moeten stellen. Hoever hun engagement reikt ten aanzien van arme landen, wordt in kaart gebracht in de Commitment to Development Index (CDI). De index is deze week voor de tiende keer gepresenteerd door de Amerikaanse denktank Centrum voor Globale Ontwikkeling (CGD).
Top 10
De CDI meet aan de hand van zeven onderdelen hoe het gesteld is met het engagement van een ontwikkeld land ten aanzien van de 5,5 miljard mensen die in arme gebieden wonen. Dat gaat over hoeveel buitenlandse hulp een land geeft, maar ook over het specifieke beleid dat een land voert ten aanzien van de armere regio’s. Er wordt dan rekening gehouden met zaken zoals de openheid ten aanzien van export, migratiebeleid, investeringsinitiatieven en milieubeleid.
Ook wordt er bijvoorbeeld gekeken of noodhulp ‘gebonden’ is aan bepaalde voorwaarden, naar corrupte regimes gaat of in de vorm van leningen gegeven wordt.
Het rapport rangschikt de inspanningen van 27 ontwikkelde landen.
Net zoals de afgelopen jaren strijden landen zoals Denemarken (1), Noorwegen (2), Zweden (3) en Nederland (6) om de topposities. Nieuwkomer op de negende plaats is het Verenigd Koninkrijk, het enige land van de rijke Groep van Zeven (G7) die het tot de top 10 kan schoppen. De VS staat op de negentiende plaats, na Portugal (10), België (13) en Spanje (16). Japan staat op de voorlaatste plaats.
Nationale trots
Het feit dat de Scandinavische landen telkens opnieuw de top 3 uitmaken heeft een aantal redenen. “Elk van die landen geeft ongeveer een procent van het bruto binnenlands product (bbp) aan ontwikkelingshulp maar ze zijn ook goed in hun milieubeleid en doen meer pogingen dan andere landen om het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen”, zegt David Roodman van CDG.
Burgers van deze landen hebben ook meer vertrouwen in hun leiders en de wijze waarop zij de belastinggelden uitgeven. Dat maakt het gemakkelijker om een meer financiële betrokkenheid bij ontwikkelingshulp te tonen. “De rol die ze spelen op het vlak van internationale vrede en milieuonderhandelingen, resulteert daar zelfs in een gevoel van nationale trots”, zegt Owen Barder van CDG.
Barder ziet in de CDI een kans voor Europa om te evalueren hoe het als geheel op de zeven verschillende onderdelen scoorde en dan te bepalen hoe verbeteringen kunnen worden aangebracht.
De CDI heeft over tien jaar een lichte verbetering gezien bij de geïndustrialiseerde landen “maar de rijkste naties schieten nog altijd tekort, rekening houdend met hun potentieel”, concludeert Roodman.