Rivieren brengen Centraal-Azië niet meer bij elkaar
Christopher Pala
18 november 2011
Landen in Centraal-Azië kiezen voor zichzelf bij het verdelen van de water- en energieopbrengsten. Ondanks geld van donoren, waaronder Nederland, om tot een win-winsituatie te komen, lukt het niet om het schaarse water gezamenlijk te beheren.
Centraal-Azië krijgt weinig regen. Veel daarvan valt in de Pamirbergen, waar de twee grote rivieren ontspringen: de Amu Darya en de Syr Darya, een paar honderd kilometer naar het zuiden. Beide monden uit in het grotendeels verdroogde Aralmeer.
Win-win
De landen in de regio weten uit het verleden wat samenwerking is. De sovjetautoriteiten bouwden dammen op de Syr Darya, in Kirgizië, die niet alleen stroom leverden, maar ook het smeltwater in de zomer opvingen tot het zaaiseizoen, aan het begin van de volgende lente, zodat de landbouw in Oezbekistan en Kazachstan er optimaal gebruik van kon maken. Omgekeerd konden Kirgiezen zich ‘s winters warm houden met kolen en gas uit de grote Oezbeekse voorraden.
Die win-winsituatie is sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie omgekeerd in een situatie die alle landen schaadt. Na de onafhankelijkheid in 1991 stopte de export van kolen en gas uit Oezbekistan. Als reactie daarop liet Kirgizië het water in de winter weer stromen, zodat mensen stroom hadden. Uiteindelijk raakt dat water verloren in de Oezbeekse woestijn. Een kwart van het boerenland in Oezbekistan kan niet meer voldoende geïrrigeerd worden.
Langste dam
Tadjikistan is intussen bezig met een reusachtige dam aan een zijarm van de Amy Darya, de andere belangrijke rivier voor de Oezbeken. De Roghundam moet de langste ter wereld worden. In plaats van het reguleren van het irrigatiewater is het nu bedoeld voor het leveren van stroom, maar liefst 3600 megawatt, zes keer meer dan een gewone kolencentrale.
De Wereldbank bestudeert het project nu, om te beslissen over financiering. Maar volgens hydroloog Vadim Sokolov van de Interstatelijke Commissie voor Watercoördinatie van Centraal-Azië in Tasjkent zal het desastreus zijn voor de Oezbeekse landbouw, en bovendien schadelijk voor de draslanden in het opgedroogde deel van het Aralmeer.
Elk land denkt nu aan zichzelf. Volgens Sokolov is Oezbekistan gedwongen om het water tegen hoge kosten in de winter op te slaan. Doordat grensovergangen zijn gesloten, moeten alle landen nu dure wegen bouwen om de overige grensovergangen te kunnen bereiken. En het stroomnet in Kirgizië en Tadjikistan kraakt in al zijn voegen, omdat de vraag in de winter stijgt. “Zelfs Kirgizische boeren lijden eronder”, zegt Sokolov. “In 2008, een droog jaar, kregen ze maar 60 procent van het benodigde water, nog minder dan de Oezbeken, die 70 procent kregen.”
De situatie wordt er door de klimaatverandering niet beter op. Als het warmer wordt, verdampt er meer water. Bovendien leidt het smelten van de gletsjers tot een tijdelijke groei van de hoeveelheid water, gevolgd door een tekort. Hoe groot dat tekort zal zijn, weet niemand.