Schone en minder schone kleren
An Pauwels
09 januari 2009
De Schone Kleren Campagne heeft de resultaten van zijn nieuw onderzoek naar de arbeidsomstandigheden waarin onze kledij wordt geproduceerd, gepubliceerd in een rapport. Het resultaat is geen opzienbarende publicatie van een zwarte en witte lijst, maar een genuanceerde analyse van 33 belangrijke spelers op de Belgische kledingmarkt.
De Schone Kleren Campagne richtte zijn pijlen op 33 ondernemingen, 8 sportmerken en 25 modemerken, die op de Belgische markt zeer actief zijn. Het betreft een brede waaier aan bedrijven, van Cassis – een modemerk dat zich enkel op de Belgische markt richt – tot sportreus Nike.
Van de 33 aangeschreven winkelketens namen er 22 de moeite om de enquête, die peilde naar de naleving van arbeidsrechten in hun toeleveringsbedrijven, te beantwoorden.
Voorzichtig optimisme
Het rapport stemt voorzichtig optimistisch. De meerderheid van de onderzochte kledingketens (29 op 33) hebben een eigen gedragscode aangenomen, of ondertekenden een bestaande code. Deze erkenning van verantwoordelijkheid is een niet te onderschatten stap vooruit in een internationaal legislatieve _laissez faire-_ontext.
De organisatie steekt terecht wat pluimen op zijn hoed, want veel van die bedrijven zijn in actie getreden toen ze door de vereniging op hun verantwoordelijkheden werden gewezen. De Schone Kleren Campagne ging daarbij vaak op een Amnesty-achtige manier te werk, door zeer concrete gevallen van schendingen van arbeidsrechten bij de toeleveringsbedrijven aan te klagen bij de afnemende kledingmerken.
Noodzakelijk realisme
Tegelijk smeekt het rapport om een nuchtere kijk op de realiteit. De meeste bedrijven mogen dan nog zo’n gedragscode hebben aangenomen, vaak ontbreekt het aan een consequente en doorgedreven toepassing van dat engagement. Vooral op het vlak van eerlijke lonen – vaak lager dan een leefbaar loon – en het recht van arbeiders om zich te organiseren, loopt het nogal mank. Een derde van de bedrijven stelt dat ze in hun aankoopbeleid de gedragscode subtiel naar de achtergrond schuiven, en een oogje dichtknijpen.
Heel zelden nemen bedrijven zélf het hef in handen om hun werknemers in te lichten over hun gedragscode. Arbeiders worden dan ook nog veel te vaak uitgesloten bij initiatieven om hun rechten systematisch te verbeteren.
Bovendien is de inconsequente houding ook elders zichtbaar. De meerderheid van de kledingmerken (13 op 22) verklaart géén aankopen te doen in Birma, het land dat door de Internationale Arbeidsorganisatie veroordeeld werd voor zijn systematisch gebruik van dwangarbeid en schending van arbeidsrechten.
Maar diezelfde bedrijven blijken een pak minder scrupules te hebben wanneer het gaat om de aanschaf van kleren in China of Vietnam, twee landen waar werknemers zich niet mogen verenigen. Vooral de sportmerken bevoorraden zich hoofdzakelijk in China en Vietnam, de modeketens doen ook in Oost- en Zuid-Europa hun inkopen.
Zwak Belgisch engagement
Voorts komt er scherpe kritiek op de onderzochte Belgische bedrijven (Prémaman, Mayerline, Cassis, JBC, E Mode, Trafic). Hun zwak engagement steekt af bij de constructieve aanpak van andere bedrijven, die bijvoorbeeld wél toetreden tot een multistakeholder controle-initiatief zoals het Fair Labor Association, Ehical Trading Initiative, Workers’ Rights Consortium, Social Accountability International en Fair Wear Foundation.
Die organisaties voeren, in nauwe samenwerking met lokale vakbonden en arbeidersorganisaties, controles uit op de omstandigheden waarin kleren worden geproduceerd. Onder andere Nike, H&M en O’Neill participiëren aan dergelijke initiatieven. Sommige Belgische kledingmerken, als Prémaman, Mayerline en Cassis, zijn zelfs nog niet zo ver om een gedragscode aan te nemen.
Made in…
En de consument? Die wordt nog te vaak in het ongewisse gelaten over de precieze herkomst van zijn modieuze outfit. Slechts de helft van de onderzochte bedrijven vermeldt immers het confectieland op de schoenen of kleren die in de rekken liggen. Europa legt de kledingmerken voorlopig ook geen enkele wettelijke verplichting om daarover duidelijk en systematisch te communiceren.