Stille corruptie doet Afrikaans armenleger aanzwellen
Mohammed A. Salih
17 maart 2010
De armoede in Afrika bezuiden de Sahara neemt toe en dat is onder meer te wijten aan uiteenlopende vormen van corruptie. Dat zegt de Wereldbank in een nieuw rapport over ontwikkeling in Afrika.
Volgens de maandag gepubliceerde studie moesten in 2005 bijna 555 miljoen zwart-Afrikanen rondkomen met minder dan twee dollar (1,5 euro) per dag. In 1981 waren dat er maar 292 miljoen. De regio is zo arm dat er elke dag duizenden mensen sterven aan ziekten die makkelijk kunnen voorkomen worden door veilig drinkwater en inentingen. Ook malaria en aids rukken verder op.
De “alomtegenwoordige” corruptie is een van de oorzaken, schrijven de auteurs van het rapport. Voor een deel gaat het om “stille corruptie”: burgers blijven verstoken van diensten of hulpgoederen omdat ambtenaren hun werk niet doen. Die vorm van corruptie springt minder in het oog dat omkoping of verduistering, maar op lange termijn zijn de gevolgen zeker even erg. Vooral arme mensen lijden eronder.
Leraar is er niet
Een voorbeeld is het onderwijs. In sommige landen bezuiden de Sahara komen leerkrachten van de lagere school gemiddeld een kwart van de tijd niet opdagen. Of neem de gezondheidszorg. Op het Tanzaniaanse platteland riepen de ouders van vier op de vijf kinderen die aan malaria stierven wel medische bijstand in, maar werden ze onvoldoende geholpen. Gezondheidswerkers zijn er niet, geneesmiddelen blijken gestolen of gezondheidsposten hebben de nodige diagnose-instrumenten niet.
Afrikaanse boeren gebruiken onder meer te weinig kunstmest omdat de kwaliteit ervan te wensen overlaat. Afrikaanse producenten kunnen goede kunstmest leveren, maar gebrekkige controles leiden ertoe dat ze vaak kunstmest van ondermaatse kwaliteit in omloop brengen. In de jaren negentig bleek 43 procent van de kunstmest in West-Afrika te weinig essentiële ingrediënten te bevatten.
Critici zeggen dat de Wereldbank ook zelf verantwoordelijk is voor de corruptie waaronder Afrika leidt. De voorbije decennia dwong ze Afrikaanse landen bedrijven te privatiseren, hun economie open te gooien voor grote buitenlandse bedrijven en overheidsdiensten af te slanken. Dat bemoeilijkt de strijd tegen corruptie.
De landen in Afrika kunnen wel niet over één kam worden geschoren. In Zimbabwe kan ruim 90 procent van de volwassen bevolking lezen en schrijven, in Mali en Burkina Faso is dat minder dan 30 procent. In Tsjaad heeft maar 9 procent van de bevolking degelijk sanitair, terwijl dat in Mauritius 94 procent is. In Sierra Leone sterven 155 van elke duizend baby’s voor ze een jaar oud zijn; op de Seychellen bedraagt dat cijfer maar twaalf per duizend.