Taalexperiment met kleuters in Nederlandstalig onderwijs

Nieuws

Taalexperiment met kleuters in Nederlandstalig onderwijs

Peter Vanbrabant

23 juni 2010

Kleuters die het voorbije schooljaar minder dan 220 halve dagen schoolliepen, moeten zich vóór 1 september melden voor een taalproef. Kinderen die niet slagen voor deze test, blijven een jaartje langer in de derde kleuterklas. Streng of rechtvaardig?

MO* verzamelde enkele reacties op deze nieuwe maatregel. We spraken met Jeroen Janssens, woordvoerder van het kabinet van Onderwijs. Daarnaast beluisterden we Jos Cré, verantwoordelijke van het gelijke onderwijskansenbeleid en kansenbevordering bij de koepel van de Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding (VCLB). Tot slot hadden we een gesprek Machteld Verhelst van het Centrum voor Taal en Onderwijs (CTO).

Druk op ouders

Volgens het kabinet van Onderwijs is het doel van de nieuwe toelatingsvoorwaarde de kleuterparticipatie te verhogen: “Ouders moeten gesensibiliseerd worden om hun kind zo vroeg mogelijk naar de kleuterklas te sturen.”
Jos Cré van het VCLB en Machteld Verhelst van het CTO vinden echter dat deze regeling meer taken, opdrachten en verantwoordelijkheden legt bij de ouders. “Van ouders mag verwacht worden dat ze een positieve houding ten aanzien van de Nederlandse taal uitdragen naar hun kinderen. Het is daarentegen wel de opdracht van het onderwijs om kinderen de schooltaal bij te brengen”, zegt Verhelst.
“Uit onderzoek blijkt dat kinderen uit kansarme gezinnen proportioneel veel minder participeren aan het kleuteronderwijs dan andere kinderen. Daaraan zou gewerkt moeten worden op een stimulerende wijze, niet door ouders en kinderen onder druk te zetten met een taalproef”, vindt Cré.

Starterspakket: naar de kleuterklas

Jeroen Janssens geeft aan dat de ouders van alle kinderen die op 1 september 2009 naar de derde kleuterklas gingen een brief ontvangen hebben van het departement Onderwijs. “De bedoeling was om hen op het belang van een regelmatige aanwezigheid in de derde kleuterklas te wijzen”, aldus Janssens. “Deze campagne wordt op 1 september 2010 herhaald.”
Het departement heeft ook een Starterspakket: naar de kleuterklas ontwikkeld, dat ouders wegwijs moet maken in het kleuteronderwijs.

Taal is niet het volledige verhaal

Machteld Verhelst van het CTO staat achter het idee van schoolparticipatiebevordering. Ze gelooft ook in de gedachte dat schooltaalvaardigheid een sleutel is tot onderwijssucces. Wel wijst ze op een aantal beperkingen van de taalproef zoals die nu wordt ingezet.
“Op een dergelijk jonge leeftijd kan je taalvaardigheid maar echt goed inschatten door niet alleen te testen, maar vooral ook door het kind te observeren”, aldus Verhelst. “Bovendien wijst onderzoek uit dat zittenblijven schoolsucces op zich niet bevordert. Een gerichte ondersteuning van laagtaalvaardige kleuters in het eerste leerjaar is hier veel meer aan te raden. Taal is ook maar een deel van het verhaal. Er zijn daarnaast nog heel wat andere kennisinhouden, vaardigheden en attitudes die belangrijk zijn voor een succesvolle schoolloopbaan.”
Het kabinet van Onderwijs zegt zich bewust te zijn van deze beperking. Meer zelfs, het heeft “bewust” voor een beperkte invalshoek “gekozen”. Een keuze “die in het voordeel van de jongere speelt.” Janssens legt uit: “Hoe ruimer het domein aan kennisdoelen en vaardigheden dat getest wordt, hoe groter de kans dat een tekort wordt vastgesteld. Bovendien is de kennis van het Nederlands een noodzakelijke voorwaarde om alle onderwijsactiviteiten zinvol te kunnen volgen.”

Gevolgen voor kleuters

In afwachting van de testresultaten rijst de vraag naar wat er zal gebeuren met de kleuters die niet slagen. Zij mogen niet starten in het eerste leerjaar. En verder? “Daar wordt niets over gezegd”, zegt Jos Cré. “Er is ook geen garantie dat op die manier de taalvaardigheid zal verbeteren.”
Machteld Verhelst vreest: “Hopelijk heeft de test niet tot gevolg dat kinderen naar het bijzonder onderwijs gaan of naar een speelleer-, schakel- of brugklas. Het is namelijk een trend om (taal)zwakkere kinderen samen te zetten in een homogene groep – terwijl ze veel meer leren in een heterogene groep – waar ze aan de ene kant intensiever ondersteund worden, maar waar de verwachtingen lager zijn. Kinderen stromen zelden nog door naar de reguliere klas.”
Over de opvolging van de kleuters zegt het kabinet: “In de eerste plaats moet ervoor gezorgd worden dat deze kleuters regelmatig naar de derde kleuterklas gaan. Daarnaast moeten de CLB’s en de scholen deze kinderen van nabij opvolgen.” Wat die opvolging inhoudt, wordt niet geconcretiseerd.

Registratiegegevens

Volgens de omzendbrief die het kabinet rondstuurde over deze maatregel, wordt gepeild naar de reden van deelname aan de proef. De CLB’s dienen die gegevens te verzamelen. Maar wat doet het kabinet met die informatie? Jeroen Janssens: “Deze registratiegegevens zullen de basis vormen van een grondige evaluatie die in het najaar zal plaatsvinden en waaraan de CLB’s en de scholen die de test afnamen, zullen deelnemen.”
Jos Cré van het VCLB is van mening dat men ook gegevens over de achtergrond van de kleuters zou moeten verzamelen: “Als men centraal ook een aantal gegevens omtrent de thuistaal en de socio-economische situatie van de kinderen opvraagt, kan men daaruit ook globale conclusies trekken, zoals de proportie kansarmen of allochtonen binnen de groep van geteste kinderen.”

Nieuw overleg noodzakelijk?

Vooralsnog blijft het wachten op de testresultaten. Ergens in het begin van het volgende schooljaar zal duidelijk worden hoeveel kleuters hun derde kleuterklasje zullen moeten overzitten. Dan zal ook moeten blijken of nieuw overleg rond deze veelbesproken maatregel noodzakelijk is.