Uitdagingen bij overgang naar tweede generatie biobrandstoffen

Nieuws

Uitdagingen bij overgang naar tweede generatie biobrandstoffen

Steven Vanden Bussche

29 november 2008

De 'International Energy Agency' (IEA) pleit in een nieuw rapport voor meer onderzoek en een snelle commercialisering van de 2de generatie biobrandstoffen. In tegenstelling tot de 1ste generatie biobrandstoffen, wordt daarbij biomassa gebruikt die niet geschikt is voor menselijke of dierlijke consumptie, is de CO2-reductie veel groter en het productieproces meer kosteneffectief.

Het zal volgens de IEA wellicht nog tot 2020 duren vooraleer de tweede generatie biobrandstoffen commercieel van tel worden. In 2007 werden wereldwijd 34 miljoen ton (1ste generatie) biobrandstoffen geproduceerd. Dat komt neer op 1,5 procent van de totale olieproductie.
“Biobrandstoffen zorgen voor een verminderde uitstoot van broeikasgassen, maar er is een serieuze keerzijde. Hogere voedselprijzen door de rechtstreekse concurrentie met de voedselmarkt, een dure vorm van energieafhankelijkheid als overheidssteun er niet zou zijn, dikwijls niet duurzaam geteelde biomassa, een druk op watervoorraden, landreserves en ontbossing,…” klinkt het nuchter.
Er wordt echter een uitzondering gemaakt voor bio-ethanol geproduceerd uit suikerriet, maar voor brandstof uit maïs, tarwe, soya, zonnebloem- of palmolie worden diverse problemen erkend.

Tweede generatie

De tweede generatie biobrandstoffen worden ontwikkeld uit biomassa die niet voor menselijke of dierlijke consumptie bedoeld is. De meest belangrijke 2de generatie biobrandstof wordt volgens de IEA meer dan waarschijnlijk cellulose-ethanol. Die kan grofweg op twee manieren geproduceerd worden: biochemisch (processen met enzymen) of thermo-chemisch (vergassingstechnieken).
De eerste techniek kan tot 300 liter bio-ethanol produceren per ton droge massa, de tweede 200 liter biodiesel. De technologie staat volgens de IEA nog in de kinderschoenen, men schat de start van de commercialisering tussen 2012 en 2015.
Uit optimistische schattingen blijkt echter dat ethanol 80 dollarcent per liter kost, maar die prijs kan tegen 2050 kan zakken naar 0,55 dollarcent. Biodiesel kost volgens de internationale organisatie minstens 1 dollar per liter, maar die prijs kan tegen 2050 tot op het niveau van de bio-ethanol komen.

Uitdagingen

De IEA wijst erop dat er nog heel wat uitdagingen zijn op het vlak van kennisopbouw en technologische ontwikkeling. Ze zegt in haar rapport dat de twee generaties biobrandstoffen nog een tijd naast elkaar kunnen bestaan, tot de productie van de 2de generatie kostenefficiënt is.
Volgens de internationale organisatie moet de verminderde uitstoot van CO2 en broeikasgassen in het hele verhaal blijvend voorop staan: die reductie is bij de 2de generatie biobrandstoffen veel groter. De IEA wil dat er lessen getrokken worden uit de huidige kritiek op het duurzame karakter van de eerste generatie biobrandstoffen.
Ze pleit in dat kader voor een duurzame productie van de grondstoffen, en denkt luidop aan een ‘duurzaam biomassa certificaat’ om zeker te zijn dat de ecologische impact beperkt blijft. Vast staat dat de opbrengst per hectare houtachtige biomassa voor de 2de generatie biobrandstoffen veel hoger ligt dan bij de 1ste generatie.
Dat betekent ondermeer dat er minder druk komt op landreserves, bovendien kunnen ook marginale gronden voor snelgroeiend hakhout gebruikt kunnen worden. In tegenstelling tot de grondstoffen voor de 1ste generatie brandstoffen is er ook een hogere energie-efficiëntie bij teelt, transport en
verwerking van de houtachtige biomassa.

Biobrandstoffen zorgen voor een verminderde uitstoot van broeikasgassen, maar er is een serieuze keerzijde.

Samenwerking

Het slagen hangt volgens hen ondermeer af van de internationale samenwerking bij de ontwikkeling van de 2de generatie biobrandstoffen. De IEA roept daarom de private als overheidssector op om de conversie te blijven ondersteunen, ook nog in de eerste generatie biobrandstoffen, om een vlotte overgang naar de tweede generatie te bewerkstelligen.
Bio-rafinnaderijen moeten volgens de organisatie ook investeren in hoogwaardige nevenproducten, naast de ethanol of synthetische diesels. Daarnaast pleit de IEA voor een regionale brandstoffenproductie, afgestemd op de energienoden en beschikbare biomassa.
“Al zal de uiteindelijke commercialisering pas op langere termijn gebeuren, toch moeten nu de nodige investeringen gebeuren,” vat de teneur samen van het rapport “From 1st to 2nd generation biofuel Technologies. An overview of current industry and RD&D activities”.