UNDP acht verdere stijging bilaterale ontwikkelingshulp waarschijnlijk

Nieuws

UNDP acht verdere stijging bilaterale ontwikkelingshulp waarschijnlijk

IPS

11 juli 2003

De Afrikaanse landen moeten zelf meer gaan investeren in hun eigen bevolking. Dat was de boodschap die Mark Malloch-Brown, de baas van het UNDP verkondigde in het Mozambikaanse Maputo, waar de leiders van de Afrikaanse Unie sinds gisteren (donderdag) hun top houden. De VN-functionaris had ook nog een leuk cijfer mee: tegen 2006 zouden de industrielanden 16 miljard dollar extra uitgeven aan ontwikkelingshulp. Te weinig, vinden de VN.

Het thema van de AU-top is de toepassing van het New Partnership for Africa’s Development (NEPAD), een ambitieus plan voor hulp en investeringen in Afrika. De architecten van NEPAD hebben de lat op 64 miljard dollar per jaar gelegd. Dat bedrag zou nodig zijn om een Afrikaanse renaissance te bewerkstelligen.

Als het extra geld er komt, dan moet het geïnvesteerd worden in voorzieningen zoals gezondheidszorg, onderwijs, watervoorziening en infrastructuur, zo benadrukt het UNDP. De VN-organisatie presenteerde eerder deze week in Maputo het human development report, dat een tussenstand opmaakt van de strijd tegen armoede en onderontwikkeling. Het gezaghebbende rapport toont nogmaals aan hoe slecht Afrika eraan toe is. Het aantal armen is er de afgelopen tien jaar toegenomen van 48 procent van de bevolking naar 52 – in andere continenten is er sprake van een geleidelijk positieve trend. Bijna alle landen die onderaan de UNDP-ranglijst bengelen, zijn Afrikaans.

Het UNDP identificeerde 59 ‘voorrangslanden’, landen die nauwelijks vooruitgang en zelfs achteruitgang boeken wat betreft levensverwachting, onderwijspeil en inkomen per inwoner. Meer dan de helft daarvan zijn Afrikaanse landen.

Met dit rapport argumenteert het UNDP dat de nieuwe formules van behoorlijk beleid en vrije markt nodig zijn – maar niet genoeg. Voor de meeste van de 59 voorrangslanden op onze lijst heeft het gebrek aan ontwikkeling niet zozeer te maken met de goed werkende instellingen en een beleid dat op economische groei gericht is,” zei Malloch-Brown. Wat ontbreekt zijn “noodzakelijke stappen” om structurele handicaps weg te werken, waaronder investeren in menselijk kapitaal.

Volgens de UNDP-baas zullen de allerarmste landen het niet redden als de rijke landen hun handelsbarrières niet afbouwen en meer geld besteden aan ontwikkelingshulp. “Als de donoren hun recente beloftes nakomen – en dat is een grote ‘als’ – dan is er tegen 2006 zestien miljard dollar extra voor ontwikkelingshulp. De helft daarvan zou naar Afrika gaan.” Voor de duidelijkheid: vorig jaar spendeerden de industrielanden 57 miljard dollar aan bilaterale ontwikkelingshulp. Volgens de VN is er 100 miljard nodig om de armoede te halveren tegen 2015. Die magische datum is vastgelegd als eindstreep voor de ontwikkelingsdoelen, waarvan de bestrijding van de armoede de belangrijkste is. Malloch-Brown constateert dat de nieuwe donorbeloftes “een heel stuk tekort komen om de ontwikkelingsdoelen te halen”. Als Malloch-Browns voorspelling voor 2006 uitkomt, dan betekent dat toch dat de remonte van de bilaterale ontwikkelingshulp zich doorzet. Vorig jaar steeg het het ODA-cijfer (official development aid) vijf procent tegenover 2001. Het was al van het begin van de jaren negentig geleden dat de officiële ontwikkelingshulp nog groeitrekken vertoonde.