Vrijhandel Afrika-VS geen voortuitgang voor Afrikaanse arbeiders
Charles Davis
13 januari 2008
Heel wat Afrikaanse ondernemingen profiteren van de tolvrije import die de VS hen toestaat, maar de arbeiders in die bedrijven worden er niet beter van. Veel werknemers zwoegen zestien uur per dag voor een minimumloon dat niet volstaan om een gezin te onderhouden, zeggen critici.
De VS keurden in 2000 de African Growth and Opportunity Act (AGOA) goed, een vrijhandelsverdrag dat open staat voor zwart-Afrikaanse landen die een beleid voeren dat op instemming kan rekenen in Washington.
De handel tussen de 39 Afrikaanse landen die konden toetreden tot het AGOA-mechanisme en de VS is spectaculair toegenomen. Volgens Amerikaanse cijfers voerden de VS in 1999 voor 13,7 miljard dollar in uit Afrika; dat cijfer was in 2006 al gestegen tot 59,2 miljard dollar.
Maar critici zeggen dat er de overeenkomst wel voor meer handel en meer banen heeft gezorgd, maar niet voor betere arbeidsvoorwaarden. “We moeten niet zomaar banen scheppen met ons handelsbeleid, maar goed werk, waarbij arbeiders gerespecteerd worden en het perspectief hebben dat ze erop zullen vooruitgaan”, zegt Bama Athreya, de directeur van het International Labour Rights Forum dat onlangs in Washington werd gehouden.
Geen dwang
Om aanspraak te kunnen maken op de AGOA-voordelen moeten landen bewijzen dat ze evolueren in de richting van een markteconomie, maar ook dat ze werk maken van mensenrechten en arbeidersrechten en dat ze een eind maken aan misstanden als kinderarbeid. Maar het is helemaal aan de Amerikaanse regering om te beslissen of landen aan die voorwaarden voldoen, en daar ligt volgens de critici precies het probleem.
June Hartley, een activiste en expert uit Zuid-Afrika, maakt zich sterk dat de VS nauwelijks een vinger roeren om Afrikaanse landen ertoe aan te zetten hun bedrijven het recht op vereniging te doen respecteren of een veilige werkomgeving te scheppen. “Er wordt helemaal niets afgedwongen”, zegt Hartley.
Volgens Hartley doet precies de AGOA Afrikaanse landen hun ogen sluiten voor schendingen van de rechten van arbeiders. Buitenlandse investeringen en exportkansen worden allesoverheersend.
De vraag is ook welke bedrijven beter worden van de vrijhandel met de VS. De grote winnaars zijn textielbedrijven in landen als Lesotho, Kenia, Madagascar, Mauritius, Zuid-Afrika en Swaziland die volledig afhangen van buitenlands kapitaal. Aziatische producenten hebben de winstgevende exportmarkt ingepalmd, terwijl de plaatselijke industrie ter plaatse blijft trappelen.
Activisten vinden dat de VS alleen handelsvoordelen mogen toekennen aan Afrikaanse landen die zich houden aan de belangrijkste internationaal erkende arbeidsrechten. In het Amerikaanse parlement is in 2000 een wetsvoorstel in die zin ingediend door de Democraat Jim McDermott. Hij heeft intussen steun van een twaalftal andere volksvertegenwoordigers.