Wie wordt beter van de dure olie?
Peter Dhondt
27 oktober 2004
Wie wordt er beter van de hoge benzineprijzen? De kassa's rinkelen onophoudelijk aan de Perzische Golf en bij andere olieproducenten, maar van paradijselijke toestanden is er voorlopig geen sprake. Meer geld, grotere problemen, zo lijkt het wel.
Er gaan tegenwoordig fabelachtige bedragen om in het oliewereldje. Olie is op de wereldmarkt ongeveer 80 procent duurder dan vorig jaar. In veel olieproducerende landen raakt de schatkist daardoor aardig gevuld. Venezuela, dat per dag twee tot 2,5 miljoen vaten olie verkoopt, schatte begin oktober dat het dit jaar minstens 4,3 miljard euro meer zal binnenkrijgen dan verwacht. Saudi-Arabië, de grootste olieproducent ter wereld, was begin dit jaar nog uitgegaan van een begrotingstekort van meer dan 6 miljard euro. Maar begin september rekenden experts al met een positief resultaat van 27 miljard euro. Volgens een schatting van half oktober zou Koeweit dit jaar meer dan 24 miljard euro aan olie-inkomsten opstrijken - het hoogste bedrag in dertig jaar.
Ook oliebedrijven worden beter van de stijgende prijzen. Analisten schatten dat Shell en BP tussen juni en augustus per dag ongeveer 40 miljoen euro winst hebben gemaakt. BP maakte dinsdag bekend dat het tijdens het derde kwartaal om en bij de 3 miljard euro winst had geboekt. Maar waarschijnlijk scheppen speculanten nog het meeste poen. Via oliefutures - een beleggingsproduct waarbij gegokt wordt op prijsveranderingen - kunnen ze veel verdienen aan stijgende prijzen; tegelijk wordt daardoor echter de oliecrisis verder opgefokt.
Olie maakt niet gelukkig
Toch gaat het veel olieproducerende landen niet echt voor de wind. In Nigeria, de grootste olie-exporteur in Afrika, dreigen de vakbonden met verdere stakingen als de regering de brandstofprijzen niet verlaagt. Van 11 tot 14 oktober legden de bonden het land al grotendeels lam uit protest tegen de prijsstijgingen aan de pomp. Twee derde van de Nigerianen moet rondkomen met minder dan één dollar per dag. Ze vinden dat de overheid dan toch ten minste moet zorgen voor betaalbare benzine en kerosine - een brandstof die in de keuken wordt gebruikt. Maar de Nigeriaanse regering maakte vorig jaar een einde aan een aantal regels en subsidies die de brandstofprijzen laag hielden; sindsdien zijn de prijzen met een kwart gestegen. Ook de Nigeriaanse overheid moet veel geld neertellen voor brandstof: de Nigeriaanse raffinaderijen zijn zo aftands dat het land een deel van de brandstof die het verbruikt, moet invoeren.
Onenigheid over de verdeling van de Nigeriaanse olierijkdom houdt intussen ook nog altijd gewapende conflicten aan de gang in de Nigerdelta, de regio waar de Nigeriaanse aardolie wordt gewonnen. Aanvallen van rebellen op installaties van buitenlandse oliebedrijven zijn één van de redenen van de internationale olieprijsstijgingen van de voorbije tijd. Eind september kwamen de leiders van twee rebellenbewegingen van het plaatselijke Ijaw-volk met de Nigeriaanse overheid overeen hun wapens in te leveren. Maar rebellencommandant Mujahid Dokubo-Asari verklaarde begin oktober dat de strijd doorgaat. De rebellen willen een grotere autonomie voor de Ijaws en eisen ook dat een groter deel van de oliewinsten naar de Nigerdelta gaat, één van de armste regio’s in het land. Het verzet wordt ook ingegeven door de milieuproblemen die de aardoliewinning veroorzaakt.
Bedelaars in olieland
In de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zijn het de brandstofverdelers die klagen. Hun winstmarges worden te krap. De belangrijkste twee ketens van tankstations, Eppco en Enoc, zitten in de rode cijfers omdat ze benzine en diesel tegen bodemprijzen moeten blijven verkopen, terwijl zij zelf hun oliefactuur almaar zien stijgen. Eppco en Enoc dreigden er vorige week mee de boeken neer te leggen. De twee andere verdelers in de Verenigde Arabische Emiraten, Adnoc en Emarat, klagen ook over verliezen maar dreigen nog niet met sluiting.
De VAE hebben merkwaardig genoeg ook last van een forse toename van bedelarij. De inwoners van de emiraten staan bekend als vrijgevig, en dat lokt blijkbaar steeds meer arme mensen aan. Volgens het stadsbestuur van Dubai - de hoofdstad van één van de emiraten - komen heel wat bedelaars uit buurlanden die ook zwemmen in de olie - Saudi-Arabië, Qatar en Bahrein.
De regering van de VAE roept de bevolking nu op geen aalmoezen meer te geven - een krasse maatregel voor een islamitisch land. Vrome moslims moeten immers behoeftigen helpen. Bedelen is strafbaar gesteld in de VAE; politiemensen in burger gaan achter overtreders aan. Buitenlanders die betrapt worden, moeten het land meteen verlaten. Inwoners van de emiraten krijgen hulp bij het zoeken naar een baan; arme oudjes worden ondergebracht in tehuizen.
Vat zonder bodem
Vooral in landen met een grote bevolking blijft het effect van de stijgende olie-inkomsten al bij al beperkt. Mexico, de achtste olieproducent in de wereld, haalt een derde van zijn exportinkomsten uit de petroleumsector. Begin oktober had de Mexicaanse staat al 944 miljoen euro extra ter beschikking door het hoge prijsniveau. Maar Mexico voert aardgas in vanuit de VS, en de prijs daarvan stijgt ook. De komende jaren zal Mexico steeds meer aardgas gaan verbruiken, zodat een steeds groter deel van de olie-inkomsten daaraan zal opgaan. Het goede nieuws uit de oliesector wordt bovendien overschaduwd door de zorgen in verband met de verwerkende nijverheid. Steeds meer bedrijven trekken van Mexico naar China en andere landen waar de lonen lager liggen. Dat is dramatisch voor de werkgelegenheid. De aardoliesector kan dat verlies nooit goedmaken.
Een bijkomend probleem is de scheve inkomensverdeling in het land: net als andere geldstromen komt het aardoliegeld vooral de rijke bevolking in de grote steden in het centrum van het land ten goede. Volgens een rapport van het VN-Ontwikkelingsprogramma is het welvaartspeil in sommige wijken van Mexico-stad en de dichtbijgelegen industriestad Monterrey vergelijkbaar met dat in steden in Spanje en Duitsland. Sommige steden in de zuidelijke deelstaten Guerrero, Oaxaca en Chiapas lijken in dat opzicht dan weer eerder in Afrika te liggen.
Oliedollars en armoede
Vooral in Afrika gaat olierijkdom opvallend vaak gepaard met armoede en conflicten. Angola en Nigeria, twee grote olieproducenten, behoren tot de armste 30 landen ter wereld. In Angola zijn de olie-inkomsten voor een groot deel opgegaan aan een aanslepende burgeroorlog, die pas in 2002 kon beëindigd worden. Nigeria heeft sinds 1970 ongeveer 400 miljard dollar verdiend aan de export van olie, maar een groot deel van dat geld is terechtgekomen op de bankrekeningen van de elite: bijna 7 op 10 van de Nigerianen leeft in bittere armoede.
Ook de oliemaatschappijen hebben boter op het hoofd. Begin oktober beschuldigde de regering van Tsjaad een Amerikaans-Maleisisch consortium ervan te weinig royalty’s af te dragen voor de olie die het in het land oppompt. Volgens Tsjaad bleven de betalingen van het consortium steeds verder achter bij de stijgende olieprijzen. Tsjaad is de jongste olieproducent in Afrika; de productie werd pas in november 2003 opgestart.
Oliemaatschappijen betalen in Afrika over het algemeen veel minder belastingen en royalty’s dan in het Midden-Oosten of in Zuid-Amerika. Na zware kritiek zijn ondernemingen als Shell wel zelf meer beginnen te investeren in milieuzorg en ontwikkelingsprojecten in de streken waar ze actief zijn, maar toch geven ze daaraan maar een fractie van hun winst uit.
Vers geld voor goede doelen
Sommige olielanden pompen intussen wel een deel van de uitzonderlijke winsten in projecten die meer burgers ten goede moeten komen. Venezuela besliste begin september drie nieuwe ministeries op te richten om de arme bevolkingsgroepen in het land beter te helpen. Die administraties worden bevoegd voor huisvesting, voedsel en kredietverlening. De regering maakt ook 80 miljoen euro extra vrij voor programma’s die de voedselsituatie, de gezondheidszorg en het onderwijs in de armenwijken moeten verbeteren. Naar die programma’s ging vorig jaar al ruim 1 miljard euro.
De Saudische kroonprins Abdullah Bin Abdul Aziz verklaarde in september dat het leeuwendeel van de extra inkomsten zal worden besteed aan de afbetaling van de 173 miljard dollar die Saudi-Arabië in het buitenland in het krijt staat. Maar er zou toch ook 8,6 miljard euro gaan naar onderwijsprojecten, huizenbouw en de verbetering van de gezondheidszorg.
Eén ding staat vast: de olieproducenten moeten geen schrik hebben dat de prijzen binnenkort weer flink dalen. Het Internationaal Energie-agentschap (IAE) gaat er in een dinsdag gepubliceerd rapport van uit dat de vraag naar energie de komende 25 jaar nog met 59 procent zal stijgen. De vraag naar olie zou van de huidige 82 miljoen vaten per dag toenemen tot 121 miljoen vaten in 2030. Dat betekent dat het geld zal blijven binnenstromen bij de olieproducerende landen, maar waarschijnlijk ook dat de problemen die samenhangen met die weelde, niet verminderen.
IPS