CCS: de lichtzinnige gok van het Europese klimaatbeleid

Analyse

Debat over andere manier van leven blijft in de marge

CCS: de lichtzinnige gok van het Europese klimaatbeleid

Bart Grugeon Plana

22 mei 202514 min leestijd

Carbon Capture and Storage (CCS), het afvangen en opslaan van CO2, wordt voorgesteld als een belangrijke stap in het vergroenen van de industrie. Volgens critici belooft de technologie echter veel meer dan die eigenlijk kan geven, terwijl de kosten ervan veel hoger liggen. Door te hard in te zetten op CCS dreigen we de boot te missen om onze samenleving duurzaam te hervormen.

Carbon Capture and Storage (CCS) is een essentieel onderdeel geworden van het Europese en wereldwijde klimaatbeleid. De logica erachter is eenvoudig: we vangen de CO2-uitstoot van fabrieken op en slaan die diep in de ondergrond op. Zo redden we de planeet en behouden we de industrie. 

Industriële uitstoot is goed voor ongeveer 25% van de Europese uitstoot. Om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn moet die verdwijnen. Er wordt ook op CCS gerekend om een deel van de emissies van de energiesector te vergroenen. Regeringen zijn bereid om voor ondersteunende regelgeving te zorgen en er fors in te investeren.

Nochtans bestaan er fundamentele bezwaren over de haalbaarheid van de technologie, zowel op technisch als economisch vlak. Het falen ervan zou desastreus kunnen uitpakken en de Europese klimaatstrategie helemaal ondermijnen.

19.000 kilometer pijpleidingen

Er wordt beweerd dat als we de bestaande industriële capaciteit willen behouden, de productieprocessen minimaal willen wijzigen, én de klimaatdoelen willen halen, we dat alleen maar kunnen doen door CO2 op grote schaal op te vangen en op te slaan. En CCS zou dat kunnen.

De Europese Commissie zet daarom volop in op CCS met een Industrial Carbon Management Strategy. Tegen 2030 moet de capaciteit beschikbaar zijn om 50 miljoen ton CO2 op te slaan. Tegen 2040 moet dat 280 miljoen ton zijn, om in 2050 uit te komen op 450 miljoen. Dat is ongeveer 13% van de huidige totale uitstoot van de EU. 

Om dit te realiseren zijn enorme investeringen nodig. Er moeten filterinstallaties komen op gascentrales, verbrandingsovens, en op cement-, waterstof-, chemie- en zelfs staalfabrieken. Die moeten worden gekoppeld aan een netwerk van pijpleidingen. Volgens studies gaat het over 19.000 km dwars door Europa. In havens moeten tijdelijke opslagterminals worden gebouwd, net als nieuwe aangepaste schepen voor transport. Uitgeputte gas- en olievelden die zich minstens 800 meter onder de grond bevinden, moeten over heel Europa in kaart worden gebracht en uitgetest om er voor de eeuwigheid CO2 in te injecteren.

Op dit moment zijn er in de EU drie kleinschalige CCS-projecten werkzaam die samen ongeveer 1 miljoen ton CO2 per jaar opvangen. Elf andere projecten zijn in opbouw en zouden jaarlijks 4,6 miljoen ton moeten opslaan. Alle andere projecten zijn nog in de ontwerpfase.

‘We proberen om een nieuwe technologie meteen op te schalen’, vertelt Chris Davies, tot voor kort directeur van CSS Europe, de belangrijkste Europese lobbyorganisatie van de sector. Hij geeft toe dat de ambitie van de EU erg hoog is, maar het is volgens hem ‘de enige manier om de klimaatdoelen te halen.’ 

Op technisch gebied zegt de industrie de klus te kunnen klaren. ‘We stockeren nu al methaan in de ondergrond voor tijdelijke opslag en beheersen dus de technologie om gas in gesteente te injecteren. We willen nu met CO2 net hetzelfde doen, alleen is het daarbij de bedoeling dat het niet naar de oppervlakte terugkeert’, aldus de lobbyist.

De uitdaging ligt volgens Davies bij de politiek. ‘China zou op één dag kunnen beslissen om de hele CCS-infrastructuur uit te rollen, maar in Europa is dit veel moeilijker. Wij moeten alle betrokken bedrijven en overheden coördineren, een verdienmodel ontwikkelen en de nodige vergunningen verlenen’, aldus Davies. Hij vraagt daarom meer Europees leiderschap om samen met de lidstaten zowel een wetgevend kader uit te bouwen, als voor financiële steun te zorgen.

De Europese Commissie is ingegaan op enkele belangrijke eisen van de lobbygroepen. Zo heeft CCS sinds 2024 een strategische rol gekregen om de Europese industrie CO2-neutraal te maken, zodat de bestaande milieuwetgeving versoepeld mag worden en vergunningen sneller kunnen worden toegekend.

Belastingbetaler moet garant staan voor risico’s

Volgens het Institute of Energy Economics and Financial Analysis (IEEFA) zou het Europees CCS-netwerk van pijpleidingen 520 miljard euro kunnen kosten. Voor een kwart zou dat door de belastingbetaler betaald worden en de rest zou op termijn worden afbetaald door de industrie via een toelage op hun emissies.

De prijs om een ton CO2 op te vangen en op te slaan kan variëren van 70 tot 200 euro, maar kan ook oplopen tot meer dan 550 euro, afhankelijk van de zuiverheid van de emissies.

De financiering van CCS blijft echter een heikel punt. Investeerders willen immers enkel nieuwe projecten toezeggen als er garanties bestaan dat bedrijven dat bedrag ook op tafel leggen. In de praktijk gebeurt dit enkel als de overheid hiervoor garant staat.

‘Eigenlijk is CCS niet veel meer dan een theoretisch concept op de tekentafel van een ingenieur’
Olie- en gasexpert Andrew Reid

Volgens het Zero Emissions Platform (ZEP), een officieel Europees adviesorgaan dat verschillende industriële sectoren samenbrengt rond CCS, is het beleid van het Verenigd Koninkrijk daarom een na te volgen model. ‘De Britse regering heeft nagenoeg alle risico’s op zich genomen door investeerders een garantie op inkomsten te geven en heeft hiervoor 22 miljard pond opzijgezet. Het resultaat is dat banken nu volop willen lenen en ook de moeilijkste CCS-projecten tot stand komen’, zegt Eadbhard Pernot, secretaris-generaal van ZEP. 

Ook in Nederland en Noorwegen werd dit principe toegepast en daar zullen binnenkort twee nieuwe projecten operationeel zijn. Porthos, een CO2-opslagplaats op zee vlakbij Rotterdam, krijgt een levenslijn van 2,1 miljard euro van de Nederlandse staat als het project niet de gehoopte inkomsten haalt. Noorwegen subsidieert 80% van de operationele kosten van Northern Lights, een grensoverschrijdend project voor CO2-transport en -opslag, dat al 870 miljoen euro overheidsgeld kreeg toegestopt.

Zonder publieke middelen kan CCS dus niet bestaan. Eadbhard Pernot erkent dit, maar zet politici voor een scherpe keuze. ‘Ofwel kwijnt onze industrie weg omdat ze niet meer competitief is, ofwel houden we die jobs hier en investeren we in een groene industrie (met CCS; red.). En die is duurder dan het importeren van emissie-intense producten uit China’, stelt hij.

De EU toont zich bereid om dit offer te brengen. In de periode 2020 tot 2022 ging bijna 40% van het totale budget van het Innovation Fund, bedoeld om de industrie te helpen om het klimaatakkoord van Parijs te verwezenlijken, uitsluitend naar CCS-projecten, grotendeels in de cementindustrie.

Enhanced oil recovery

Het is opvallend dat zo hard wordt ingezet op een technologie waarover fundamentele twijfels bestaan. Het klopt dat de olie- en gasindustrie al sinds de jaren ‘70 processen gebruikt om enerzijds CO2 op te vangen en anderzijds in de ondergrond te injecteren.

Bij de ontginning van methaan worden soms hoge concentraties CO2 gevonden die vóór commercialisering gescheiden moeten worden. Dat proces heet carbon capture. Die opgevangen CO2 kan dan in olievelden geïnjecteerd worden om moeilijk te ontginnen aardolie toch naar boven te halen. Dat heet enhanced oil recovery of EOR. Daarbij komt 70% van de CO2 samen met de olie terug naar boven.

De gasindustrie heeft wereldwijd 47 commerciële carbon capture-projecten, goed voor 50 miljoen ton per jaar. Het grootste deel ervan wordt gebruikt voor EOR. Er bestaan slechts negen projecten die proberen om CO2 permanent op te slaan, waarvan twee zich in Europa bevinden.

Toch is het volgens Andrew Reid helemaal fout om te beweren dat de technologie van CCS al vijftig jaar gebruikt wordt en meteen kan worden opgeschaald. Na een carrière in de olie- en gasindustrie koos hij ervoor om zich te engageren voor de energietransitie bij het Institute of Energy Economics and Financial Analysis (IEEFA).

‘De extractie van olie en gas is iets helemaal anders dan de injectie van CO2. Het is onbekend terrein waar de industrie heel weinig over weet. Ieder olie- of gasveld is uniek en heeft verschillende gesteenten, porositeit en temperatuur. We weten gewoon niet wat er zal gebeuren als je CO2 op lange termijn opslaat. Eigenlijk is CCS niet veel meer dan een theoretisch concept op de tekentafel van een ingenieur’, oordeelt de expert.

Technologie in prototypefase

Die onvoorspelbaarheid wordt geïllustreerd door de technische moeilijkheden in Noorwegen, bij de twee enige operationele projecten voor CO2-opslag bij het ontginnen van aardgas op het Europese continent. Bij het Sleipner-project in de Noordzee ontsnapten grote hoeveelheden CO2 uit het reservoir die bij toeval tot stilstand kwamen in een veel hogere, ondoordringbare laag. In het Snøhvit-project in de Barentszzee werd de druk van de CO2 te hoog zodat het project moest worden stilgelegd om het in een naburige zone herop te starten. Ook projecten in Algerije (Salah), de VS (Texas, Petra Nova) en Australië (Gorgon) kampten met onvoorziene omstandigheden die dwongen om het project op te geven of de ambities te verlagen.

Over de opvang van CO2 bestaat eveneens veel onzekerheid. De technologie om CO2 van methaan te scheiden is goed ontwikkeld, maar vooral in de cementindustrie en bij gascentrales is het proces erg energie-intensief en het rendement laag. En dit zijn precies de sectoren waarop de EU wil inzetten met CCS. De industrie beweert wel dat CO2 voor 95% kan worden opgevangen, maar uit een onderzoek van 16 bestaande projecten bleek dat percentage gemiddeld 49% te zijn en nooit hoger dan 80%. Ook het Internationaal Energie Agentschap geeft aan dat 66% van de geplande CO2-opvang moet gebeuren in sectoren waarvoor de technologie zich nog maar in prototype- of demonstratiefase bevindt.

‘We zijn een samenleving die helemaal gebaseerd is op technologisch optimisme’
Onderzoeker Jeroen Oomen

Over transport van CO2 klinkt een gelijkaardig verhaal. De industrie heeft heel veel ervaring om gas en olie door een pijpleiding te sturen, maar CO2 vervoeren is nieuw. De aanwezigheid van zelfs minimale hoeveelheden water of waterdamp is problematisch. In reactie met CO2 vormt dat koolzuur dat de pijpleiding aantast. Aangezien verschillende industrieën hun CO2 in het Europees netwerk willen dumpen, zal het erg ingewikkeld worden om de zuiverheid ervan te garanderen. Bovendien zijn lekken in pijpleidingen niet uit te sluiten. En die zijn toxisch voor mens en omgeving, zoals bleek bij een incident in de Verenigde Staten.

Duurzame levensstijl

Het hoeft dus niet te verwonderen dat CCS-projecten geen groot succes zijn. ‘Er bestaan enkel kleinschalige pilootprojecten die grandioos mislukt zijn’, vertelt Andrew Reid van het IEEFA. ‘Ofwel wordt er veel minder CO2 opgevangen dan initieel gepland, ofwel loopt er iets mis met de opslag. Bovendien zijn de projecten vaak veel duurder en complexer en dus helemaal niet efficiënt om op te schalen’, concludeert hij.

Door zo hard in te zetten op CCS lopen we het risico om de boot te missen. ‘Als eenmaal duidelijk wordt dat het niet werkt, kan het te laat zijn om een andere koers te kiezen die ons binnen het budget voor CO2-uitstoot houdt’, stelt Reid.

Die andere koers stelt een industrieel beleid voor dat grondig verschilt van het huidige. Het heroriënteert zich op een circulaire economie met duurzaam materiaalgebruik en elektrificatie van industriële processen. Daarbij is soms nog sprake van CCS, maar op een veel kleinere schaal.

Ook door een duurzame levensstijl aan te nemen, waarbij we drastisch minder energie en grondstoffen gebruiken, zouden we veel minder CO2 uitstoten en zou CCS niet of minimaal nodig zijn.

Framing klimaatdebat

Het is evident dat veel economische belanghebbers druk uitoefenen om zo weinig mogelijk te veranderen. En ook de geopolitieke context remt doortastend klimaatbeleid af. Toch blijft het verbazingwekkend dat het Europese beleid zo blindelings voorbijgaat aan de risico’s van de gekozen strategie.

Onderzoeker Jeroen Oomen van de Universiteit van Utrecht zocht in het boek Captured Futures, dat hij samen met professor Maarten Hajer schreef, uit waarom de politiek niet in staat is om gepaste antwoorden te vinden op de klimaatcrisis. ‘Dit gaat niet enkel over economische belangen. Het raakt aan de diepgewortelde overtuigingen over hoe de wereld werkt. We zijn een samenleving die helemaal gebaseerd is op technologisch optimisme’, zegt hij.

‘CCS houdt de hoopvolle boodschap in zich dat “we nog te redden zijn”. Het hele klimaatverhaal is zo apocalyptisch geworden dat die boodschap aantrekkelijk is. Beweren dat technologie de problemen niet gaat oplossen en dat we breder moeten denken en ook naar socio-culturele vragen moeten kijken, ligt heel moeilijk’, aldus Oomen. 

Volgens Oomen is de samenleving doordrongen van deze ingesteldheid en zeker daar waar beslissingen genomen worden. Beleidsmensen, maar ook wetenschappers en journalisten, zijn opgeleid en opgegroeid met dit soort vooruitgangsdenken en worden erop afgerekend als ze ervan afwijken.

Als we de klimaatcrisis zouden begrijpen als een grootschalige sociaalecologische crisis, dan kunnen we op een open manier kijken naar verschillende toekomstscenario’s. Die kunnen gaan over technologische oplossingen, maar ook over andere manieren van leven. Dit debat blijft echter in de marge.

‘We willen in de hele klimaatpolitiek de echte machtsvraagstukken niet beantwoorden, omdat we het liever zien als een technologisch-economisch probleem’, zegt Oomen. Het klimaatdebat moet helemaal anders geframed worden. ‘We moeten evolueren naar een samenleving die minder energie en grondstoffen gebruikt, en die ernstig discussieert over welke CO2 voor luxe gebruikt wordt, en die we dus willen afbouwen, en welke echt essentieel is. CCS kan misschien wel enige rol spelen in sommige sectoren waarvoor de alternatieven heel moeilijk zijn, maar zeker niet op de voorgestelde schaal.’

Bart Grugeon Plana is een Belgische freelance journalist. Hij deed samen met enkele andere journalisten onderzoek naar Koolstofafvang- en opslag (Carbon Capture Storage of CSS) in de EU

Dit artikel kwam tot stand met steun van Journalismfund Europe.

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in