Bedrijven dragen cruciale verantwoordelijkheid in oplossen voedselcrisis [opinie]

‘Duurzame ontwikkeling is voor mij geen modewoord, maar een noodzaak’, aldus Thomas Leysen, de nieuwe voorzitter van de Belgische ondernemers bij zijn openingstoespraak. Wat verder kant hij zich tegen de biobrandstoffen van de eerste generatie ‘omdat landbouwbelangen niet vermengd mogen geraken met energiepolitiek’.
Thomas Leysen en het VBO bewandelen met dit pleidooi voor maatschappelijk verantwoord ondernemen een beloftevolle weg, een weg die ook perspectief opent op een duurzame voedsel- en landbouwproductie. Want, wanneer vandaag bedrijven als Unilever en Carrefour echt de hand willen reiken aan de honderden miljoenen familiale landbouwers in de wereld, kunnen ze samen een duurzame uitweg uit de voedselcrisis vinden.
We vertrekken van een doorslaggevende vaststelling. De familiale boeren in de wereld zijn perfect in staat om de wereld van voldoende voedsel te voorzien, én ze kunnen dat beter dan de industriële landbouw. Maar dan moeten ze daar wel de kansen toe krijgen.
Ze moeten kunnen beschikken over voldoende goede grond en over de nodige middelen om te investeren in een productieve landbouw. Ze moeten kunnen rekenen op overheden, zowel mondiaal, regionaal als nationaal, die voluit de kaart trekken van die familiale landbouw. En ze moeten tot een goed en eerlijk samenspel komen met de bedrijven die actief zijn in de landbouw, de voedselverwerking en de distributie.

Boeren gekneld tussen leveranciers en afnemers


Voedsel wordt niet enkel gekweekt, het moet ook verwerkt en verkocht raken. Dat is niet enkel een zaak van boeren, het is een lange economische keten. En de plaats van de boeren daarin is vandaag allesbehalve rooskleurig. “Wij helpen boeren succesvol te zijn.”, staat op de website van de multinational Monsanto te lezen. Bedrijven als Monsanto afficheren graag dergelijke ambities of principes. Maar de feiten vertellen ons dat de twee miljard vijfhonderd miljoen boeren en boerinnen meestal gekneld raken tussen hun leveranciers en hun afnemers. Dat is het resultaat van twee belangrijke veranderingen.
Ten eerste maakt de evolutie naar industrialisering de landbouwers meer afhankelijk van de buitenwereld. Ze raken eraan vastgeketend want ze telen geen eigen zaad meer en verkopen niet langer rechtstreeks aan consumenten. En ten tweede worden ze dan geconfronteerd met bedrijven die almaar meer economische macht verwerven. Die mikken voluit op groei, ze kopen andere bedrijven over, ze gaan fusies aan, alles doen ze om meer marktaandeel te verwerven en de markt fte domineren.
Laten we enkele cijfers spreken.
  • Eenennegentig procent van de genetisch gewijzigde sojabonen die boeren gebruiken, en zelfs zevenennegentig procent van de genetisch gewijzigde maïs, komen van één bedrijf, Monsanto.
  • Eén kwart van de volledige voeding- en drankverkoop in de wereld is in handen van amper tien bedrijven, met Nestlé als grootste.
  • Van alles wat mensen in de hele wereld kopen in winkels, wordt ruim acht procent aangekocht in een winkel van éénzelfde supermarktketen, Wal-Mart. Dit Amerikaanse bedrijf is dan ook veruit de grootste distributiereus. 
  • In vele landen zijn de vijf grootste distributiebedrijven goed voor zestig tot zelfs tachtig procent van de distributie.
  • Er wordt geschat dat in Europa nog slechts een 110 aankoopverantwoordelijken van supermarktketens optreden als tussenpersonen tussen 3.2 miljoen landbouwers en 160 miljoen consumenten.

Het zijn die bedrijven van de input en de output die de boeren nu platwalsen. Ze gebruiken hun economische macht om de marges te vergroten ten nadele van de afhankelijk gemaakte boeren die geen kant op kunnen. De leveranciers verhogen hun prijzen. En de afnemers verlagen hun prijzen, ze drukken op de verkoopsprijzen die de boeren kunnen krijgen. Het trieste resultaat is dat de boeren de zeggenschap over hun bestaan, over hun leven verliezen. Je zult maar landbouwer zijn in de eenentwintigste eeuw.
Toch kan het anders. Bedrijven kunnen hun maatschappelijke rol spelen. Als ze werkelijk maatschappelijk verantwoord willen ondernemen, zullen die bedrijven natuurlijk financieel winstgevend moeten zijn. Maar evengoed zullen ze mee moeten waken over een sociaal en ecologisch duurzame landbouw. Dat is hun beste en op lange termijn zelfs enige manier om zelf economisch te kunnen overleven.
Essentieel is dat de boeren, die helemaal vooraan in de keten het voedsel voortbrengen, hun rechtmatige plaats krijgen. Bedrijven moeten er mee over waken dat landbouwers loon naar werken krijgen en in goede omstandigheden kunnen boeren.
Natuurlijk is dit een gedeelde verantwoordelijkheid. Uitgebreid studiewerk leert dat wanneer familiale boeren moeten opboksen tegen een te sterke agro-industrie die geen rekening houdt met duurzaamheid, hun toekomst er slecht uitziet. Wanneer ze daarentegen de markt domineren, zoals nu nog het geval is in vele landen en regio’s, verwerven ze veel makkelijker hun plaats in de lange voedselketen.
Dergelijke inclusie is fundamenteel een samenspel van vier partners:
  • De verwerkingsindustrie en meer nog de distributiebedrijven moeten het zien zitten, en ervoor kiezen om met de familiale boeren in zee te gaan.
  • De boeren en hun organisaties moeten zich engageren om te voldoen aan de verantwoorde noden van de moderne voedselmarkten en de bedrijven die daarin actief zijn.
  • De overheid moet een stimulerend beleid voeren dat daar op gericht is.
  • Als consument en als burger kunnen wij ons allemaal uitspreken voor en daadwerkelijk kiezen voor duurzame voedselketens.

Twee antwoorden zijn dan broodnodig om de kloof tussen familiale boeren en de moderne voedselmarkt te overbruggen. Bedrijven, boeren én overheden, en zo mogelijk ook de burgers-consumenten, moeten nieuwe vormen van samenwerking exploreren en bewandelen, en elkaar daarin vinden.
Om de kloof tussen familiale boeren en de bedrijven te overbruggen komt het erop aan een zakelijke aanpak te combineren met een ontwikkelingspolitiek. Zowel overheden kunnen daarin een spelen alsook bv. universiteiten en niet-gouvernementele organisaties met een stevige expertise op beide terreinen en vooral op de combinatie ervan.

Koplopers tonen de weg


Zo sluit Alpro, een bedrijf uit de Vandemoortele groep, lange termijnovereenkomsten met zijn sojaboeren. Bovendien staat Alpro hen bij in hun productieproces en zorgt voor een vergoeding wanneer de oogst mislukt.
Enkele jaren geleden besliste Chiquita dat zijn bananen duurzaam geproduceerd moeten zijn. Het bedrijf ging daarvoor in zee met Rainforest Alliance dat de bananen van Chiquita certificeert. Die koersverandering leidde intussen al tot merkwaardige gevolgen. Zo getuigt Gilbert Jiménez, leider van de vakbond van bananenarbeiders in het Midden-Amerikaanse land Costa Rica: ‘Tien jaar geleden streden wij met onze vakbonden tegen Chiquita om een menswaardig loon, vandaag gaan we samen met Chiquita lobbyen bij de supermarkten in Europa opdat ze genoeg betalen zodat Chiquita ons een fatsoenlijk loon kan betalen.’
Vredeseilanden en supermarktketen Colruyt werken al een aantal jaren samen. Bij de start gaat het om een (co)financiering van ontwikkelingsprogramma’s in Indonesië en Benin. In 2006 wordt het voor beide partijen veel boeiender. Dan komt het tot een concrete samenwerking rond de productie en de verkoop van rijst in Benin, in de eerste plaats voor de lokale markt. Dit gezamenlijke project is gericht op de verbetering van het inkomen en het welzijn van boeren en boerinnen. Colruyt brengt zijn expertise in rond kwaliteitsverbetering en commercialisering. Zo kan deze rijstteelt een hefboom voor ontwikkeling worden.
Zowel Vredeseilanden als Colruyt willen samen leren over hoe tot duurzame handelsrelaties komen tussen  enerzijds familiale landbouwers en anderzijds een supermarktketen. Zo willen ze kennis en ervaring opdoen inzake het uitbouwen van een duurzame voedselketen.
Een aantal kleine boeren in Indonesië krijgen van Unilever een hogere prijs dan de marktprijs. Daar is een goede reden voor want het bedrijf zit dringend verlegen om meer en betere zwarte sojabonen, een ingrediënt van de succesvolle zoete saus Kecap Bango. Daarom koopt Unilever rechtstreeks in bij de boeren om de kwaliteit te verbeteren, de productie te verhogen en de aanvoer te verzekeren. Die boeren profiteren mee: doordat de tussenhandelaars wegvallen krijgen ze een prijs die tien à vijftien procent hoger ligt. En zo verwerven ze een betere plaats in de productieketen.
We zijn niet naïef. Natuurlijk willen ook deze bedrijven financiële winst blijven maken. En moeten we kritisch blijven kijken of ze daarbij geen scheve schaats rijden. Denk bv. aan de kritiek die Unilever en zijn palmolieleveranciers in Indonesië krijgen. De winning van die palmolie zou niet duurzaam zijn. Dus blijven we kritisch. Maar als deze bedrijven én winst maken én boeren daarbij een plaats onder de zon kunnen geven, schieten we in elk geval toch een eind op.
Jan Aertsen, Directeur Vredeseilanden

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.