Bilal Benyaich
“‘Europa blijft falen in het Middellandse Zeegebied’
Gisteren begon de revolutie in Tunesië, vandaag davert Egypte op zijn grondvesten, morgen kunnen Algerije, Marokko of Jordanië aan de beurt zijn. Het (nakende) failliet van deze autocratische regimes toont aan dat ook de verschillende Europese strategieën in de regio weinig tot geen zoden aan de dijk hebben gezet. De EU heeft desalniettemin nog een waterkans om een constructieve rol van betekenis te spelen.
De meest ongelijke grens ter wereld
Eind november 1995 zag het Euromediterraan Partnerschap het licht. Naast de landen van de Europese Unie waren Algerije, Cyprus, Egypte, de Palestijnse Autoriteit, Israël, Jordanië, Libanon, Malta, Marokko, Syrië, Tunesië en Turkije van de partij. Dit Partnerschap was gericht op “het transformeren van het Middellandse Zeegebied in een gemeenschappelijk gebied van vrede, stabiliteit en welvaart.” Met elk van deze landen werd een nieuw associatieakkoord afgesloten dat voorwaardelijk gesteld werd aan het respect voor de mensenrechten.
De EU zette vooral in op de liberalisering van de handel in goederen en diensten en wentelde zich in wishful thinking. “Twin liberalism” was het buzzwoord in de wandelgangen van de Europese Commissie. Men geloofde heilig in de premisse dat economische liberalisering ‘automatisch’ zou resulteren in politieke liberalisering. De eigen naoorlogse geschiedenis werd verabsoluteerd als empirisch bewijs. Het tegendeel werd echter snel bewezen: ondanks de liberalisering van de handel bleven de autoritaire regimes van Noord-Afrika en het Midden-Oosten stevig in het zadel. De gekende Europese retoriek ten spijt, mensenrechten waren niet prioritair.
De economische liberalisering leidde zelfs niet tot een verhoging van de welvaart. Althans niet in het zuiden. Het BBP per hoofd in de mediterrane landen stagneerde tijdens de periode 1995-2005, wat in schril contrast stond met dat van de EU dat over diezelfde periode met 50 procent was gestegen. “Europe’s border with the Mediterranean remains the most unequal in the world”, aldus Joseph Borell Fontelles, de voormalige voorzitter van het Europees parlement. De “Europese optie” had niet gewerkt.
De fatale bestendiging van het politieke status quo
De naweeën van 9/11, George W. Bush en de uitbreiding van de EU met 10 nieuwe landen in 2004 brachten ingrijpende wijzigingen op het geopolitieke schaakbord teweeg. Daarom koos Europa in 2004 voor een nieuw beleid tegenover haar buren. Dit Nabuurschapsbeleid beoogde een “ring van vrienden, van Marokko tot Rusland”. Met actieplannen op maat trachtte men vooral de economieën van deze landen te doen convergeren naar de EU-standaarden. Niet zonder resultaat. Een jaarlijkse groei van het BBP in de mediterrane landen van meer dan 5 procent was geen uitzondering meer. In Brussel ging men er van uit dat voor stabiliteit aan de buitengrenzen van de EU groei belangrijker was dan politieke hervormingen. Men zette met andere woorden in op de “Chinese optie”. Maar ondanks de macro-economische groei nam de ongelijkheid niet af; en met de financieel-economische crisis was ook de groei een kort leven beschoren. In combinatie met de aanhoudende willekeur, censuur en corruptie van de regimes werden opstanden onvermijdelijk. Als de onrust in Noord-Afrika en het Midden-Oosten iets aantoont dat is het wel dat de EU zich ook nu weer schromelijk vergist heeft.
Openstaan voor de “Turkse optie”
Nu weet de EU niet goed meer van welk hout pijlen te maken. Nochtans brengen de politieke aardverschuivingen in de Arabische wereld een historische opportuniteit mee voor Europa: wil de EU terug geloofwaardig worden in de Arabische wereld dan moet het de democratiseringstendensen toejuichen en ondersteunen, zonder evenwel een verstorende rol te spelen.
Wil de EU terug geloofwaardig worden in de Arabische wereld dan moet het de democratiseringstendensen toejuichen en ondersteunen, zonder evenwel een verstorende rol te spelen.
De Raad van de Europese Unie die op maandag jl. (31 januari 2011) bijeenkwam heeft alvast een noodzakelijke maar onvoldoende stap gezet in deze richting. Zo worden de legitieme democratische aspiraties van het Egyptische volk erkend en wordt er tevens opgeroepen tot een overgangsregering. Maar tussen de lijnen door suggereerde de Raad ook op subtiele wijze dat de Moslimbroederschap best geen deel zou uitmaken van deze overgangsregering. Een fout signaal.
Vier redenen waarom het Westen zich best hoedt voor al te grote inmenging in de mediterrane keuken. Ten eerste is het aan de Arabische volkeren zelf om uit te maken wie al dan niet deel zou uitmaken van eventuele overgangsregeringen of van regeringen van nationale eenheid. We hebben de morele autoriteit niet om volkeren die zich willen bevrijden van het juk van nota bene ‘onze dictators’ de les te spellen. Ten tweede zou het van strategische zwakzinnigheid getuigen als de Europese diplomatie anno 2011 één van haar grootste tactische blunders uit de recente geschiedenis zou herhalen (in 2006 heeft ook de EU het democratisch verkozen Hamas in de Palestijnse bezette gebieden geboycot met alle gevolgen van dien voor de kansen op een tweestatenoplossing, en bijgevolg de Europese belangen). Ten derde wordt de aantrekkelijkheid van de islamistische bewegingen en partijen systematisch overschat. Democratisering betekent niet per definitie islamisering van het maatschappelijke en politieke bestel (zoals economische liberalisering niet per definitie politieke liberalisering betekende). Meer zelfs, het zijn net westerse signalen van selectieve democratie die een averechts effect kunnen hebben. Ten vierde moet men zich niet laten verblinden door het Iraanse scenario uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. De AK Partij van Recep Tayyep Erdogan in Turkije heeft aangetoond dat islamitische partijen zich in de 21e eeuw wel degelijk kunnen inpassen in een democratische cultuur en parlementaire structuur.
In plaats van impliciete voorkeuren uit te spreken zou de EU beter expliciete kansen met beide handen grijpen. “Het is niet onze taak de toekomst te voorspellen, maar om haar mogelijk te maken”, zei Antoine de Saint Exupéry ooit. De EU zou dit jaar het ondertussen oude associatieakkoord met de mediterrane landen vervangen door een nieuw Nabuurschapsakkoord. Zouden de Europese instellingen hun tijd en energie dan niet beter steken in het opmaken van bepalingen in dit nieuwe akkoord die de ontluikende democratieën ten volle ondersteunen en die van de economische samenwerking eindelijk een win-win-verhaal kunnen maken? Pas wanneer de EU zelf inspanningen doet om de asymmetrie met de zuidelijke oever van de Middellandse Zee te dichten, en de angst laat varen voor de eventualiteit van de “Turkse optie” in een democratiserende Arabische wereld, kan er sprake zijn van een kentering van het Europese falen in de regio.
Bilal Benyaich is politicoloog en auteur van het in oktober 2010 verschenen boek ‘Europa, Israël en de Palestijnen’ (ASP).