Geen klimaatgerechtigheid zonder gelijkheid voor vrouwen

Mary Robinson / IPS - vertaling: Wout Van Praet

08 maart 2016
Opinie

Geen klimaatgerechtigheid zonder gelijkheid voor vrouwen

Geen klimaatgerechtigheid zonder gelijkheid voor vrouwen
Geen klimaatgerechtigheid zonder gelijkheid voor vrouwen

Er is de afgelopen jaren gestaag vooruitgang geboekt en de nieuwe internationale ontwikkelingsdoelstellingen zijn best ambitieus. Maar om tot een wereld te komen waar gendergelijkheid een basisprincipe is, moet nog meer dan één tandje bijgestoken worden.

Alle vrouwen moeten worden ondersteund om hun gelijke rechten volledig te kunnen verwezenlijken. Daarvoor is een doelgerichte aanpak nodig die verzekert dat alle vrouwen een stem hebben bij het nemen van beslissingen die hun leven beïnvloeden. Dat is eens zo belangrijk wanneer het gaat om het ondersteunen van initiatieven van ‘grassroots’ vrouwenorganisaties.

De 2030 Agenda voor Duurzame Onwikkeling roept immers op tot een aanpak waarbij ‘niemand wordt achtergelaten’ en een engagement om ‘degenen die het meest achterstaan het eerst te helpen’. Om dat te realiseren moeten vrouweninitiatieven aan de basis erkend worden als cruciale spelers in de mondiale duurzame ontwikkeling.

De kennis van vrouwen hebben we nodig om de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te bieden

Die basis-vrouwenorganisaties van over de hele wereld beschikken over een rijkdom aan kennis. Die zullen we nodig hebben om de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te bieden en duurzame ontwikkeling een versnelling hoger te schakelen.

Om die kennis echt te kunnen waarderen en aan te wenden, moeten vrouwen echter de kans krijgen om op een betekenisvolle manier deel te nemen aan het ontwerpen, uitstippelen en implementeren van visies en beleidsplannen die hun leven beïnvloeden.

Als we klimaatgerechtigheid willen bevorderen, is het dan ook cruciaal dat de stem van de vrouw wordt gehoord en dat hun behoeftes worden beantwoord.

De gevolgen van klimaatverandering verschillen voor vrouwen en mannen

De “vrouw in de straat” draagt veel vaker en veel meer de last van klimaatverandering, zeker wanneer er armoede mee gepaard gaat. De klimaatverandering verscherpt bestaande ongelijksheidsstructuren, waaronder genderongelijkheid.

De “gewone vrouw” heeft minder toegang tot productiemiddelen, is minder mobiel en wordt amper gehoord bij het maken van beslissingen. Dat maakt vrouwen enorm kwetsbaar voor klimaatverandering. Een efficiënt klimaatsbeleid moet daarom deze onderliggende ongelijkheden erkennen, als het de verschillende manieren waarop het klimaat de “gewone vrouw” beïnvloedt, wil aanpakken.

Hulp voor kwetsbare gemeenschappen heeft zelden het gewenste effect als vrouwen niet betrokken worden

Vrouwen op een betekenisvolle manier deel laten uitmaken van het beleid is niet alleen eerlijk, het is ook zeer verstandig. De sector van de mondiale ontwikkeling heeft – soms op de harde manier – geleerd dat ondersteuningsprogramma’s voor kwetsbare gemeenschappen zelden het gewenste effect hebben wanneer vrouwen niet betrokken worden.

Die belangrijke les zie je dan ook weerspiegeld in de vijfde Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling – Bereik gendergelijkheid en ondersteun vrouwen en meisjes.

Daarin staat immers het doel om ‘te verzekeren dat vrouwen op volwaardige en afdoende wijze kunnen participeren op alle beslissingsniveaus in de politieke, economische en publieke sector en bovendien evenveel kans maken om daarbij een leidersrol op te nemen’.

Zeker in het geval van grassroots vrouwenorganisaties is de behoefte daaraan nijpend. Spijtig genoeg zijn degenen die het klimaatbeleid opstellen, zich niet voldoende bewust van het belang om vrouwen daarbij te betrekken en hen een leidersrol toe te kennen. Toch zijn het vooral vrouwen die in de voorhoede staan van de strijd tegen armoede en klimaatverandering.

Onder het Klimaatverdrag (of UNFCCC, United Nations Framework Convention on Climate Change) is er wel al enige vooruitgang geboekt. In 2012 keurden de Partijen bij het Klimaatverdrag het “Mirakel van Doha” goed (Beslissing 23/CP.18), waarbij beslist werd dat vrouwen meer moeten worden gestimuleerd om deel te nemen aan klimaatsonderhandelingen. Op de COP 22 in november zullen de Partijen bovendien beoordelen of de vooruitgang die men al heeft geboekt, ook de vooropgestelde ambities bereikt. Wanneer ze dat doen, zullen ze echter moeten vaststellen dat gelijke vertegenwoordiging bij onderhandelingen slechts een beetje verbeterd is.

Zo benadrukt het laatste Verslag van Gendersamenstelling van het Klimaatverdrag bijvoorbeeld dat slechts 36 procent van de gedelegeerden op de COP 20 vrouwen waren. Als je enkel de delegatiehoofden telt, slinkt dat percentage zelfs nog tot 26 procent. In Lima gaven de Partijen nochtans hun fiat voor het ‘Lima werkprogramma rond gender’, een tweejarig onderzoek naar de genderdimensies van klimaatverandering, en het Akkoord van Parijs erkent de noodzaak van gendergelijkheid en emancipatie van de vrouw.

Goed moet beter worden

Dat zijn allemaal tekens van vooruitgang, maar er moet nog veel meer gedaan worden om de stem van vrouwen luid te laten horen bij klimaatacties. Als een belangrijke volgende stap moeten we investeren in training en ontwikkeling van vaardigheden voor grassroots vrouwenorganisaties om volledige en afdoende participatie mogelijk te maken. Dat zit omvat in het Duurzame Ontwikkelingsdoel 13 –Neem dringend maatregelen om klimaatverandering en de gevolgen ervan te bestrijden. Daarin worden landen opgeroepen om projecten voor capaciteitsopbouw op kleine ontwikkelingseilanden en in de minst ontwikkelde landen te promoten.

We moeten streven naar een toekomst zonder armoede en ontbering, met veel schone energie en een gezond milieu

Op die manier zorgen ze ervoor dat vrouwen, jongeren en lokale en gemarginaliseerde gemeenschappen betrokken worden bij de planning en uitvoering van een beleid tegen klimaatverandering. Dat doel nastreven zal cruciaal zijn als we op een evenwichtige manier en met aandacht voor de gewone man en vrouw de duurzame-ontwikkelingsdoelen en het nieuwe klimaatakkoord willen realiseren.

In 2015 heeft de internationale gemeenschap het fundament gelegd voor een veiligere wereld met gelijke kansen voor iedereen. Bij het afspreken van de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling en van het Akkoord van Parijs hebben wereldleiders laten zien dat ze bereid zijn van koers te veranderen.

Daarbij zullen ze de ongelijke en onduurzame traditionele ontwikkelingsdoelen achter zich moeten laten en streven naar een toekomst zonder armoede en ontbering, met veel schone energie en een gezond milieu.

In 2016 beginnen we die twee ambitieuze processen uit te werken en te implementeren op wereldniveau. We moeten daarbij verzekeren dat de stem van vrouwen, en de mensenrechten, onze acties mee sturen. Basis-vrouwenorganisaties mogen niet gezien worden als louter passieve ontvangers van hulp. Zij spelen immers een cruciale rol bij het verwerven van hun eigen recht op ontwikkeling.

Beleidsmakers moeten erkennen dat deze vrouwenorganisaties essentieel zijn voor veranderingen binnen hun gemeenschap; ze moeten hun kennis respecteren en hen helpen zich aan te passen aan de klimaatveranderingen. Alleen dan kunnen beleidsmakers duurzame langetermoplossingen voor het klimaat ontwikkelen op lokaal niveau en zo gehele gemeenschappen versterken.

Terwijl we “een tandje bijsteken voor gendergelijkheid”, roep ik al wie enigzins invloed heeft op om een platform te creëren waar de vrouwenorganisaties van de basis hun stem kunnen laten horen. Luisteren naar hun kennis en ervaring en die vooral respecteren zal ons helpen om de vooruitgang die we tegen 2030 willen boeken, gestalte te geven. Dat zal zowel het volk, de planeet als gendergelijkheid ten goede komen.

Mary Robinson is voormalig president van Ierland (1990-1997) en voormalige Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties (1997 tot 2002).