Half miljoen jobs sneuvelen in de Cubaanse staatssector: breuk met het socialisme of niet?

In de media is er heel wat rond te doen: in de Cubaanse staatssector zullen een half miljoen jobs worden geschrapt. Is dit een breuk met het socialisme of hoe moeten we die maatregel begrijpen?
Op 13 september kondigde de Cubaanse vakbondscentrale (CTC) aan dat de tewerkstelling in de staatsbedrijven fors zal verminderd worden. Tegen april 2011 zullen een half miljoen jobs worden geschrapt en later misschien nog eens zoveel. De plannen zijn gedurende jaren grondig voorbereid en uitvoerig doorgepraat. Ze werden in augustus door president Raúl Castro voor het parlement aangekondigd.

De Speciale Periode


Om te begrijpen wat er aan de hand is moeten we twintig jaar terug in de tijd. De val van de Berlijnse Muur in 1989, het einde van de Sovjet-Unie twee jaar later en een verscherping van de economische blokkade veroorzaakten een nooit geziene economische crisis op Cuba: de buitenlandse handel werd gereduceerd tot minder dan een vierde en het bnp (hetgeen een land jaarlijks aan rijkdom produceert) daalde met 35%. De gevolgen voor de bevolking waren groot: in de uiterst moeilijke jaren 91-94 werd er honger geleden, waren er elektriciteitspannes van soms 16 uur per dag, was er nauwelijks nog openbaar vervoer, enz. Het was als een oorlogssituatie in vredestijd, de zogenaamde Speciale Periode. Zowat iedereen was overtuigd dat het einde van de revolutie nabij was. Statistisch gesproken moest de Cubaanse revolutie op dat moment inderdaad ook uit elkaar gespat zijn. Dat gebeurde niet, maar het land had wel vijftien jaar nodig om weer op hetzelfde peil te komen als in 1989.
Een aantal letsels werken tot op vandaag door. De hele landbouw en grote delen van de industrie werden compleet ontwricht. Een hele reeks sectoren werkten nog op een fractie van hun capaciteit. Omdat er geen massale ontslagen volgden, zoals dat gebruikelijk is in een kapitalistische economie, ontstond er een hoge graad van ondertewerkstelling: meer dan twintig procent van de werknemers in de overheidssector werden overtallig. Maar wat de economie het meest aantastte, was het gegeven dat de nationale munt, de peso, volledig was gekelderd. Dat was en is des te erger omdat het eiland heel sterk afhankelijk is van de buitenlands handel, die op zijn beurt sterk bemoeilijkt wordt door de economische blokkade. Op de wereldmarkt moest het land zich voortaan handhaven vanuit een uiterst zwakke en kwetsbare positie. Om zoveel mogelijk te kunnen beschikken over buitenlandse deviezen voerde de regering een nieuwe munt in, de CUC, ter waarde van iets meer dan één dollar. Het dubbele muntsysteem voorkwam dat de crisis op de zwaksten afgewenteld werd. Maar het kon niet verhinderen dat er een kloof ontstond tussen Cubanen die over buitenlandse deviezen beschikken omdat ze bvb. in de toerismesector werken of familie hebben in het buitenland (zo’n 60% van de bevolking), en de overige landgenoten.

Ruimte voor nieuwe initiatieven


Tot aan de eerste helft van dit decennium was het voor de Cubaanse economie een kwestie van overleven en van te bekomen van de opdoffer van begin de jaren negentig. Nadien kwam stilaan weer ruimte om orde op zaken te zetten. Fidel Castro gaf daartoe het startschot in november 2005. Hij lanceerde toen een frontale aanval op de wijdverspreide corruptie en kondigde maatregelen aan. Dat was een half jaar voor hij ernstig ziek werd. In de zomer van 2007 nam waarnemend president Raúl Castro die draad op en klaagde het gebrek aan efficiëntie in de economie aan. Hij lanceerde een grote consultatie van de bevolking met de bedoeling het economisch model aan te passen aan de nieuwe historische omstandigheden en uitdagingen. Uit die bevraging kwamen heel wat plannen, maar in 2008-2009 waren er twee spelbrekers. In de herfst van 2008 raaseden op enkele weken tijd drie cyclonen over het eiland en richtten daarbij nooit geziene schade aan, het verlies werd geraamd op 20% van het bnp.
Daarop volgde de wereldwijde economische en financiële crisis. Die trof het eiland omwille van zijn zwakke positie op de wereldmarkt, zeer hard. Er ontstond een tijdelijk maar acuut tekort aan buitenlandse deviezen. Tegen de zomer van 2010 was dat acuut probleem onder controle. Ondanks die spelbrekers en serieuze problemen in bepaalde sectoren zoals de landbouw, boerde de economie globaal gesproken meer dan behoorlijk: in de periode 2004-2009 was er een gemiddelde jaarlijkse groei van 6% tegenover 3,6% in Latijns-Amerika. Er kwam dus ruimte voor nieuwe initiatieven en de tijd was gekomen om de structurele uitdagingen aan te pakken. We werkten dit reeds uitgebreid uit in een MO-paper van februari 2010. We geven hiervan de hoofdlijnen weer en lichten op het einde de aangekondigde maatregelen toe.

Twee fundamentele uitdagingen


De meest fundamentele uitdaging voor de revolutie is de kloof tussen de economische sfeer en de sociale, culturele en intellectuele sfeer. Met betrekking tot die laatste drie sferen heeft het eiland een peil vergelijkbaar met een doorsnee rijk land. De economie daarentegen heeft het profiel van de relatief arme landen in de regio. Dat is het gevolg van de prioriteiten van het socialistisch project vertrekkend van een zwakke economische basis en van een broze positie in de wereldmarkt. De hoge sociale, culturele en intellectuele ontwikkeling veroorzaakt hoge verwachtingen, maar daar is geen economisch draagvlak voor en dat wekt frustraties op bij de bevolking. Je bent toppianist maar je hebt geen vleugelpiano, je bent chirurg maar je beschikt niet over een eigen wagen, je bent ingenieur maar je hebt geen gsm of eigen laptop … Dat gegeven wordt nog versterkt door het demonstratie-effect dat van het toerisme uitgaat. Het digitale fototoestel, de iPod en de gsm zijn voor een toerist de normaalste zaak, maar voor een meerderheid van Cubanen zo goed als onbereikbaar. Dat steekt de ogen uit.
Deze frustraties in de consumptiesfeer hebben een belangrijk effect in de productiesfeer. Hoe stimuleer je mensen om efficiënt te werken als je met het loon geen felbegeerde luxeproducten kan kopen, omdat dat loon te laag is of omdat de verkoop van bepaalde van die luxeproducten verboden is? Hoe ga je bijvoorbeeld bij een temperatuur van meer dan dertig graden en een zeer hoge vochtigheidsgraad hooggeschoolde jongeren motiveren om in de landbouw te gaan werken, zeker als de tewerkstelling toch verzekerd is? In die zin is Cuba ook een beetje slachtoffer van zijn eigen succes.
Een tweede fundamentele uitdaging heeft te maken met de gevolgen van de Speciale Periode. Het salaris, dat in peso wordt uitbetaald, is praktisch waardeloos geworden in vergelijking met de dollar of de CUC. Wie enkel over pesos beschikt moet naar verhouding onmogelijke prijzen betalen voor een paar schoenen, een stuk vlees bovenop het basisaanbod of bijvoorbeeld een microgolfoven. Hard werken of niet, je zal met je loon weinig kunnen aanvangen. Er is m.a.w. geen rechtstreeks verband meer tussen de arbeid, het salaris en de koopkracht. Zo’n situatie is zeer nadelig voor de arbeidsmotivatie. Waarom zou je je best doen als je met de geleverde inspanning praktisch niets kan aankopen? Nogal wat Cubanen namen daarom hun toevlucht tot illegale activiteiten en kleine corruptie om aan extra CUC’s te geraken en er ontstond een wijdverspreid systeem van ‘plantrekkerij’. De Cubaanse werknemers dreigen daardoor te vervreemden van het economisch gebeuren. Ze voelen zich niet langer meer verantwoordelijk voor het eindproduct of de dienstverlening en nog minder eigenaar van de productiemiddelen, hetgeen nochtans een essentiële peiler is van het socialisme.

In de geschiedenis van de Cubaanse revolutie werden de werkende mensen nog nooit uit de boot gezet, ook niet in de meest moeilijke perioden.
Antwoorden op die uitdagingen


Die situatie is op de lange duur onhoudbaar. Het loon moet meer gekoppeld worden aan inzet en resultaat. Sinds 2008 vaardigde de regering in dat verband een reeks maatregelen uit zoals de loonsverhoging in het onderwijs, het invoeren van loon naar werk of de mogelijkheid om twee jobs uit te oefenen. Vanaf het academiejaar 2009-2010 zijn ook studentenjobs toegelaten. In een toenemend aantal bedrijven wordt het loon ook gekoppeld aan de individuele inzet (werkijver, stiptheid) van de werknemer. Deze maatregelen zijn een goede aanzet, maar ze zijn absoluut niet voldoende. Daarom wordt nu op een hogere versnelling geschakeld en wordt een belangrijk gedeelte van de staatseconomie geherstructureerd. De bedoeling is viervoudig: de overtallige arbeiders een nieuwe job te bezorgen, de productie meer te decentraliseren, de lokale producenten meer autonomie te geven en last but not least, ervoor te zorgen dat de mensen hun job beschouwen als de eerste bron om te voorzien in hun dagdagelijkse noden.
Met dat doel voor ogen wil de Cubaanse regering tegen eind maart 2011 een half miljoen tewerkgestelden in de staatssector overplaatsen naar andere sectoren of ze laten werken in andere statuten. Recentelijk heeft de overheid in een aantal sectoren serieuze investeringen gedaan, o.a. de petroleumwinning, de constructie, de biotechnologie, de farmaceutische industrie en het toerisme. Daar zal al een belangrijk deel van de overtallige staatswerkers terecht kunnen. Wat de andere statuten betreft, wordt er gedacht aan coöperatieven, het werken voor eigen rekening, vruchtgebruik of huur van een stuk land bijvoorbeeld, enz. Bovendien zullen de regels worden versoepeld. De mensen die voor eigen rekening werken zullen geld kunnen lenen en genieten van sociale zekerheid, ze zullen mensen in dienst kunnen nemen en zullen contracten kunnen sluiten met de overheid. Maar uiteraard zullen ze ook belasting betalen.
De overheveling van jobs naar andere sectoren of in andere statuten zal geleidelijk gebeuren en op basis van de competenties van de betrokken werknemers. Het hele proces wordt mee begeleid door de vakbondscentrale CTC. Die zal erover waken dat het op een ordentelijke en sociaal verantwoorde manier zal gebeuren. Om het proces te doen slagen is ook een mentaliteitswijziging nodig, zo benadrukt het CTC. Tijdens de Speciale Periode waren de tewerkstelling en het salaris gegarandeerd, onafhankelijk van de inzet of de prestatie van de werknemer. Er was op dat moment ook praktisch geen alternatieve tewerkstelling. Die situatie is nu gewijzigd en er zal vanaf heden wel rekening gehouden worden met de inzet of het resultaat. Of zoals Raúl Castro het laconiek zei: ‘we moeten eens en voorgoed afrekenen met de idee dat Cuba het enige land is ter wereld waar men kan leven zonder te werken’.

Actualisering van het socialistisch model


De staatssector afslanken met een half miljoen jobs, dat is een achtste van het totaal, zal zeker ingrijpende gevolgen hebben. Maar Cuba is hier niet aan zijn proefstuk toe. In de jaren negentig werden zo’n proces reeds doorgevoerd voor 300.000 landarbeiders in staatsboerderijen die overgingen naar de coöperatieve sector en begonnen ongeveer 200.000 mensen te werken voor eigen rekening. In het begin van dit decennium werd de suikerindustrie, wegens de gekelderde prijzen op de wereldmarkt, op de helft terug gebracht.  Meer dan 100.000 arbeiders uit die industrie werden toen gerecycleerd naar andere sectoren. In de geschiedenis van de Cubaanse revolutie werden de werkende mensen nog nooit uit de boot gezet, ook niet in de meest moeilijke perioden. De terminologie die sommige media gebruiken rond de huidige maatregelen als zou de Cubaanse regering honderdduizenden mensen ‘op straat zetten’ is dan ook volledig onterecht.
In februari schreven we dat in het licht ‘van de belangrijk uitdagingen waar het land voor staat’, we ons mogen ‘verwachten aan een hele reeks hervormingen’. Daar wordt nu werk van gemaakt. Maar dat betekent geenszins dat de Cubaanse revolutie wisselt van koers of dat ze dat van plan zou zijn. Wel, om het met de woorden van Raúl te zeggen, dat gezocht zal worden naar ‘het economisch model dat gunstig is’ voor het land en dat ‘de onomkeerbaarheid zal verzekeren van het sociaal-politiek bestel’, met andere woorden: het socialisme. Het betekent ook dat de revolutie niet krampachtig vasthoudt aan vastgeroeste schema’s, maar soepel inspeelt op nieuwe uitdagingen en omstandigheden.

Bronnen



Noten


  • (1) Voor een gedetailleerde behandeling van deze periode, zie Vandepitte M., De gok van Fidel. Cuba tussen socialisme en kapitalisme?, Berchem 1998.
  • (2) De cijfers zijn afkomstig van Cepal, het VN-orgaan dat zich bezig houdt met de sociaal-economische ontwikkeling van Latijns-Amerika en de Cariben.
  • (3) Vandepitte M., Wat met de Cubaanse revolutie na Fidel Castro? http://www.mo.be/fileadmin/pdf/MO-paper40_cuba.pdf.

Marc Vandepitte is Cubakenner en schreef al verschillende boeken over het socialistische eiland.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.