Kernwapens buiten, sterkere VN, géén militairen op straat

De regering-Michel werkt dit voorjaar een strategisch plan uit voor de Belgische Defensie. In dat kader polste minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) bij een tiental academici, diplomaten, journalisten, militairen en opiniemakers binnen de economie en de financiële wereld naar hun persoonlijke visie op de kerntaken van het Belgsiche leger in 2030. MO*journalist Kristof Clerix schreef onderstaande bijdrage voor het Wise Pen Team.

I. Vooruitblikken zonder glazen bol

Heeft de Belgische samenleving nood aan een defensieapparaat in 2030?

Een scenario-oefening over de toekomst van de Belgische defensie moet uitgaan van een anaylse van de huidige en toekomstige internationale veiligheidssituatie. Uiteraard heeft niemand een glazen bol, maar een aantal globale trends tekent zich wel af. De belangrijkste is dat nieuwe machtsverhoudingen in de wereld, een kwarteeuw na het einde van de Koude Oorlog, met horten en stoten zoeken naar een evenwicht.

De relatief korte unipolaire periode waarin de VS na de implosie van de Sovjetunie als enige wereldmacht op het internationale toneel overbleven, is langzaam maar zeker ten einde. Op zoek naar een nieuwe, multipolaire machtsconstellatie willen ook de opkomende machten hun invloedambities realiseren.

© Defensie

Belgische militairen in Congo. Buitenlandse missies blijven ook in 2030 een kerntaak voor Defensie.

De spectaculaire opkomst van China op de wereldbühne is daar allicht het duidelijkste voorbeeld van. Maar ook de andere BRICS – Brazilië, Rusland, India en Zuid-Afrika – en de MINT (Mexico, Indonesië, Nigeria, Turkije) leggen zich niet neer bij de status quo. Het realiseren van hun ambities verloopt via verschillende dimensies: politiek (G7, G20, …), economisch, diplomatiek, cultureel maar ook militair.

Op zoek naar een nieuwe, multipolaire machtsconstellatie willen ook de opkomende machten hun invloedambities realiseren.

Ter illustratie: de voorbije zeven jaar zijn de militaire uitgaven van de negen genoemde groeilanden gestegen met liefst 125 miljard euro, zo blijkt uit cijfers van het International Institute for Strategic Studies.

En er is meer. De economische globalisering is een enorm krachtige motor voor het vormgeven van wereldverhoudingen én binnenlandse verhoudingen overal ter wereld. De ongelijkheid die daardoor geproduceerd wordt binnen heel wat landen, is een bepalende factor voor mogelijke instabiliteit en conflict.

Een geloofwaardige toekomststrategie voor de Belgische defensie mag zich dan ook niet beperken tot een denkoefening over het leger, maar moet eveneens zaken als internationaal handelsbeleid, duurzame ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking mee in coherentie plaatsen.

Over beleidscoherentie gesproken: het ligt voor de hand dat de Belgische wapenexport een directe rol kan spelen in het aanwakkeren van conflicten elders in de wereld. België moet er strikt op toezien dat Belgische wapens niét terechtkomen in (toekomstige) conflictgebieden. 

Maar ook andere factoren die op het eerste gezicht los lijken te staan van het militaire gegeven, kunnen een bepalende impact hebben op de geopolitieke machtsverhoudingen en internationale vrede en veiligheid. Denk aan thema’s als energiezekerheid (niet afhankelijk blijven van invoer uit onstabiele gebieden) en klimaatverandering.

De invloed van de klimaatverandering op de veiligheidssituatie wereldwijd is moeilijk te voorspellen

De concrete invloed van de klimaatverandering op de veiligheidssituatie wereldwijd in de periode 2015-2030 is moeilijk te voorspellen, al zou de meest concrete dreiging kunnen voortvloeien uit extreme weersomstandigheden intern en de influx van “klimaatvluchtelingen” extern. De impact op internationale verhoudingen hangt in die context wellicht vooral af van de reële en gepercipieerde bereidheid van het Noorden om de consequenties en aanpassingen in het Zuiden mee te financieren, en zelf de noodzakelijke actie te nemen.

© Defensie

Afghanistan. België moet omzichtig omspringen met out of area operations in NAVO-verband.

De lange rij actuele conflicttheaters en geopolitieke hotspots – van Afghanistan-Pakistan en Israël-Palestina over Oekraïne, de Kaukasus, het Midden-Oosten, sub-Saharaans en Noord-Afrika tot de Sahel, Syrië en de Zuid-Chinese Zee – toont dat gewelddadige conflicten anno 2015 vaak het resultaat zijn van een ingewikkeld samenspel van historische claims en gewaagde toekomstambities; lokale, regionale en internationale belangen; langlopende strategieën en toevallige triggers; gezworen aartsvijanden en wisselende coalities.

De complexe gelaagdheid van conflicten maakt militair ingrijpen door derden geen evidentie.

Die complexe gelaagdheid maakt militair ingrijpen door derden geen evidentie. Tendensen als hybride oorlogsvoering maken het plaatje er bovendien niet doorzichtiger op. De kans dat al die conflicten in de komende twee decennia een duurzame oplossing vinden, lijkt bijzonder klein.

Een andere vaststelling is dat de binnenlandse en buitenlandse veiligheidsdimensie in deze geglobaliseerde wereld immer nauwer met mekaar verbonden zijn. Het voorbeeld van de Belgische Syriëstrijders verduidelijkt dat punt, en is mogelijk slechts een voorbode van de manier waarop buitenlandse conflicten meteen een impact kunnen hebben op de veiligheidssituatie in België.

Komt daar nog bij dat een compleet nieuw type veiligheidsdreiging sinds het einde van de Koude Oorlog een beangstigende opmars heeft gemaakt. In 1989 al schreef Clifford Stoll The Cuckoo’s Egg, over zijn zoektocht naar een hacker die was ingebroken in het computersysteem van de Lawrence Berkeley National Laboratory. Een kwarteeuw na de publicatie van dat iconische boek is cyberveiligheid een thema dat tot in de kleinste vezels van de maatschappij is doorgedrongen.

Enkele recente voorbeelden maken duidelijk dat de cyberdreiging in België een reëel probleem is – en dan gaat het helaas niét over de diefstal van wat bibliotheekinformatie. Een confidentieel telefoongesprek tussen Catherine Ashton en de Estse buitenlandminister Urmas Paet werd – te midden van een ernstige internationale crisis – in Brussel onderschept en naar de buitenwereld gelekt.

Een land zonder leger is een utopie.

De computersystemen van Buitenlandse Zaken, Justitie, Defensie en tal van andere Belgische én Europese overheidsinstellingen zijn de voorbije jaren gecompromitteerd. Telecomoperator Belgacom – een schoolvoorbeeld van ‘s lands kritieke infrastructuur – werd lange tijd en zeer intrusief gehackt. En ook pakweg MiniDuke, de Chinese cyberunit APT1 en Operation Red October hebben in België cyberschade aangericht.

Het ziet er met andere woorden naar uit dat België ook anno 2030 nood zal hebben aan een geïntegreerde strategie voor vrede en veiligheid. De militaire dimensie moet daarin aanwezig zijn. Nogmaals, het is niet de enige, maar een land zonder leger zou binnen het gehanteerde tijdskader simpelweg een onverantwoorde – en bijgevolg ongewenste – utopie zijn.

© Defensie

Belgische militairen in Afghanistan. Voorkomen is beter dan genezen – en ook goedkoper. 

II. Vrede en veiligheid promoten, thuis én elders

Wat moeten de kernopdrachten zijn van het Belgische leger in 2030?

1. De eerste kernopdracht van de Belgische defensie in 2030 is klassiek: bijdragen aan de veiligheid van het grondgebied en de inwoners. Sinds 1949 is het lidmaatschap van de NAVO hiervoor de beste levensverzekering.

Artikel 5 van het NAVO-verdrag garandeert collectieve defensie binnen het bondgenootschap. Vanuit dat oogpunt is het aanhouden van het NAVO-lidmaatschap voor de Belgische Defensie dan ook aangewezen, al dienen hierbij twee bijkomende elementen te worden onderstreept.

België moet op korte termijn ijveren voor het verwijderen van de tactische kernwapens op zijn grondgebied.

Ten eerste bieden voldoende conventionele troepen in Europese context plus de NAVO-solidariteit onder Artikel 5 een voldoende afschrikking om de veiligheid van het grondgebied te verzekeren. Nuclear deterrence is daarvoor niet langer nodig. Gevolg: België moet op korte termijn ijveren voor het verwijderen van de tactische kernwapens op zijn grondgebied.

De twintigtal Amerikaanse B-61-bommen die sinds 1963 in België gestationeerd zijn, vormen een erfenis uit het verleden. Om Hans Kristensen van het Nuclear Information Project van de Federation of American Scientists te citeren: ‘Deze kernwapens dienen niet langer een militair doel. Vergeet niet dat ze in Europa zijn geïnstalleerd om te voorkomen dat het Sovjetleger Berlijn zou binnenvallen. Dat tijdperk is voorbij. Dus kunnen ze weg. Zo eenvoudig is het.’

Ook gelet op de engagementen binnen het Non-Proliferatieverdrag, de nucleaire ontwapening die internationaal aan de gang is, én het feit dat er niet langer een draagvlak voor de B-61’s bestaat binnen de Belgische bevolking, is de exit van de Amerikaanse nukes dringend aan de orde.

Moest België er echter voor kiezen om de gestationeerde B-61-bommen te laten moderniseren, dan zal hun nucleaire slagkracht toenemen, wat op zijn beurt zal zorgen voor een verdere scheeftrekking in de Oost-West-relaties. Zoals ten tijde van de Koude Oorlog zou Rusland zich gedwongen voelen om met een antwoord te komen. Zo zou België zich laten inschakelen in een vernieuwde Oost-West-confrontatie.

© Defensie

Operatie Atalanta. De marine is een onmisbare component, ook in de toekomst. 

De lof over de Belgische deelname aan de Libië-interventie gaat compleet voorbij aan het resultaat van de militaire operatie op het terrein.

Ten tweede kampt de NAVO sinds het einde van de Koude Oorlog aanhoudend met een identiteitscrisis. Aan het belang van common defense  twijfelt vrijwel niemand – en in dat opzicht moet het Belgische leger ook in de toekomst zijn solidariteitsverplichtingen nakomen door bijvoorbeeld mee het NAVO-luchtruim te blijven bewaken. Maar met andere NAVO-taken zoals out of area operations moet België in de toekomst zeer omzichtig omspringen, omdat die interventies buiten het verdragsgebied in sommige gevallen veeleer deel van het probleem dan van de oplossing zijn.

Neem Operation Unified Protector – de NAVO-interventie in Libië in 2011. Vaak wordt de Belgische deelname aan deze operatie geroemd als een voorbeeld van hoe het moet.  ‘Hier heeft België zich solidair getoond én heel wat diplomatiek krediet gewonnen’, klinkt het dan. Maar die lof gaat compleet voorbij aan het resultaat van de militaire operatie op het terrein  – Libië is opnieuw ten prooi aan chaos en vormt gezien de “export” van lichte wapens en milities voor de hele regio zelfs een katalysator van instabiliteit.

Bovendien heeft de concrete invulling van het mandaat van de NAVO-operatie op geopolitiek vlak bijgedragen tot meer spanningen tussen Rusland en het Westen – wat dan pakweg in het geval van Syrië tot inactie van de internationale gemeenschap heeft geleid. Met alle verschrikkelijke gevolgen van dien.  

Ook inzake het Oekraïne-conflict ligt de NAVO veeleer aan de basis van het probleem dan dat ze een element van oplossing uitmaakt. De uitbreiding van de NAVO die zich na de Val van de Berlijnse Muur voltrok in de richting van de klassieke invloedssfeer van Rusland heeft de spanningen tussen het Westen en het Kremlin enkel maar doen toenemen. De inwoners van Oost-Oekraïne betalen daarvoor het gelag.

De uitbreiding van de NAVO die zich na de Val van de Berlijnse Muur voltrok in de richting van de klassieke invloedssfeer van Rusland heeft de spanningen tussen het Westen en het Kremlin enkel maar doen toenemen.

De deelname aan buitenlandse operaties blijft ook in 2030 een kernopdracht van de Belgische defensie.

Slotsom: België moet binnen de NAVO ijveren voor meer behoedzame en bescheiden ambities van het bondgenootschap. Daarmee is niet gezegd dat België nooit meer zou mogen deelnemen aan interventies onder NAVO-paraplu. In sommige gevallen – denk aan de conflicten op de Balkan in de jaren negentig – is gebleken dat Europa niet bij machte was zijn verantwoordelijkheid te nemen en bleek militaire steun van de VS noodzakelijk om erger bloedvergieten een halt toe te roepen.

2. Aangezien internationale vrede en veiligheid niet enkel een kwestie is van het eigen [NAVO-]grondgebied, blijft de deelname aan buitenlandse operaties ook in 2030 een tweede kernopdracht van de Belgische defensie.

Naast de reeds vermelde solidariteit binnen het NAVO-bondgenootschap inzake het bewaken van het luchtruim (de Belgische F16’s boven de Baltische Staten bijvoorbeeld), valt hier te denken aan het ontzetten van landgenoten uit gevaarlijke situaties in het buitenland; de deelname aan internationale missies ter bescherming van maritieme handelsbelangen (denk aan ontmijning en de anti-piraterij-operaties); en de deelname aan humanitaire operaties en vredesmissies.

© Defensie

Belgische militairen in Mali. Boots on the ground. 

Er valt ook veel te zeggen voor een specialisatie in post-conflictstabilisatietroepen en de opleiding van buitenlandse legers. Inclusief boots on the ground dus. In uitzonderlijke gevallen moeten Belgische militairen ook kunnen deelnemen aan zogenaamde Responsibility 2 Protect-operaties, militaire interventies om (verder) bloedvergieten te voorkomen.

Bij de deelname van de Belgische driekleur aan deze buitenlandse operaties gelden echter drie cruciale voorwaarden. Ten eerste – het ligt voor de hand maar kan niet genoeg benadrukt worden – is een VN-mandaat voor elke Belgische inzet in het buitenland een conditio sine qua non.

Het parlement moet een beslissende rol kunnen spelen bij het uitsturen van Belgische militairen naar het buitenland.

Secundo moet het parlement voortaan een beslissende rol kunnen spelen bij het uitsturen van Belgische militairen naar het buitenland (en overigens ook bij andere thema’s zoals grote defensie-aankoopdossiers). Ook tijdens lopende operaties en achteraf moet het parlement grondig gebrieft worden. Hoeveel doelwitten zijn getroffen? Hoeveel burgerslachtoffers zijn er gevallen? Welke cruciale problemen zijn opgedoken en wat zijn de lessons learned? Welke beoogde doelstellingen zijn wel en niet behaald?

© Defensie

Belgische ontmijners in Libanon. 

Die betrokkenheid van het parlement en verregaande transparantie zijn cruciaal om het draagvlak bij de bevolking voor de militaire inzet in het buitenland te behouden. Rapporten in het openbare domein opgesteld door externe evaluatoren zijn daarbij géén bijkomstigheid, maar een cruciaal leerinstrument voor toekomstige operaties.

Ten derde moet België bij de inzet van troepen in het buitenland de voorkeur geven aan operaties geleid door de VN en de Europese Unie, veeleer dan NAVO-operaties. De redenen daarvoor zijn reeds opgesomd: in het complexe spel van internationale belangen vormt de NAVO in sommige gevallen veeleer deel van het probleem dan van de oplossing.

In dit kader moet België volop inzetten op een herwaardering van de Verenigde Naties en meer investeren in een internationale troepenmacht onder VN-bevel. Die zou in de rest van de wereld meer legitimiteit genieten dan militaire operaties onder NAVO- of EU-paraplu.

Toegegeven, de samenstelling van de VN-Veiligheidsraad is niet langer representatief voor de huidige machtsverhoudingen in de wereld, en ook vijftien jaar na de publicatie van het bekende Brahimi-rapport blijven er tal van uitdagingen bestaan inzake de voortrekkersrol van de VN in internationale vredesoperaties. Maar net daarom moet België hier uitdrukkelijk de VN-kaart trekken. Lead by example, heet dat dan.

Daarnaast moet België verder ijveren voor meer Europese samenwerking op defensievlak, net om voor militair ingrijpen niet langer afhankelijk te zijn van de Verenigde Staten. Dat wil echter niet zeggen dat de Europese defensiedoelstellingen per se tegengesteld zouden zijn aan die van de VS. Integendeel: de twee kunnen mekaar versterken.

De Europese defensietrein die in snelvaart vertrok, is wat stilgevallen.

‘De EU moet in staat zijn haar volledige rol op het internationale toneel te spelen’, klonk het in de gezamenlijke verklaring over Europese Defensie op de Frans-Britse top van Saint-Malo in 1998. Dat gezamenlijke initiatief van Tony Blair en Jacques Chirac betekende het échte startschot EU-defensiesamenwerking. Op een paar jaar tijd lanceerde de EU militaire operaties in Macedonië, Congo, Bosnië en Darfoer. Brussel riep het Europees Defensieagentschap in het leven, stoomde snel inzetbare gevechtseenheden klaar en zette zelfs een klein operationeel hoofdkwartier op.

De Europese defensietrein die in snelvaart vertrok, is echter wat stilgevallen. België, dat op het gebied van Europese integratie traditioneel een voortrekkersrol heeft gespeeld, moet hier mee het pad verder effenen – onder meer door samen met andere EU-lidstaten grote defensieaankopen te doen, de operationele samenwerking met EU-partners te intensifiëren en actief deel te nemen aan EU-operaties. Bij een sterk militair Europa zal ook de Europese diplomatie wel varen.

Daarmee hangt uiteraard samen dat het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU permanent afgestemd moet worden op de veranderende wereld rondom ons. Een goede verstandhouding tussen de grootmachten is daarbij cruciaal.

In vergelijking met de NAVO heeft de EU bovendien het voordeel dat het ook instrumenten als pakweg economie, ecologie, energie en diplomatie beleidsmatig op mekaar kan afstemmen teneinde te komen tot meer vrede en veiligheid in de wereld. Ook inzake civiel-militaire operaties heeft de EU meer te bieden dan de NAVO. Géén onbelangrijk detail aangezien civiele instrumenten in hedendaagse vredesoperaties onontbeerlijk zijn: financiële en politionele instrumenten, instrumenten om goed bestuur en de rechtstaat te promoten, instrumenten voor civiele bescherming en bijstand na natuurrampen… 

© Defensie

Libanon. Liever opereren onder VN- dan onder NAVO-paraplu.

III. Ter land, ter zee en in de lucht

In welke zin dient de Belgische defensie te evolueren vertrekkende vanuit de realiteit van vandaag?

Om haar kerntaken naar behoren te kunnen uitvoeren moet Defensie in 2030 over een minimum aan mankracht en middelen beschikken.

De cijfers over de afbouw van de Belgische defensiemiddelen in de voorbije decennia zijn intussen gekend. Anno 2015 investeert België zowat nog 1 procent van zijn bbp aan defensie, en daarmee zitten we zowel onder het Europese gemiddelde (1,6%) als onder de investeringsambitie die in NAVO-context is geproclameerd (2%).

De plannen van de huidige regering om dit budget verder af te bouwen tot 0,8 procent van het bbp aan het einde van de legislatuur, maken ernstige investeringen in mensen en materiaal bijzonder moeilijk. Gelet op de beslissingen die België in de komende jaren moet nemen inzake de vervanging van de fregatten en de F16-vloot, vormt de geplande budgettaire afbouw een onmogelijk keurslijf.

Persoonlijk pleit ik voor een stabilisering van de defensie-uitgaven. Géén verdere afbouw dus – niet onder de 1%-grens duiken – maar anderzijds is ook een stijging tot het Europese gemiddelde (1,6%), laat staan de gevraagde NAVO-doelstelling (2%), geen realistische piste gezien de grenzen van het Belgische overheidsbudget.

Gelet op het belang van de Antwerpse haven en de internationale maritieme handel mag België niet zonder marinecomponent vallen.

Bijkomende middelen voor het leger zouden volgens het principe van de communicerende vaten bij andere overheidsdepartementen moeten verdwijnen. In een context waarin er géén acute veiligheidsdreiging is tegen België zie ik niet in waarom het grote publiek dat zou slikken. Want welk departement zou dan in de klappen moeten delen? Cultuur? Onderwijs? Gezondheidszorg? Armoedebestrijding?

Dat gezegd zijnde moet het leger ook in 2030 kunnen beschikken over een land-, lucht- en marinecomponent. Dat vergroot de flexibiliteit van de Belgische regering bij beslissingen over deelname aan buitenlandse operaties. Maar er is meer. Gelet op het belang van de Antwerpse haven enerzijds en de internationale maritieme handel anderzijds, mag België niet zonder marinecomponent vallen. Zowat tachtig procent van het Belgische bbp komt via de haven van Antwerpen binnen. En liefst negentig procent van de wereldhandel passeert vroeg of laat over zee. Vanuit die vaststelling moet België blijven investeren in zijn marine.

© Defensie

Operatie Atalanta, Somalische kust. Het leger moet mee de maritieme handelsbelangen verdedigen. 

Ook het behoud van de luchtmacht blijft noodzakelijk. Tijdens de inzet van Belgische troepen in het buitenland moet België samen met zijn coalitiepartners steeds meester kunnen zijn in het luchtruim – zelfs bij humanitaire operaties. Over het behoud van de medische component – en het gespecialiseerde ziekenhuis in Neder-Over-Heembeek – kan gediscussieerd worden.

Kostenbesparingen zijn mogelijk door verregaander te specialiseren in bepaalde taken (ik verwees reeds naar postconflict-stabilisatie) en door te poolen & sharen met EU-partners, onder meer bij de aankoop van nieuw materiaal, het onderhoud ervan en bij de opleiding van militairen. Ook operationele integratie, zoals nu voor een stuk reeds gebeurt met de Nederlandse marine, valt te overwegen voor de lucht- en landmacht. Mogelijk is een verregaande samenwerking binnen Benelux-context een begin van het antwoord.

De koninklijke familie mag niet langer de wereld rondvliegen op kosten van Defensie. 

Daarnaast kan ook op onnodige uitgaven bespaard worden voor zover het gaat om kosten die losstaan van de kerntaken van defensie. Denk hierbij aan militaire vluchten waar de koninklijke familie gebruik van maakt. Enkel luchttransport van het staatshoofd blijft een verdedigbare defensie-uitgave. Idem met het inzetten van militairen in het Belgische straatbeeld voor civiele ordehandhaving of in het kader van verhoogde terreurdreiging.

Enkel de bewaking van kritieke infrastructuur – merk op dat dit niet hetzelfde is als symbolische doelwitten – zou in uitzonderlijke gevallen en gedurende een korte periode aan Defensie kunnen toevertrouwd worden, na een dreigingsanalyse door experts en niét door politici. In de regel moet deze bewakingsopdracht een prioriteit blijven voor de geïntegreerde politie.

Verder geldt dat voorkomen niet enkel beter is dan genezen, maar vaak ook goedkoper. Vanuit die premisse is het logisch dat België meer inzet op internationale conflictpreventie. Daarnaast is ook toegenomen aandacht binnen Defensie voor cyberveiligheid een must. Het voorkomen van cyberaanvallen op de Belgische kritieke infrastructuur moet een prioriteit worden voor Defensie. Opnieuw: de kosten van remediëren liggen hier vele malen hoger dan preventie.

© Defensie

Afghanistan. Civiele instrumenten zijn onontbeerlijk in hedendaagse vredesoperaties. 

Ten slotte is ook inlichtingenwerk van groot belang voor het in kaart brengen van potentiële dreigingen, die meer asymmetrisch zijn dan in het verleden. De militaire inlichtingendienst ADIV moet dan ook over de nodige middelen kunnen beschikken om zijn taak te vervullen. Anderzijds wijzen de Snowden-onthullingen op het gevaar van te machtige inlichtingendiensten. Tegenover meer middelen moet dan ook steeds voldoende controle staan.

Bovendien is het wettelijke kader aan evaluatie toe: de BIM-wet [Bijzondere InlichtingenMethoden] moet bijgestuurd en de samenwerking met buitenlandse inlichtingendiensten in regels worden gegoten. Om de efficiëntie te verhogen, kan de ADIV betere werkafspraken maken met de Staatsveiligheid inzake taakverdeling: het is niet nodig dat twee overheidsdiensten hetzelfde doen. 

Reacties

Vijf leden van de MO*academy reflecteren mee over de toekomst van Defensie en reageren op bovenstaande opiniebijdrage. Klik op een van de portretfoto’s om de gewenste bijdrage te lezen:

Opiniemakers Tom Kenis Annemarie Gielen Tom Sauer Dries Lesage David Criekemans

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.