Thomas de Waal (uit het Engels vertaald door Aimo Buelinckx)
Kan die overdracht zonder het uitwissen van de identiteit van de ander?
“‘‘Armenië en Azerbeidzjan nog ver verwijderd van vrede. Nu begint oorlog over cultureel erfgoed’’
De overhandiging van Armeens erfgoed in Azerbeidzjaanse handen, wordt een beproeving van de goede wil, stelt Kaukasus-specialist Thomas de Waal. ‘Kan die overdracht op een manier gebeuren die niet gericht is op het uitwissen van de identiteit van de ander?’
Het kloostercomplex van Dadivank in de regio Kelbajar. Het gebied waarin dit monument gelegen is wordt eind november overgedragen aan Azerbeidzjan.
David Stanley, CC BY 2.0, via Wikimedia Commons
In het kader van het staakt-het-vuren tussen Armenië en Azerbeidzjan komt ook Armeens erfgoed in Azerbeidzjaanse handen terecht. Het wordt een beproeving van de goede wil, stelt Kaukasus-specialist Thomas de Waal. ‘Kan die overdracht op een manier gebeuren die niet gericht is op het uitwissen van de identiteit van de ander?’
Het militaire succes van Azerbeidzjan, bevestigd met een door Rusland bemiddeld staakt-het-vuren, veranderde de kaart van de zuidelijke Kaukasus in sneltempo. De aandacht is nu gericht op het rijke culturele erfgoed, met in het bijzonder de Armeense kerken die nu onder Azerbeidzjaanse controle vallen.
Deze analyse van de Britse journalist en Kaukasus-specialist Thomas de Waal verscheen origineel in het Engels op Eurasianet.Meer nog dan een kwestie over het behoud van deze kostbare monumenten voor toekomstige generaties en als gebedsplaatsen, is dit een beproeving van de goede wil. Armenië en Azerbeidzjan stemden in met het staken van de vijandelijkheden, maar zijn nog ver verwijderd van vrede.
Kunnen de partijen in een kwestie waarin geen mensenlevens op het spel staan instemmen met een meer inclusieve benadering van de regionale geschiedenis? Met een benadering die niet gericht is op het uitwissen van de identiteit van de ander? De eerste signalen zijn niet erg positief.
Culturele verwoesting sinds 1993
Dit is geen eenvoudig verhaal. Nadat de Azerbeidzjaanse strijdkrachten de voorbije weken gebieden heroverden werd de omvang van de culturele verwoesting duidelijk. In de gebieden die sinds 1993 onder Armeense bezetting stonden, hadden Armeniërs niet alleen bijna alle huizen verwoest, maar in veel gevallen ook begraafplaatsen vernield. Foto’s van een moskee in het dorp Alkhanli in de regio Fizuli veroorzaakten verontwaardiging. De moskee bleek te zijn omgebouwd tot een koeienstal.
Het Azerbeidzjaanse ministerie van Cultuur uitte ook zijn verontwaardiging over de verbouwingen aan het Shahbulaq-fort in de regio Aghdam en de Armeense opgravingen in de beroemde Azykh-grot. Die laatste is een prehistorische vindplaats in de regio Martuni die in de Sovjettijd uitgebreid werd onderzocht.
Naarmate de Azerbeidzjaanse troepen zich dieper in Karabach begaven, ontstond de discussie over de honderden Armeense kerken, grafstenen en monumenten die zich daar bevinden. Azerbeidzjan controleert nu het grootste deel van de regio Hadrut en haar monumenten, zoals de Gtichavank-kerk uit de dertiende eeuw.
Nu de Armeniërs zich voorbereiden op het afstaan van gebieden aan Azerbeidzjan in het kader van de overeenkomst van 10 november, overhandigen ze veel belangrijke monumenten. Het gaat onder meer om de Tsitsernavank-basiliek in de regio Lachin en de archeologische site van de oude stad Tigranakert in de regio Aghdam. Het Amaras-klooster in de regio Martuni, dat een vijfde-eeuws mausoleum bevat en naar verluidt dateert uit de tijd van Sint Gregorius de Verlichter, de stichter van de Armeense kerk, ligt op de nieuwe frontlinie. Het is niet duidelijk of de Armeniërs of de Azerbeidzjanen er momenteel de controle over hebben.
De meeste aandacht ging uit naar het twaalfde-eeuwse Dadivank-klooster in de regio Kelbajar, dat op 25 november moet worden overhandigd aan Azerbeidzjan. Nieuwsbeelden lieten Russische vredestroepen zien op de site.
De term “Albanees” verwijst naar een bittere politiek-historische discussie die parallel aan het militaire Karabach-conflict woedde.
Het Azerbeidzjaanse ministerie van Cultuur verklaarde dat het kerken zoals Dadivank als “Albanees” beschouwt, en niet als Armeens. Anar Karimov, eerste viceminister van Cultuur van Azerbeidzjan, plaatste een controversiële tweet waarin hij verwees naar het klooster als zijnde ‘gebouwd door de vrouw van de Albanese prins Vakhtang’.
De term “Albanees” verwijst naar een bittere politiek-historische discussie die parallel aan het militaire Karabach-conflict woedde. Het idee dat kerken in Karabach geen Armeense maar eigenlijk “Kaukasisch-Albanese” kerken zijn, komt voort uit een Sovjet-Azerbeidzjaanse stelling uit de jaren zestig. Die was ontwikkeld door Ziya Buniatov, een invloedrijke geleerde die later werd beschouwd als de nationale historicus van Azerbeidzjan.
De Albanezen waren een klein christelijk volk in de Kaukasus, dat rond de tiende eeuw grotendeels was uitgestorven. Waarschijnlijk zijn de Udins, een kleine etnische groep in het noorden van Azerbeidzjan, hun opvolgers. Een handvol oude fragmenten van het Albanese schrift zijn bewaard gebleven en ontcijferd.
Buniatov en anderen beweerden dat een kerkelijke eparchie (een bisdom in het oosterse christendom) onder de naam “Kerk van Albanië” tot de negentiende eeuw had voortbestaan en dat dit het bewijs was van een aparte Albanese identiteit die honderden jaren langer duurde dan eerder werd gedacht. Die dubbelzinnigheid maakte het mogelijk voor Azerbeidzjaanse politici om te beweren dat de kerken in Karabach eigenlijk geen Armeense kerken waren (en de bevolking dus ook niet). Daarbij negeerden ze dat de kerken in een Armeense stijl waren gebouwd en met Armeense inscripties waren bedekt.
Behoud, unilaterale restauratie of vernietiging?
Wat zal er nu gebeuren met de christelijke monumenten in Karabach? Afgaande op de ervaringen uit het verleden kan hun toekomst er een zijn van behoud, unilaterale restauratie of vernietiging.
Vernietiging was het lot van bijna alle Armeense monumenten in Azerbeidzjan’s exclave Nakhchivan. Het meest flagrante geval was de vernieling in 2005-2006 van de beroemde middeleeuwse Armeense begraafplaats in Julfa, inclusief duizenden chatsjkar-kruisstenen. Aangezien Nakhchivan relatief onbezocht is, kreeg dit verhaal niet de aandacht die het zou hebben als de regio toegankelijker zou zijn.
De Armeense begraafplaats van Julfa in de Nakhchivan-exclave. De oorspronkelijk ongeveer 10.000 grafmonumenten, waaronder duizenden chatsjkars (of khachkars) — uniek versierde kruisstenen die kenmerkend zijn voor middeleeuwse christelijke Armeense kunst — werden systematisch vernietigd door de regering van Azerbeidzjan.
Argam Ayvazyan Digital Archive
Daarnaast zijn verschillende monumenten aan beide zijden van het conflict unilateraal en tendentieus gerestaureerd.
Zo restaureerden en heropenden de Armeniërs bijvoorbeeld een “Blauwe Moskee” in Yerevan, een stad die in de achttiende en negentiende eeuw een sterke moslimidentiteit had. De moskee wordt vooral gebruikt door inwonende of bezoekende Iraniërs. Een kleinere, minder opvallende moskee in Yerevan, gelegen aan de Vardanantsstraat in de buurt van het stadscentrum, werd afgebroken toen het Karabach-conflict begon.
De Armeense autoriteiten in Karabach hebben ook de twee moskeeën in de stad Shusha op controversiële wijze gerestaureerd. De restauraties in Yerevan en Shusha gebruikten daarbij het spiegelbeeld van de “Albanese theorie”. De Armeense restaurateurs noemden de moskeeën “Iraans” of “Perzisch” en probeerden hen elke Azerbeidzjaanse identiteit te ontzeggen — ook al is het duidelijk dat de Turkstalige sjiitische bouwers van deze moskeeën de voorouders van de hedendaagse Azerbeidzjanen waren.
Op een gelijkaardige manier hebben de Azerbeidzjaanse autoriteiten de Armeense kerk in het centrum van de hoofdstad Bakoe gerestaureerd. Ze zetten geen kruis op de koepel, en de enige openbare dienst in de kerk tijdens de laatste 30 jaar vond plaats bij een bezoek van catholicos Karekin (het hoofd van de Armeens-Apostolische Kerk) in 2010. Een kleinere achttiende-eeuwse “kerk van de Maagd Maria” in de buurt van Bakoe’s Maagdentoren werd in 1992 afgebroken. In 2008 werden veel graven op de christelijke begraafplaats in het noorden van Bakoe, bekend als Montino (de belangrijkste Armeense begraafplaats in de stad), haastig afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe weg.
De Azerbeidzjaanse autoriteiten hebben ook de kerken in de steden Nij en Gabala op controversiële wijze gerestaureerd. De Nij-kerk — die terecht “Albanees” wordt genoemd omdat ze zich in een regio bevindt die door de etnische Udin-groep wordt bevolkt — werd met de steun van een Noorse ngo (Norwegian Humanitarian Enterprise) gerestaureerd. Maar de Armeense inscripties op de kerk werden eind december 2004 uitgewist, met als gevolg dat buitenlandse ambassadeurs de heropening van de kerk weigerden bij te wonen.
‘Albanisering van Armeense kerken’
Op basis van die ervaring zei Steinar Gil, toen de Noorse ambassadeur in Azerbeidzjan: ‘Ik maak me zorgen omdat Azerbeidzjan een trieste reputatie heeft met betrekking tot Armeense religieuze monumenten’, en hij verwees naar ‘de bijna totale Albanisering van Armeense kerken en kloosters, ongeacht wanneer ze gebouwd werden’.
Als leden van UNESCO zijn zowel Armenië als Azerbeidzjan verplicht de internationale culturele verdragen te respecteren.
Als leden van UNESCO zijn zowel Armenië als Azerbeidzjan verplicht de internationale culturele verdragen te respecteren. Zo ook het verdrag van Den Haag uit 1954, dat bedoeld is om monumenten te beschermen die door een gewapend conflict in gevaar worden gebracht. Ook Sergei Lavrov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken, deed in een reactie op 12 november beroep op UNESCO. Maar UNESCO opereert vooral in bepaalde gebieden onder het gezag van een nationale regering. De druk om monumenten te beschermen lijkt dus vooral af te hangen van de inspanningen van internationale erfgoedexperts.
Het is mogelijk dat de bekendste monumenten onaangetast zullen blijven na de interventie van niemand minder dan de Russische president Vladimir Poetin. Die vroeg president Ilham Aliyev persoonlijk om garanties — en kreeg die naar verluidt ook — voor het ‘behoud en de normale werking’ van kerken zoals Dadivank.
Simon Maghakyan, een Armeense geleerde die onderzoek deed naar de vernietiging van de begraafplaats in Julfa, zegt dat hij zich meer zorgen maakt over het lot van minder bekende Armeense monumenten. ‘Mijn angst is dat de monumenten met het grootste risico op onmiddellijke vernietiging over het hoofd worden gezien’, zei hij. ‘het gaat hier om kleinere middeleeuwse kerken en vooral om de talrijke statige chatsjkars die bijna onmogelijk te “Albaniseren” zijn, gezien hun rijke Armeense inscripties. Een van de meest prominente chatsjkars die een groot risico lopen, zijn de veertiende-eeuwse engelen en het kruis in het dorp Vank in de regio Hadrut, dat Azerbeidzjan vorige maand veroverde’.
De Armeense en Azerbeidzjaanse experts die volgens een internationale norm werken in plaats van een nationalistische agenda kunnen een positieve rol spelen — maar alleen als ze de ruimte krijgen om dat te doen. De Azerbeidzjaanse onderzoeker Cavid Aga stelt: ‘Door het behoud van Armeens erfgoed kunnen we ook het Kaukasisch-Albanees erfgoed leren kennen’.