Barbara Vandyck & Nina Holland
Hanteren van voorzorgsprincipe wordt afgedaan als obstakel voor handel
“‘Over nieuwe ggo’s, bioveiligheid en lobby’s’
VIB-onderzoeker Ruben Vanholme reageerde op een eerder opiniestuk over wetenschap, ideologie en nieuwe (bio)technologieën. Zijn betoog vermijdt echter de kern van het onze, namelijk dat de keuze voor (investeringen in) een bepaalde technologie maatschappelijke oorzaken én gevolgen heeft die aandacht verdienen — aandacht die ze momenteel niet of niet voldoende krijgen.
© NHGRI (CC BY 2.0)
Wij schreven een opiniestuk over wetenschap, ideologie en nieuwe (bio)technologieën. VIB-onderzoeker Ruben Vanholme reageert met de stelling dat mensen niet hoeven te twijfelen aan de veiligheid van CRISPR-gefabriceerde voedselgewassen. Zijn betoog vermijdt echter de kern van het onze, namelijk dat de keuze voor (investeringen in) een bepaalde technologie maatschappelijke oorzaken én gevolgen heeft die aandacht verdienen — aandacht die ze momenteel niet of niet voldoende krijgen.
De veiligheidsrisico’s zijn slechts één aspect in dit debat, en ook zij staan niet los van het bredere plaatje. Of iets op een bepaald moment als risicovol gezien wordt, hangt af van hoe de afwegingen gemaakt worden. Welke aspecten worden relevant geacht om risico’s te bepalen? Op basis van welke methoden gebeurt dat? Wie beslist daarover? Wie analyseert en interpreteert de resultaten? Met welke bedoelingen? Hoe wordt omgegaan met kennislacunes? Of nog, hoe rekening te houden met “ongekende ongekenden”?
Vanholme suggereert dat het al helemaal vaststaat dat CRISPR-planten net zo veilig zijn als planten verkregen door “klassieke veredeling”. Die conclusie lijkt te ver gaan voor de ene studie waar hij naar verwijst. GMWatch schreef een interessante kritiek op de boodschap waarmee deze studie werd gelanceerd.
Net als bij de oude ggo’s kunnen bij een CRISPR-ingreep onverwachte effecten optreden, en daarom is een case-by-case evaluatie nodig.
De resultaten suggereerden dat binnen het proces van genetische modificatie vooral de fase van weefsel-cultuur (die zelden wordt gebruikt in conventionele plantveredeling) veel mutaties genereert; meer dan de CRISPR-ingreep. Om vervolgens tot de vreemde conclusie te komen dat producten van het gehele CRISPR proces niet meer aan de gebruikelijke veiligheidseisen zouden hoeven te voldoen.
Ook de Belgische bioveiligheidsraad en de federale overheidsdienst voor gezondheid geven aan dat ‘onbedoelde nevenefecten van CRISPR-Cas9 zouden kunnen optreden’ in de maïs die het VIB wil testen. Net daarom dat specifieke veiligheidsmaatregelen opgelegd worden.
Wij verwezen verder ook al naar het standpunt van de European Network of Scientists for Social and Environmental Responsability (ENSSER), dat pleit voor de toepassing van de gebruikelijke ggo-regels op de nieuwe technieken. Dit omdat er net als bij de oude ggo’s onverwachte effecten kunnen optreden, en daarom is een case-by-case evaluatie nodig. Indien het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) hierover in dialoog wil gaan, dan is ENSSER een logisch aanspreekpunt.
Dat onderzoeksinstanties met een publieke functie, zoals het VIB, opereren volgens een bedrijfsmodel waarbij de resultaten van publiek onderzoek uiteindelijk worden geprivatiseerd door middel van spin-offs en octrooien, is problematisch.
Echter, de voornaamste manier waarop het VIB vandaag de discussie rond bioveiligheid aangaat, is door ze kort te kappen. Via de jarenlange gezamenlijke lobby met de biotech-industrie bij de EU tracht het instituut de nieuwe generatie van ggo-technieken geheel te ontheffen van risico-evaluaties, monitoring en etikettering voor keuzevrijheid voor boer en consument. Het hanteren van het voorzorgsprincipe wordt afgedaan als een obstakel voor handel en competitiviteit.
Een brede uitwisseling over welke strategieën het meest beloftevol zijn als het gaat om de uitdagingen waar de landbouw voor staat, strategieën die de maatschappij als geheel én het milieu waarin we leven maximaal ten goede komen, is hoogstnodig. Hierbij is het problematisch wanneer onderzoeksinstanties met een publieke functie, zoals het VIB, opereren volgens een bedrijfsmodel waarbij de resultaten van publiek onderzoek uiteindelijk worden geprivatiseerd door middel van spin-offs en octrooien. Deze kunnen dan worden doorverkocht aan bedrijven als Bayer-Monsanto, Syngenta of BASF. Bedrijven die bepaald niet gekend zijn door hun inzet voor een ‘duurzame en CO2-neutrale wereld, een samenleving met minder voedselverspilling, met minder vleesconsumptie en meer biodiversiteit’, de wereld die Vanholme als overtuigde eco/fair consument voorstaat.
Barbara Van Dyck is wetenschappelijk onderzoekster aan de University of Sussex. Nina Holland is als onderzoekster werkzaam bij het corporate observatory Europe