Palestijnse solidariteit als tijdverlies

Nadia Fadil

27 september 2010
Opinie

Palestijnse solidariteit als tijdverlies

Palestijnse solidariteit als tijdverlies
Palestijnse solidariteit als tijdverlies

Een van de moeilijkste vragen die mij af en toe wordt gesteld is waarom ik zo’n grote solidariteit, betrokkenheid, en mededogen voel met de Palestijnen. Die woede en betrokkenheid staan immers in schril contrast met mijn gebrek aan activisme rond de erbarmelijke situaties in de Westelijke Sahara of Darfur.

Meestal reageer ik daar korzelig op. Vooral omdat ik daar in eerste instantie een ‘slechte wil’ achter zie, die mijn engagement in vraag wil stellen. Het aantal voorbeelden zijn immers intussen legio van de activisten, intellectuelen, onderzoekers die symbolisch een kopje kleiner werden gemaakt omdat ze kritiek ‘durfden’ uiten op Israël.
En ik heb het dan niet over Karel De Gucht’s onnozele uitspraak over het ‘irrationele geloof’ bij ‘de joden’ (die een claim legt op het rationeel denken en op het racistische af joden over één kam scheert in hun politieke standpunten), maar wel over moedige denkers en activisten (joods en niet-joods) die op risico van hun eigen carrière en reputatie Israël’s apartheidsregime aanklagen -zoals Illan Pappé, Norman Finkelstein, Josef Massad of wijlen Edward Saïd. Eerder deze week viel deze “eer” ook te beurt aan de Franse VN-diplomaat Stephane Hessel en ULB onderzoeker Souheil Chichah.
Op dagen waarop mijn irritatiegehalte meevalt -zoals vandaag- wil ik echter wel stilstaan bij deze vraag. Zeker wanneer ze gesteld wordt door mensen die ik waardeer, zoals een aantal weken geleden door De Standaard columnist Tom Naegels. In een column van 11 September, waarin hij De Gucht’s fameuze uitspraak becommentariëert, uit hij zijn verwondering over de passies die het Israëlisch/Palestijns conflict niet enkel bij het ‘joodse kamp’, maar ook bij het ‘pro-Palestijnse kamp’ (moslims en niet-moslims) losmaakt.
Volgens hem hebben de bitsige discussies en onredelijke argumenten, langs beide kanten, meer te maken met de projecties die mensen maken van hun eigen frustratie: met ‘botsende identiteiten’ dus. Hij roept dan ook de betrokken deelnemers dit debat tot redelijke (Tibetaanse!) proporties te herleiden, en hun energie vooral te steken in zaken die we in België wél kunnen oplossen.

Objectieve redenen

Als iemand die zich tot het zogeheten ‘Pro-Palestijnse kamp’ rekent, voel ik mij uiteraard aangesproken door zo’n stelling. Want bij deze heeft Tom Naegels een beetje het principe van internationale solidariteit uitgehold. Kunnen we immers niet stellen dat deze opmerkingen opgaan voor elke vorm van solidariteit met een buitenlands conflict, en dat ze dus tijdverlies zijn? Betekent dit dat onze nationale politiek (nog) enggeestig(er) moet worden en zich (nog meer) beperken tot de perikelen op de Antwerpse tram 24 of de werken op de E313?
Je kan zijn stelling ook weerleggen door een aantal objectieve argumenten aan te halen die aantonen waarom het Israëlisch/Palestijns conflict wél anders is dan alle andere conflicten.
(1) Historisch: Palestina is een van weinige kolonies in onze moderne geschiedenis (d.i. als we het statuut van de Westelijke-Sahara - omstreden of gekoloniseerd - terzijde laten).
(2) Economisch: we dragen een verpletterende verantwoordelijkheid door het geld dat we in het conflict pompen en de wijze waarop Israël de Palestijnse infrastructuur (vaak met ons EU geld gefinancierd) doodleuk bombardeert.
(3) Juridisch: Israël schendt regelmatig bepalingen uit het internationaal recht en VN-resoluties op ongestrafte wijze.
(4) Politiek: Het Israëlisch/Palestijns conflict is een permanente bron van instabiliteit in de regio en wordt door verschillende landen misbruikt om bevolkingen onder de knoet te houden (Egypte, Syrië) of om een reeks sancties (Iran) of bezettingen (Irak) te legitimeren.
(5) Racisme: Het leven van een Israëli lijkt nog altijd meer waard dan dat van een Palestijn.
(6) Psychologisch: West-Europa zit met een gigantisch schuldgevoel over de Holocaust, wat het probeert goed te maken door een koloniaal project te steunen, ten koste van de Palestijnen.

De kern van de zaak?

Maar ik wil niet op deze punten ingaan, want ze zijn secundair tegenover het cruciale punt dat Tom Naegels maakt. Met name: dat deze ‘obsessie’ met het conflict van een identitaire projectie getuigt. Tegenover dit staalhard argument wegen de ‘objectieve argumenten’ niet gemakkelijk op. Kunnen we immers niet hetzelfde zeggen over Marokko (in het geval van de Westelijke-Sahara), of de Verenigde Staten (in het geval van - en het lijstje is lang - Irak, Afghanistan, Vietnam, Latijns-Amerika, haar eigen ontstaansgeschiedenis…)?
Tom Naegels heeft gewoonweg gelijk. Onze betrokkenheid bij het conflict in Palestina wordt inderdaad in grote mate bepaald door een aantal identitaire projecties. In het geval van moslims  (en andere minderheden) geldt een grote identificatie met de Palestijnen, niet alleen omwille van hun moslimzijn, maar ook vanuit een herkenbaarheid in de (post)koloniale conditie, de twee-maten-twee-gewichten, het racisme in het conflict. En voor vele West-Europeanen speelt het koloniaal verleden en, uiteraard, de donkere geschiedenis van antisemitisme en de holocaust een centrale rol in de wijze waarop in dit conflict wordt bemiddeld, in goede en slechte zin.

De ene projectie is de andere niet

De vraag is echter: in welke mate wordt een conflict (of onze betrokkenheid bij een conflict) niet altijd door projectie gestuurd, of het nu gaat om de perikelen van tram 24, Palestina of andere politieke kwesties? Hetzelfde kan immers ook gezegd worden van de communautaire kwesties die ons politiek landschap vandaag lamleggen, zoals Tom Naegels trouwens ook zelf aangeeft. Wat zorgt ervoor dat zaken die elders als ‘beleefdheid’ gelden -bijvoorbeeld de klant zo goed mogelijk bedienen, inclusief het zoeken naar een gemeenschappelijke taal- plotsklaps een staatszaak wordt en aan strenge administratieve en politieke bepalingen onderworpen moet worden?
Maar ook andere (eigenlijk alle) kwesties vallen onder dit thema. Hoe komt het dat het bedekken van het haar voor een aantal zo ondraaglijk wordt dat ze die persoon liever niet aanwerven, achter een loket zien of op school ontvangen? En hoe komt het dat het ‘onveiligheidsgevoel’ van een aantal (meestal gegoede middenklasse) mensen zo centraal gesteld wordt dat ‘meer veiligheid’ een van de meest centrale beleidsprioriteiten wordt?

Palestijnse projecties

Kortom, wordt elk politiek engagement, elk idee van wat goed of slecht is, onze plaats in de geschiedenis en de maatschappij, de manier waarop we zelfs met onze buur omgaan of de trambestuurder aanspreken, niet altijd door ‘projecties’ gestuurd? Projecties van een onverwerkt verleden, van angstbeelden, van verzuchtingen en verwachtingen, van dromen en idealen? Zo ja: waarom worden projecties in het éne geval dan wel ernstig genomen en in het andere geval niet? En vooral: welke projecties worden dan gezien als ‘echte’ politieke thema’s en ‘belangrijke’ perspectieven, en welke worden gewoonweg genegeerd of als ‘tijdverlies’ gezien, zeg maar: tot Palestijnse projecties herleid?