Syriëstrijders: testosteron, adrenaline en macht?

Jaafar Alloul

14 oktober 2014
Opinie

Syriëstrijders: testosteron, adrenaline en macht?

Syriëstrijders: testosteron, adrenaline en macht?
Syriëstrijders: testosteron, adrenaline en macht?

In Antwerpen staan zogenaamde Syriëstrijders en salafisten terecht in het grootste terrorismeproces uit de Belgische geschiedenis. In Groot-Brittannië wordt dit soort jongeren steeds vaker gewoon het staatsburgerschap ontnomen. Minister van Binnenlandse Zaken Jambon laat verstaan dat ook België in die richting zal evolueren. Politici rollen hun spierballen, jongeren posten hun avonturen online, en intussen wordt de rechtsstaat ongemerkt uitgehold .

Menendj (CC BY-SA 2.5)

Menendj (CC BY-SA 2.5)

Wie, ondanks politieke en andere media-spektakels, door de clichés van de “Syriëstrijders” heen kijkt, ziet vaak getroebleerde en narcistische adolescenten die naar aanzien hunkeren en via sociale media zoals Facebook, Twitter en zelfs Instagram de emoties van een niet-Syrisch publiek willen bespelen.

In tegenstelling tot hun grootse slogans en militante fysieke voorkomens lijken deze zogenaamde Syriëstrijders veel minder ideologisch onderlegd dan doorgaans wordt aangenomen. Dat blijkt vooral uit hun discoursen en attitudes wanneer zij zelf het woord nemen via de (sociale) media. Daarin vind je vooral de vertolking terug van maatschappelijke vervreemding, gevoed door complexe individuele emoties en/of sociale frustraties.

Onze jongens in Syrië

De uittocht naar Syrië lijkt voor velen een zoektocht naar identiteit, aanzien, partnerschap, geborgenheid en maatschappelijke relevantie te zijn.

Niet alleen in België, maar in heel Europa vertrokken burgers de afgelopen jaren richting Syrië. Elke EU-lidstaat heeft zo dan ook zijn eigen jargon ontwikkeld om dit fenomeen te duiden binnen geïsoleerde nationale debatten: ‘Syriëstrijders’ in België, ‘Syriëkrijgers’ in Zweden, ‘Jihadisten’ of ‘Buitenlandse strijders’ in de Angelsaksische wereld.

De term ‘Syriëstrijder’ is ondertussen zodanig ingeburgerd dat hij nog maar zelden wordt bevraagd. ‘Syriëstrijder’, zo wordt aangenomen, verwijst eenvoudigweg naar islamitische radicalisering. Wie daarentegen nog maar durft te spreken over ‘onze jongens in Syrië’ belandt snel in een eindeloze en agressieve polemiek, vooral gebaseerd op gevoelswaarde. Dat mocht politiek commentaarschrijver bij de Morgen Yves Desmedt onlangs nog ondervinden.

Hoewel de juridische identiteit van deze burgers vaak wordt genegeerd, wijst erg veel in hun discoursen terug naar België. Het blijft erg moeilijk om van een sterk homogene groep te spreken, maar de uittocht naar Syrië lijkt voor velen een zoektocht naar identiteit, aanzien, partnerschap, geborgenheid en maatschappelijke relevantie te zijn. Nog anderen hopen trauma’s te verwerken of een gerechtelijk verleden te rectificeren. Sommigen lijken ook duidelijk gedreven door een banaal soort avonturisme als uitweg voor een ongeïnspireerd bestaan in België.

Image building

In hun sterk gemediatiseerde rollen als zogenaamde jihadisten, reproduceren velen vaak conservatieve stereotypen omtrent mannelijkheid wanneer ze hun nieuwe leven daar etaleren: avontuur, wetteloosheid, wapens, wagens, villa’s en vrouwen. Kortom: testosteron, adrenaline en macht. Men zou daarom kunnen stellen dat sommigen onder hen dan ook vooral een bepaalde ode brengen aan de moderne consumptiemaatschappij.

En wees gerust, velen van hen doen, ondanks hun vrome voorkomen als salafi-islamisten, vaak zeer bewust aan een profane soort van image-building. Dit soort van dramatisch optreden vertelt ons veel meer dan wanneer men enkel de gehaaste vraag stelt: ‘Waarom gaan ze?’

Eigentijdse tegencultuur en escapisme

Het neoconservatieve salafisme lijkt wel een mantel voor een eigentijdse en adolescente tegencultuur in België.

Ondanks de dominante idee dat Sharia4Belgium-adepten en Syriëstrijders – de hoofdbeklaagden op het terrorismeproces – simpelweg een spill-over zijn vanuit het Midden-Oosten naar Europa, blijken velen onder hen toch gemotiveerd door uiteenlopende maar doorleefde ervaringen in België. De context van het vertrek speelt zeker een rol, of die nu draait rond structurele breuklijnen zoals werkloosheid en discriminatie, of rond een familiaal of persoonlijk drama.

Dat zie je ook aan het feit dat sommigen zich in Syrië bezig te houden met het fabriceren van YouTube filmpjes waar ze hun paspoort symbolisch verbranden; duidelijk bedoeld om in te spelen op de emoties van een niet-Syrisch publiek. Het neoconservatieve salafisme lijkt wel een mantel voor een eigentijdse en adolescente tegencultuur in België en de waanidee van het jihadisme richting Syrië lijkt veel weg te hebben van een opportunistisch soort van escapisme.

Wat doe ik hier?

Je zou zelfs kunnen stellen dat de ideologische en politieke oppervlakkigheid die vele van deze Syriëgangers uiteindelijk uitdragen exemplarisch is voor de post-ideologische en post-politieke maatschappij waarin zij opgroeiden. Als men daarenboven in gedachten houdt hoezeer tal van hen via sociale media narcistisch gefixeerd zijn op hun zelfbeeld in België, kan men zich niet alleen afvragen of zij wel effectief vertrokken zijn, maar ook of velen onder hen wel beseffen wat zij daar ter plaatse aanvangen.

Het zal dan ook niet verbazen dat onderzoekers als Montasser AlDe’emeh, die met veel van deze ‘strijders’ sprak, in maart schreef in Knack dat ‘het niet duidelijk [is] tegen wie ze vechten’. Het eindverhaal is uiteindelijk schrijnend: jonge Belgen raken verzeild in wat intussen een geopolitieke proxy-oorlog is geworden op Syrisch grondgebied.

Straf ze!

De veronderstelling dat een verworvenheid als het staatsburgerschap zomaar te onderhandelen valt, is frappant.

In de Angelsaksische wereld lijkt de politieke klasse, tegen de rechtstaat in, systematisch duidelijk te maken dat wie naar Syrië trekt daar beter blijft. Dit wordt in sommige gevallen bestendigd door het ontnemen van het staatsburgerschap van individuen die nog ter plaatse zijn, wat kan leiden tot staatloosheid.

In het Verenigd Koninkrijk gebeurt dit vaak door middel van controversiële anti-terrorismewetten en “vertrouwelijke” procedures, aangenomen na 9/11 en waar tot op heden nog maar weinig democratisch of gerechtelijk toezicht op is. Het effectieve gebruik van zulke wetgevingen lijkt vandaag exponentieel toe te nemen in het zog van dit specifieke fenomeen. In Australië probeert de regering van Tony Abbott dan weer wetten door te voeren die de juridische drempel verlagen om tot huiszoekingen over te gaan en private computers te screenen.

Lokale mensenrechtenactivisten zijn daar terecht ongerust over. De kritiek luidt dat dergelijke orwelliaanse praktijken een gestage uitholling van de burgerlijke vrijheden en zelfs een subtiele aanslag op bepaalde rechtslogica’s inhouden.

Ook in België pleit menig politicus voor meer politionele controle. In een nieuwjaarstoespraak maakte de Antwerpse burgemeester De Wever de link tussen de noodzaak aan meer publieke investeringen in cameratoezicht in zijn stad en de dreiging van Syriëstrijders. Het zal dan ook niet verbazen dat het net de verkozenen van het Vlaams Belang en de N-VA zijn die het afgelopen jaar in het parlement ijverden voor het mogelijke intrekken van de Belgische nationaliteit van zogenaamde Syriëstrijders.

De veronderstelling dat een verworvenheid als het staatsburgerschap zomaar te onderhandelen valt, is frappant. Dat net zulke pretenties ook een gevaar kunnen betekenen voor onze maatschappij en democratie, wordt in heel de heisa rond deze Syriëstrijders zelden opgemerkt. Dat men politie en defensie wil vrijstellen van besparingen in zogeheten crisistijden en dat sommige elementen binnen de uitvoerende macht er meer en meer op gebrand lijken om gerechtelijke bevoegdheden te coöpteren, zou menig democraat moeten schofferen.

Rechtse mythevorming

De idee dat Syriëstrijders representatief zouden zijn voor Belgische moslims lijkt in de voorbije twee jaar actief gebruikt om partijbelangen te verkopen, maar ook ter ventilatie van een flagrant racisme. Misschien is het net op die manier dat men de aanhoudende en disproportionele aandacht voor Sharia4Belgium en Syrië-strijders kan rationaliseren: als maatschappelijke katalysator voor rechtse mythes over de bedreiging van één bepaald monotheïsme voor de “moderne” Europese natiestaat.

Hoewel de betrokken adolescenten vaak westerse clichés lijken te reproduceren over het politieke islamisme, weten zij toch aanhoudend een sterke indruk na te laten op de maatschappij waarin zij opgroeiden. Dit vermogen om een disproportionele mix van angst, ontzag en aandacht te genereren onder de bevolking in het land van herkomst is helaas waar een groot deel van hen allicht een heel problematisch bestaansgenot uit put. Het valt dan ook erg te betwijfelen of zij dit soort show zouden kunnen bewerkstelligen onder delen van de lokale bevolking in Syrië, die wel meer om handen heeft dan de identiteitsproblemen van zulke ontwortelde Belgen.

Het is waarschijnlijk overroepen om de Belgische Syriëstrijders te zien als een lokale belichaming van een internationaal, geolied netwerk dat strijders levert voor IS of Al-Nusra. Het is complexer dan dat. Vandaag kan men door het internet bijvoorbeeld gemakkelijk individueel radicaliseren. Voor wie daar nood aan heeft, is het aanbod groot genoeg; zeker voor diegenen zonder sociaal of maatschappelijk opvangnet om persoonlijke vervreemding en sociale frustraties te kanaliseren. Globalisering en het psychosociale zijn, naast het ideologische, dus even belangrijk om dit zorgwekkende migratiefenomeen te begrijpen.

De steden leven

Belangrijker dan zich blind staren op het Sharia4Belgium-spektakel is het feit dat er vandaag, naast marginale haatpredikers en delinquenten van elk gestoelte zoals bijvoorbeeld Anders Behring Breivik, een oneindig groot pluralisme bloeit in de creatieve stedelijke wereld van de 21e eeuw. Laat ons de randfenomenen dus niet onnodig veel verheffen tot noemenswaardige protagonisten. Hetzelfde geldt bovendien voor wat doorgaat als IS in de gedesintegreerde delen van Irak en Syrië. Als men het Midden-Oosten tot zulke reactionairen reduceert, vergeet men al te gauw de massale volksemancipaties die daar recent aan voorafgingen en die vooral blijk gaven van menselijke verzuchtingen in het licht van politiek autoritarisme.

Het belang van de rechtsstaat

Justitie zal en moet zijn werk doen in België, zeker wanneer onderdanen betrokken zouden zijn bij criminele of mensonterende praktijken in Syrië. Echter, in plaats van deze actoren nog verder te politiseren, zou vooral benadrukt moeten worden dat het hier nog steeds gaat om de zeer individuele acties van een klein aantal Belgische staatsburgers.

Niet enkel het mogelijke gevaar dat kan uitgaan van deze kleine groep verdient aandacht, maar ook de manier waarop men daar als rechtstaat en maatschappij mee om gaat. Een proactief beleid dat oog heeft voor een langere termijnvisie en dat naast een bestraffende aanpak ook solide preventieve en heilzame maatregelen uitwerkt, is noodzakelijk voor de wereld van morgen. Wanneer er zich dan weer een gruwelijk internationaal conflict voordoet, zien we daar dan hopelijk minder ontwrichte Belgen opduiken.

Ondertussen blijven er Belgische burgers, jawel geen “Syriëstrijders” of “Syriëbruiden”, sterven in het buitenland, in een ogenschijnlijke zoektocht naar betekenis en zelfidentificatie. Acuut, maar aan ons de keuze over hoe we de komende generaties gaan inspireren.

Jaafar Alloul studeerde Oosterse Talen en Culturen aan de Universiteit Gent en behaalde onlangs zijn Master in Migration Studies aan de Universität Oldenburg met een bekroond proefschrift over Belgische “Syrië-strijders.”