Waarom kinderarbeid in Afrika ons Europees probleem is

Hilde Vautmans

25 februari 2020
Opinie

Kinderarbeid moet tegen 2025 de wereld uit

Waarom kinderarbeid in Afrika ons Europees probleem is

Waarom kinderarbeid in Afrika ons Europees probleem is
Waarom kinderarbeid in Afrika ons Europees probleem is

Europa heeft de mond vol van kinderrechten, maar we consumeren nog wel volop producten gemaakt door kinderhanden. Onze geloofwaardigheid staat op het spel, schrijft Europarlementslid Hilde Vautmans (Open Vld). Ook Europa heeft de verantwoordelijkheid om kinderarbeid uit te roeien, en moet meer doen dan “aankaarten” en schendingen “veroordelen”.

ILO / M. Crochet (CC BY-SA 4.0)

Kinderarbeid in Madegaskar

ILO / M. Crochet (CC BY-SA 4.0)

Wat een euforie tijdens het verjaardagsfeestje van het Kinderrechtenverdrag enkele maanden geleden. Het belangrijkste, bekendste en meest succesvolle verdrag ter bescherming van kinderen wereldwijd werd dertig jaar, en dat wou het Europees Parlement graag vieren. In aanwezigheid van koningin Mathilde liep de plenaire zaal in Brussel vol met allerhande politici en mensenrechtenactivisten.

Een van de centrale thema’s van de conferentie was het verbod op kinderarbeid, dat integraal deel uitmaakt van het meest geratificeerde mensenrechtenverdrag ooit. Na dertig jaar lijkt die opname zijn vruchten te hebben afgeworpen. Het Verdrag diende als een mondiale katalysator voor solidere en kindvriendelijkere wetgeving, maar vooral ook voor een gewijzigde attitude ten opzichte van de verschillende vormen van kinderarbeid, en dit bijna overal ter wereld.

De cijfers liegen er niet om: sinds 2000 is het aantal kinderen betrokken bij kinderarbeid met 94 miljoen gedaald. Er is nog heel wat werk aan de winkel, zo werd gezegd, maar wat zijn we blij met de vooruitgang die we boekten. Het Kinderrechtenverdrag heeft het leven van miljoenen kinderen aanzienlijk verbeterd. Koningin Mathilde lachte en zag dat het goed was.

We mogen niet vergeten dat ook wij van ver komen.

Wanneer je naar de huidige stand van zaken van kinderarbeid in België kijkt, valt dit optimisme zeker te rechtvaardigen. De meeste Belgische kinderen hebben toegang tot onderwijs, krijgen de vrijheid om te spelen en moeten zich — naast misschien enkele huishoudelijke taakjes — zeker niet kromwerken om de kost mee te helpen verdienen. Hoewel er zeker nog ruimte is voor verbetering, lijkt kinderarbeid voor ons een passage uit het verleden. Op die vooruitgang mogen we fier zijn en we moeten ze absoluut koesteren.

Toch mogen we niet vergeten dat ook wij van ver komen. Ten tijde van Daens, zo’n honderddertig jaar geleden, werkten onze kinderen makkelijk twaalf tot dertien uur per dag tussen de ratelende machines van de textielfabrieken. Dat zij niet naar school gingen vonden we maar normaal. Er moest immers brood op de plank komen. Hetzelfde verhaal kan men vertellen over de andere landen van de Europese Unie.

Waar kinderarbeid ten tijde van de industriële revolutie eerder iets triviaal was op het oude continent, is het vandaag voor de meeste Europeanen iets uit de geschiedenisboeken. Hoewel de Unie nog niet honderd procent vrij is van kinderarbeid — we zagen een kleine heropflakkering naar aanleiding van de financiële crisis in zuiderse lidstaten zoals Italië, Portugal en Griekenland —, zijn we zeker op de goede weg.

Dit optimisme krijgt al snel een bittere bijsmaak wanneer we naar andere delen van de wereld kijken. Niet toevallig springen Latijns-Amerika, Azië en Afrika hier meteen in het oog. Vooral die laatste twee continenten moeten nog heel wat stappen zetten: negen op tien gevallen van kinderarbeid spelen zich daar af. Dat hoeft niet echt te verbazen. Kinderarbeid wordt voornamelijk veroorzaakt door vijf grondoorzaken die aanwezig zijn in beide werelddelen: armoede, ongelijkheid, gebrek aan werk voor de ouders, gebrek aan degelijk onderwijs en sociale normen.

Neem nu bijvoorbeeld Afrika. Iedereen kent de verschrikkelijke beelden van de piepjonge kinderen in Afrikaanse mijnen. Ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe Congolese kinderen van klein naar groot in een rij werden opgesteld, waarna er werd gekeken wie klein genoeg was om in die akelig donkere tunnels te kruipen. De kinderen huilden van angst om wat hen te wachten stond. Ik was diep verontwaardigd. Hoe kan iemand dit zomaar goedkeuren?

Net zoals bij ons ten tijde van Daens is er vandaag in Congo geen haan die ernaar kraait. De ouders hebben de schamele verloning nodig om te kunnen overleven. Ook in Madagaskar is kinderarbeid een harde realiteit. Bijna de helft van de kinderen op het Afrikaanse eiland is betrokken bij een of andere vorm van kinderarbeid. 86.000 kinderen werken er vandaag in de mijnen, waarvan 11.000 in de mica-mijnen.

Onze geloofwaardigheid staat op het spel. Europa heeft de mond vol van kinderrechten, terwijl we met z’n allen nog wel producten consumeren die door kinderhanden gemaakt zijn.

Deze hallucinante cijfers zijn nochtans logisch te verklaren als je de vijf bovengenoemde determinanten erbij neemt. Madagaskar is één van de armste landen ter wereld. Bijna zestig procent van de bevolking kampt met extreme armoede. Driekwart moet het zelfs doen met minder dan twee dollar per dag. Het verschil tussen de hoogste en de laagste inkomens is gigantisch. Vele ouders zijn bovendien werkloos en er is een overduidelijk gebrek aan degelijk onderwijs. Geen wonder dat kinderarbeid er op grote schaal wordt genormaliseerd.

Waarom is kinderarbeid in bijvoorbeeld het verre Madagaskar ook ons probleem? Omdat onze geloofwaardigheid op het spel staat. Europa heeft de mond vol van kinderrechten, terwijl we met z’n allen nog wel producten consumeren die door kinderhanden gemaakt zijn. Ja, het rijke Europa dankt ook vandaag nog haar hoge levensstandaard voor een deel aan een van de verwerpelijkste praktijken. Dit terwijl Europa wel degelijk de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties onderschreef die bepalen dat tegen 2025 kinderarbeid wereldwijd uitgeroeid moet zijn.

Maar aan het huidige tempo halen we deze doelstellingen niet. Europa moet meer doen dan kinderrechten “aankaarten” en de schendingen ervan “veroordelen”. Nog al te vaak schrijven we onterecht kinderrechtenproblemen toe aan lokale problemen en attitudes in ontwikkelingslanden. Terwijl het uitroeien van kinderarbeid ook een Europese verantwoordelijkheid is.

De vijf grondoorzaken van kinderarbeid los je niet zomaar op met zakken geld. Ook diplomatie en dialoog zijn meestal onvoldoende opgewassen tegen deze diepgewortelde oorzaken.

Wat moet Europa dan wél doen? Een drastisch koerswijziging dringt zich op, zoals bijvoorbeeld bindende EU-reglementering voor de houtindustrie en handelaars in conflictmineralen. Ook de toeleveringsketens van de grote spelers moeten gemonitord worden, zodat producten en diensten die met kinderhanden gemaakt zijn niet meer op onze interne markt terechtkomen. We moeten de daad bij het woord voegen door nultolerantie in te voeren in al onze toekomstige economische partnerschapsovereenkomsten.

Het is alvast hoopgevend dat de Europese Commissie verklaarde binnenkort met een alomvattende strategie over kinderrechten op de proppen te komen. Het blijft evenwel afwachten of deze strategie ook voldoende zal inzetten op de grondoorzaken van kinderarbeid. Vorige week stemde het Europees Parlement een resolutie die het inzetten van kinderen in de mica-mijnen in Madagaskar veroordeelt. Het is nu aan de Europese Commissie om haar verdragsrechtelijke rol op te nemen en te tonen dat de Europese strijd tegen kinderarbeid meer is dan zomaar mooie woorden.

Hilde Vautmans is Europees Parlementslid voor Open Vld in de fractie Renew Europe