Mopti: droogte, corruptie en zware wapens
De nieuwe frontlijn in de strijd voor een kalifaat ligt in Centraal-Mali
19 maart 2018
In Centraal-Mali gaat geen week voorbij zonder aanvallen op politieposten en militaire konvooien. Alleen al in de laatste week van januari stierven minstens 43 mensen in drie aparte aanslagen. Vier verschillende legers strijden er tegen een onzichtbare, ongrijpbare vijand. ‘De jihadisten teren op etnische spanningen en onrechtvaardigheid. Maar achter hun bewegingen schuilen criminele operaties.’
Een Peul-herder trekt met zijn vee door Komongalou, in de regio Mopti
© Arne Gillis
In Centraal-Mali gaat geen week voorbij zonder aanvallen op politieposten en militaire konvooien. Alleen al in de laatste week van januari stierven minstens 43 mensen in drie aparte aanslagen. Vier verschillende legers strijden er tegen een onzichtbare, ongrijpbare vijand. ‘De jihadisten teren op etnische spanningen en onrechtvaardigheid. Maar achter hun bewegingen schuilen criminele operaties.’
‘We merken dat de bermbommen in Centraal-Mali geraffineerder worden. Vroeger gebruikten de jihadisten hier zeer eenvoudige bommen. Sinds kort zien we steeds vaker radiogeleide apparatuur opduiken.’ Voor de Belgische generaal Jean-Paul Deconinck spreekt het terrein voor zich: ‘De jihadistische groepen in het centrum winnen aan kracht’, knikt hij. Deconinck is Force Commander van MINUSMA, de troepenmacht van de Verenigde Naties die in Mali voor stabiliteit moet zorgen.
Met 155 gesneuvelde blauwhelmen sinds 2013 is MINUSMA een van de dodelijkste missies in de geschiedenis van de VN.
De generaal staat voor een zware opgave. Met 155 gesneuvelde blauwhelmen sinds 2013 is MINUSMA een van de dodelijkste missies in de geschiedenis van de VN.
In 2012 vaagde een Toeareg-opstand in het noorden van het land jaren van relatieve rust en stabiliteit weg. De blankere Toeareg voelden zich, ver weg op hun duinen en oases in de Sahara, niet voldoende vertegenwoordigd door de zwarte regering in de hoofdstad Bamako. De opstand betekende het begin van een onbedwingbaar veiligheidsprobleem dat tot vandaag sleept.
Want in de al even uitgestrekte als wetteloze woestijn roert zich ook nog volk van een ander slag: jihadisten. Levend van smokkel en ontvoering hielden ze zich jarenlang min of meer gedeisd. Met de Toeareg-opstand ruiken ze hun kans. Al snel wordt de nationalistische, seculiere opstand gekaapt door de groepering Ansar Dine, met Al-Qaida verbonden jihadisten. Ook de Beweging voor Eenheid en Jihad in West-Afrika (MUJAO) mengt zich in de opstand.
In een rotvaart verovert de coalitie van jihadisten en Toearegs het noorden van Mali. De Malinese interim-president Diacounda Traoré staat al snel voor voldongen feiten.
Het tij keert wanneer Frankrijk zich ermee gaat bemoeien. De door de voormalige kolonisator geleide operatie Serval slaagt erin de opmars te stoppen. De jihadisten worden na de slag van Konna van begin 2013 teruggedrongen naar waar ze al jaren zaten: diep in de woestijn.
Maar verslagen zijn de jihadisten niet. Restanten van de troepen hergroeperen zich. Rond 2015 begint een nieuwe jihadistische groepering aanslagen in Centraal-Mali op te eisen. Ze noemen zich Katibat Macina en presenteren zich als een lokale afdeling van Ansar Dine.
De militaire operatiedoor Frankrijk stopt de opmars vban de jihadisten. Maar ze hergroeperen zich en richten zich nu op Centraal-Mali
© MINUSMA
Schuivende frontlinies
Een analyse van ACLED (Armed Conflict Location and Event Data Project) bevestigt het aanvoelen van generaal Deconinck: de meeste aanslagen vinden sinds 2016 niet meer plaats in het noorden, maar in de centrale regio rond Mopti. De nieuwe strijdmacht G5, een militaire coalitie van vijf West-Afrikaanse landen, opent in juli 2017 haar hoofdkwartier in Sévaré, op tien kilometer van Mopti. Ook dat maakt duidelijk dat het zwaartepunt van de oorlog zich begint te verplaatsen naar het centrum.
Mopti zelf begint stilaan te lijken op een versterkte vesting. Patrouilles van drie verschillende legers denderen om de haverklap door de straten. De stad voelt aan als een oase van tot de tanden gewapende rust in de zee van chaos en angst die het omliggende platteland terroriseert.
Het centrum van Mopti mag dan relatief veilig zijn, het gevoel van angst neemt er hand over hand toe. Sinds kort weigeren verschillende restaurants in Mopti alcohol te schenken. Of dat komt uit angst voor jihadistische represailles willen de eigenaars niet gezegd hebben. Maar niets is hier wat het lijkt, ook toeval niet.
Met angst als raadgever neemt men soms vreemde beslissingen. Begin februari verbiedt de regering verplaatsingen per pick-up en motorfiets in verschillende steden in het noorden en het centrum, waaronder Mopti. De voertuigen worden te vaak gebruikt bij aanslagen door jihadisten, is de redenering. Als het verbod werkelijk afgedwongen wordt, betekent dit de doodsteek voor de lokale, al zieltogende economie.
Stratego
Begin 2017 smelten vier jihadistische groepen samen tot Nusrat al-Islam. Onder hen: Ansar Dine in het noorden en Katibat Macina in het centrum. Toeval? ‘Het is puur stratego’, weet Djibril Koné, een Toeareg en auteur uit het noorden.
‘Het uiteindelijke doel van Ansar Dine is om Bamako te veroveren. Mopti is door zijn strategische ligging de sleutel om heel het land, eigenlijk de hele westelijke Sahel te veroveren’, verklaart Koné. ‘De stad ligt vlak bij Burkina Faso en is binnen Mali de brug tussen het noorden en het zuiden. Ansar Dine is vooral verbonden met blankere Arabieren en Toearegs. Met de zwarte bevolking in het centrum en zuiden hebben ze nooit veel aansluiting gevonden. Daarom zochten ze een bondgenootschap met een zwarte uit de omgeving van Mopti.’
De Peul zijn voor de jihadisten de perfecte medestander voor hun plannen. Ze gaan doorgaans niet naar school. ‘Het zijn analfabeten. Daarom is het niet zo moeilijk om ze te indoctrineren.’
Amadou Kouffa is daar de geknipte man voor. Afkomstig uit de regio van Mopti. Zwart. Bovendien behoort hij tot de Peul, de tweederangsburgers van heel West-Afrika. Het halfnomadische herdersvolk is voor de jihadisten de perfecte medestander voor hun plannen.
‘De Peul voelen zich gediscrimineerd. De regering kijkt amper naar ons om’, zegt Hamzala Bocoum, regionaal coördinator van Tabital Pulaaku. Zijn vereniging strijdt – vreedzaam – voor de culturele rechten van de Peul. ‘Het grote probleem van de Peul is de armoede. De Toearegs zijn ook halfnomadisch, maar zij hebben nog reizende scholen. Peul gaan doorgaans niet naar school. Het zijn analfabeten. Daarom is het niet zo moeilijk om ze te indoctrineren.’
Door via hun onderaannemer Katibat Macina te rekruteren onder zwarte Peul-jihadi’s uit Centraal-Mali slagen de noorderlingen van Ansar Dine erin hun machtsbasis uit te breiden. Dat werkt een destructieve keten van meer geweld en stigmatisering in de hand. Volgens een rapport van Human Rights Watch beging het Malinese leger wreedheden tegen de Peulbevolking in de centrale regio rond Mopti. Het rapport spreekt van verdwijningen en executies, in de periode tussen eind 2016 en juli 2017.
‘Het samenleven van de verschillende etnieën is dikwijls niet gemakkelijk’, bevestigt Koné. ‘Maar de staat zou een stabiliserende factor moeten zijn. Met zulke acties drijven ze de Peul recht in de armen van de jihadisten.’
Droogte en etnische conflicten
De etnische spanningen lopen al decennialang op. Iedereen is afhankelijk van de Niger-rivier, die als een levensader door het kurkdroge landschap vloeit. Zo doen de Peul aan veeteelt, de Dogon aan landbouw. Het is hoe de Malinese maatschappij in elkaar zit – min of meer als een kastensysteem waarin elke etnische groep zich strikt houdt aan een bepaald beroep.
Sporadische conflicten gingen in het verleden altijd al over de toegang tot water en land. Toeareg-veedieven strooien al zolang de mensen zich kunnen herinneren af en toe zand in de radertjes van het samenleven. Maar in het verleden kwam het zelden tot gewelddadige uitbarstingen.
Akkertjes aan de oever van de Niger in het centrum van Bamako
© Arne Gillis
Vandaag zet vooral de droogte de zaken op scherp. ‘Ik heb de rivier nog nooit zo laag gezien’, wanhoopt een landbouwer in Mopti. Hij vertelt over de koeien van een Peul die onlangs een rijstveld kaal vraten. De man is terughoudend om de Peul te beschuldigen. ‘Zou jij een troep van zestig uitgehongerde koeien kunnen tegenhouden?’ vraagt hij.
Niet iedereen is zo meegaand. In juni 2017 organiseerden Dogon-boeren met machinegeweren een strafexpeditie op het Peuldorp Dioungani. De koeien van de Peul zouden zich te goed hebben gedaan aan de moeizaam gekweekte gewassen van een Dogon. Daarop zou een schermutseling zijn ontstaan waarin de Dogon-boer het onderspit moest delven. De Peul doorzeefden hem met een machinegeweer. In de daaropvolgende strafexpeditie stierven dertig mensen in een opflakkering van etnisch geweld.
‘De aanwezigheid van jihadisten heeft de etnische relaties beïnvloed’, bevestigt de directrice van een lokale ngo in Mopti. Ze wil anoniem blijven nadat op 24 juli een medewerker van de ngo Mali Climate Change in het nabijgelegen Bankass werd vermoord. ‘Vooral de Peul worden er vaak van beschuldigd mee te heulen met de jihadisten. Dat leidt tot extra spanningen. De Peul voelen daarom ook de nood om zich te bewapenen, ter bescherming.’
Ook een rapport van de International Crisis Group bevestigt dat de jihadisten de lokale etnische spanningen uitbuiten: ‘Nomadische Peul vervoegen zich bij de jihadisten omdat ze zichzelf willen beveiligen in conflicten, die vooral over grond gaan. Jihadistische groepen bieden training en wapens aan in ruil voor rekruten’, stelt het rapport in juni 2016.
Het verklaart deels de hoge menselijke tol van de strafexpeditie. Maar hoe komen die mensen aan moderne machinegeweren? De val van Khadafi in Libië heeft hier alles mee te maken. De Toearegs die in het leger van Khadafi hadden gevochten, voerden na zijn dood een deel van de inhoud van de Libische wapendepots af naar Mali. Nadien werden ze gebruikt door de jihadisten om het noorden te veroveren. Het zijn die rondslingerende wapens die vandaag de menselijke tol van het geweld verveelvoudigen.
De haven van Mopti aan de oever van de Bani-rivier
© Arne Gillis
Zo rot als een mispel
Ook de woekerende corruptie speelt de jihadisten in de kaart. Volgens veel mensen is het Malinese staatsapparaat zo rot als een mispel. De cijfers geven hen gelijk. Mali bezet de 116de plaats in de mondiale Corruption Perception Index.
‘Als in Bamako een minister geld nodig heeft, wordt er opdracht gegeven aan de dioro’s om belastingen te heffen bij de lokale bevolking. Totaal onofficieel, het is pure corruptie.’
Een vooraanstaande inwoner van Mopti spreekt, alweer op voorwaarde van anonimiteit, over hoe die corruptie zich manifesteert. Hij heeft het over de dioro’s, traditionele leiders die in contact staan met de regering in Bamako. ‘Als in Bamako een minister geld nodig heeft, wordt er opdracht gegeven aan de dioro’s om belastingen te heffen bij de lokale bevolking. Herders moeten betalen per begraasd stuk land. De Bozo, die vis vangen, betalen afhankelijk van het visgebied. Er is niets officieels aan – het is pure corruptie’, zegt de man.
‘Als er dan jihadisten je dorp binnenvallen en zeggen: de vis en het gras zijn door God gemaakt en niemand hoeft daar in de toekomst nog belastingen voor te betalen, dan duurt het niet lang voor je de bevolking meekrijgt met je verhaal. De eerste zorg van de mensen is om onder het juk van de corrupte staat uit te komen. Dat de sjaria wordt ingevoerd, is een zorg voor later.’
‘In veel dorpen in het centrum lijkt het erop dat de jihadisten simpelweg de verantwoordelijkheden van de staat overnemen. Ze spreken recht, komen met oplossingen voor banditisme en familietwisten’, bevestigt Corinna Dufka, directeur van Human Rights Watch in West-Afrika aan het persagentschap van de Verenigde Naties.
Het probleem van de afwezige staat is zeer zichtbaar, zelfs in de hoofdstad. Sinds begin januari staan in het hele land de schoolkinderen bijna elke dag voor een gesloten schoolpoort. De leraren staken voor loonsverhoging. De staat vindt er al meer dan een maand geen oplossing voor.
Ook voor corruptie hoef je niet ver te kijken. Politieagenten doen godganse dagen niets anders dan tol heffen bij passanten. Ze zijn zo arrogant geworden dat ze zelfs geen moeite meer doen om het te verbergen. “Porteurs d’uniformes” wordt de politie intussen smalend genoemd.
Corruptie en afwezigheid van de staat vormen zo de rekruteringsbasis voor de jihadisten, met etnische spanningen, wapens en droogte als katalysators. Ze mikken op doelwitten van de staat: militaire controleposten, commandoposten van het leger, MINUSMA-konvooien.
In de Sahel wordt gevochten voor elke druppel water
© Arne Gillis
Asymmetrische oorlogsvoering
Met de kalasjnikovs die ze ooit aanschaften om hun vee te bewaken tegen Dogon-landbouwers en Toeareg-veedieven overvallen op 4 januari 2018 enkele Peul op motorfietsen een politiepost in Somadougou. Het dorpje ligt op zo’n 25 kilometer van Mopti, op de weg naar Bamako. Een agent raakt gewond, de anderen weten met de hulp van het toegesnelde leger en MINUSMA-troepen de aanval af te slaan. Niemand eist de aanval op. Maar hij draagt het stempel van Katibat Macina.
Voor de inwoners het goed en wel beseffen, zijn de aanvallers alweer verdwenen in de brousse. De buit: een handvol wapens. De aanval is een van de kleine broertjes van veel dodelijkere, maar even onderbelichte jihadistische aanvallen die het centrum van het land sinds 2015 in hun greep houden.
Op 16 november wordt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Niono ontvoerd en geëxecuteerd. Twee weken later: de burgemeester van Sougoulbé. Het zijn twee gevallen die breed uitgesmeerd worden in de Malinese pers. Maar honderden gevallen van intimidatie halen nooit de pers.
Begin januari ontvlucht Almamy Gariko, de burgemeester van Hombori, zijn dorp. Het zit hem hoog: tot twee keer toe hebben met kalasjnikovs gewapende mannen ingebroken in zijn huis. ‘Ze hebben alles overhoopgehaald.’ Op de vraag of hij vermoedens heeft over de daders hoeft hij niet lang na te denken. ‘Welke dieven stappen een huis binnen om niets te stelen? Dit was pure intimidatie. Trek zelf je conclusie’, zegt Gariko telefonisch vanuit Bamako.
De vijand is ongrijpbaar, onzichtbaar, tot de tanden gewapend. Woedend over de corrupte staat. En onmachtig over de droogte.
Het zijn de jongste wapenfeiten in deze totaal asymmetrische oorlog: de vijand is ongrijpbaar, onzichtbaar, tot de tanden gewapend en zit vol woede. Woede over de corrupte staat, onmacht over de droogte.
Sjaria
De spin in dit web is dus Amadou Kouffa, Katibat Macina-leider. Naar verluidt bracht hij vroeger, als jongeman, liefdesliedjes uit op cassettes. Die tijden zijn duidelijk voorbij. Maar eigenlijk is er weinig over hem bekend. Lokale media vergelijken Kouffa graag met Abubakar Shekau, de al even mythische als ongrijpbare leider van de Nigeriaanse terreurgroep Boko Haram. Sommigen beweren zelfs dat hij intussen om het leven is gekomen tijdens een militaire operatie van de Fransen.
De imam van de salafistische moskee van Mopti, Sourakata Djenepo, heeft Kouffa persoonlijk gekend. De man ligt in bed met malaria. Toch wil hij mij kort te woord staan. In het Arabisch of het Bambara – de man spreekt geen woord Frans. ‘Ik kende Kouffa zeer goed, tot hij ondergronds ging. Sindsdien heb ik niets meer van hem gehoord. Ik keur zijn methodes niet goed want ik ben tegen geweld. Maar we delen hetzelfde doel: de sjaria invoeren in dit land’, zegt Djenepo.
Op de vraag wat voor goeds de sjaria te bieden heeft, blijft het even stil. Dikke koortsblazen schemeren door een warrige grijze baard.
‘Alleen met de sjaria kunnen we de corruptie bestrijden. De sjaria brengt rust en rechtvaardigheid.’
‘Wat voor goeds heeft de onafhankelijkheid ons al gebracht?’ kaatst hij de bal terug. Hij begint een vage uitleg af te steken over dieven en seksuele vagebonden. Dan komt hij ter zake. De radicale imam ziet dezelfde problemen als alle Malinezen. Hij heeft alleen een andere oplossing in gedachten: ‘Alleen met de sjaria kunnen we de corruptie bestrijden. De sjaria brengt rust en rechtvaardigheid.’
Kinderen spelen voetbal in de schaduw van de Wahabistische moskee van Mopti.
© Arne Gillis
Heiliger dan de Profeet?
De vraag is maar hoezeer de jihadisten die rechtvaardigheid echt vooropstellen als maatschappelijk doel. In het verleden hielden ze zich in de uitgestrekte vlakten en rotsplateaus van de Sahara vooral bezig met smokkel en ontvoering. Het wetteloze grensgebied midden in de woestijn leent er zich perfect voor. Maar over de oude handelskaravaanroutes waar vroeger goud en specerijen verhandeld werden, worden nu minder halalle dingen vervoerd. Illegale brandstof uit Algerije, cocaïne, slachtoffers van mensensmokkel, sigaretten. Bepaalde figuren verdienden er miljoenen aan – en illustere bijnamen zoals Marlboro Man.
‘Mensen beginnen te beseffen dat de criminele economie véél geld opbrengt.’
‘De islam is een voorwendsel’, zegt Koné, de Toeareg-schrijver uit Kidal. ‘Ze misbruiken de religie om hun criminele activiteiten toe te dekken. Zeker in het noorden, daar heeft altijd een smokkelcultuur bestaan. Mensen beginnen te beseffen dat de criminele economie véél geld opbrengt.’
De schaal van de illegale handeltjes was al duidelijk in 2009. Een Boeiing 727 landt midden in de Malinese woestijn, vlak bij Gao. Het vliegtuig is afkomstig uit Venezuela. Aan boord: ettelijke tonnen cocaïne met Europese feestneuzen als bestemming. Door het mulle zand kan het vliegtuig niet meer opstijgen. Het wrak ligt nog steeds in de woestijn.
Of Kouffa zich in het centrum ook bezighoudt met dergelijke activiteiten? Koné: ‘Voorlopig heeft Kouffa niets anders in zijn hoofd dan de sjaria. Hij profiteert tot nu toe van de steun die zijn broodheren van Ansar Dine uit het noorden hem geven. Maar ook hij snakt naar meer autonomie. En voor autonomie is geld nodig. Hoelang zal hij zich nog de wet laten stellen door Ansar Dine? Dat zijn open vragen.’
***
In een hoekje van de beroemde Grote Moskee van Mopti zit imam Lamine Konaké op de grond de koran te bestuderen. Het is een jonge man, ik schat hem rond de 25. Toen zijn vader ziek werd, nam hij de functie van imam van hem over. Konaké hangt de zogenaamde modéré-versie van de islam aan. Het is een tolerante lezing waarbij de scheiding tussen religie en staat niet ter discussie staat. Vlak voor het middaggebed kan ik hem even spreken.
‘Mensen zoals Kouffa weten niets van de islam. Islam betekent respect en rechtvaardigheid. Alle problemen in dit land worden veroorzaakt door mensen zoals hij.’ En dan: ‘De oplossing voor ons land is juist méér islam. Dan zouden mensen leren elkaar te respecteren.’
Wat later stromen de gelovigen toe, piekfijn uitgedost voor het gebed. Het openbare leven valt stil. De voortwoekerende oorlog verslindt de Malinezen, maar heel even heb je het gevoel alsof er geen vuiltje aan de lucht is. In deze moskee is de overgave aan Allah tegengif voor militant geweld en overheidscorruptie – insjallah. Aan de andere kant van de maatschappelijke woestijn wordt Allah aangeroepen als rechtvaardiging voor gewapend verzet en genadeloze machtsovername – Allahoe akbar!
Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.
Dit artikel werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!