Centraal-Afrikaanse Republiek: Wanneer houdt het op?

Natalie Roberts, spoedarts van AZG, vertelt over de gewelddadige context van Centraal-Afrikaanse Republiek

  • © Natalie Roberts © Natalie Roberts © Natalie Roberts

Zodra ik in Bozoum landde, hoorde ik dat er bij een ongeval veel gewonden waren gevallen en dat ze me nodig hadden in het ziekenhuis. Het vliegveld ligt ongeveer vijf kilometer buiten de stad. Langs de weg waren alle huizen in brand gestoken tijdens de golf van geweld die het noordwesten van de Centraal-Afrikaanse Republiek in december, januari en februari had geteisterd. Er deden allerlei enge geruchten de ronde en de bevolking was uit angst gevlucht.

We zijn snel op weg gegaan naar de stad, zonder echt te weten wat ons daar te wachten stond. Toen we bij het ziekenhuis aankwamen, kreeg ik de patiënt toegewezen die er het ergst aan toe was, een man met een schotwonde. Ik heb hem verzorgd terwijl de rest van het team zich bekommerde over de patiënten met minder ernstige verwondingen.

Op dat moment waren er maar vijf of zes patiënten. Ik hoorde van het team dat de islamitische patiënten nog niet naar het ziekenhuis waren gekomen uit vrees voor aanvallen. Ongeveer een uur later kwamen er 18 patiënten tegelijk aan.

Wonde op de verkeerde plaats

Veel van de verwondingen waren veroorzaakt door scherven, na een granaatexplosie in een islamitische wijk. Anderen raakten gewond bij het daaropvolgende vuurgevecht. Eén man was gewond geraakt aan zijn oog, en verscheidene anderen hadden hoofdwonden.

Bij één patiënt in het bijzonder hebben we een moeilijke beslissing moeten nemen. Hij had een schotwonde in zijn lies en de kogel was dwars door zijn dijslagader gegaan. De wonde leek op het eerste gezicht niet eens zo ernstig. Het ingangspunt van de kogel was vrij klein, maar toen we de man omdraaiden, zagen we dat het uitgangspunt veel groter was en hevig bloedde. Op de vloer lag een enorme plas bloed.

De patiënt zou een operatie of een overplaatsing nooit overleven. We hoopten dat zijn bloed uiteindelijk zou stollen, dus gaven we hem een bloedtransfusie van zes bloedeenheden, wat bepaald geen eenvoudige taak is zonder bloedbank. Desondanks bleef de patiënt bloeden en is hij later die nacht in het ziekenhuis overleden.

We waren allemaal erg gefrustreerd. Het was maar zo’n kleine wonde, maar hij zat wel net op de slechtst mogelijke plaats, waardoor de schade onherstelbaar was. Als de wonde nu maar net een paar centimeter opzij had gezeten, had de man het waarschijnlijk wel overleefd.

In de Centraal-Afrikaanse Republiek bewijzen de mensen hun doden de laatste eer in de vorm van trommelmuziek. Het kerkhof lag heel dicht bij het ziekenhuis van Bozoum en ook vlakbij de plek waar wij sliepen. Als er in het ziekenhuis iemand was overleden, hoorden we de trommels dus de hele nacht door. Een overlijden gaat er dus nooit onopgemerkt voorbij.

Klaar voor vertrek

Die nacht wilden de meeste patiënten niet in het ziekenhuis overnachten omdat ze zich er niet veilig voelden. Daarom trokken we de volgende morgen naar de islamitische wijk om de gewonden daar verder te verplegen. Het was duidelijk dat de mensen zich klaarmaakten om de stad te verlaten: ze haalden hun huizen leeg en op straat stapelden de tapijten en het beddengoed zich op. De aanval op de islamitische wijk was de druppel die de emmer deed overlopen. Men vertelde ons dat de moslims in een konvooi naar Tsjaad zouden worden gebracht. De meeste mensen waren in de Centraal-Afrikaanse Republiek geboren en hadden hun hele leven in Bozoum gewoond. Deze mensen hadden hier een bedrijf, een huis, een familie, ze maakten deel uit van een gemeenschap. Maar ze spraken niet over wat hen was overkomen en beseften dat vertrekken hun enige optie was.

Het vrachtwagenkonvooi kwam twee, drie dagen later. Wij telden de vrachtwagens die aankwamen en vertrokken. We wisten dat de situatie hierdoor nog erger zou kunnen worden. In het verleden waren immers ook al konvooien aangevallen. Bovendien wisten we niet of er genoeg plaats was voor iedereen, en vreesden we dat de achterblijvers nog verder gemarginaliseerd zouden raken.

Uiteindelijk klommen alle twee- of drieduizend bewoners van de wijk aan boord van de veertien vrachtwagens. Het was heet en tot de grens was het zeven uur rijden. Mensen en goederen zaten op elkaar gestouwd in de vrachtwagens. We wisten niet goed waar al die mensen zouden moeten slapen en de aanwezigheid van een gewapende escorte zou eventuele aanvallers niet afschrikken.

Ons team stond er vol onmacht bij te kijken. Een hele gemeenschap was verwoest. We wisten dat in de meeste andere steden in het noordwesten hetzelfde gebeurde: andere mensen maakten op dat moment dezelfde wanhopige keuze om hun huizen achter te laten en zich in een vluchtelingenkamp te vestigen.

Kort daarna verlieten ook de projectleider en ik Bozoum. Wij gingen de rest van de noordwestelijke regio verkennen, van de stad Bosemptele ten zuiden van Bozoum tot de grens met Tsjaad en Kameroen.

Te bang om hun dorp te verlaten

In het eerste dorp waar ik aankwam, zei het hoofd van de gezondheidspost dat hij me iets wilde laten zien. Hij vroeg alle bewoners van het dorp om hun zieke kinderen naar ons toe te brengen. Het eerste, erg jonge, kindje leed overduidelijk aan malaria en zag er bijzonder slecht uit. Ik stelde voor om het kind mee te nemen naar het ziekenhuis van Bozoum, maar de moeder vond dat te ver van het dorp liggen en zij wilde het dorp niet uit omdat ze vreesde voor haar veiligheid. Ik voelde me machteloos, want het kindje moest echt gehospitaliseerd worden, maar al wat ik kon doen, was hen wat geneesmiddelen geven uit mijn noodkit.

Op dat moment begreep ik dat we niet alleen in de stad moesten werken, maar ook veel vaker naar de dorpen moesten gaan. De mensen waren te bang om hun dorpen te verlaten. Bovendien waren er onvoldoende wegen of vervoersmiddelen. Toen ik hier aankwam, dacht ik dat ik vooral veel oorlogstrauma’s zou tegenkomen. Maar ik merkte al gauw dat de mensen buiten Bangui veel vaker stierven aan ziekten die courant zijn in Afrika, zoals malaria en andere gezondheidsproblemen.

Sterven in de rimboe

De mensen waren hun huizen ontvlucht, en een groot aantal huizen was in brand gestoken. Er restte hen dus niets anders dan in de open lucht te kamperen, op het veld of in de rimboe. Daar sliepen ze op de grond of onder bomen. In de dorpen hebben de bewoners toegang tot waterputten, maar in de rimboe moesten ze drinken wat ze konden vinden, en vaak was dat enkel water uit plassen of rivieren.

Elke gezondheidspost die we hebben bezocht, was er slecht aan toe. De mensen hadden er geen toegang tot gezondheidszorg, want alle geneesmiddelen waren verbrand, gestolen of geplunderd. Men vertelde ons dat er in de rimboe mensen stierven, maar het aantal doden viel moeilijk in te schatten. We horen wel duizenden verschillende verhalen, maar kunnen onmogelijk nagaan wat ervan aan is.

Daarom besloten we in de dorpen klinieken op te zetten. ’s Ochtends ontvingen we hier wel 600 tot 700 kinderen, en uiteindelijk hebben we in Bocaranga dus ook een kinderziekenhuis geopend voor malariapatiënten.

Iedereen heeft een wapen

Die eerste weken waren we soms echt bang. In februari woedde er nog veel geweld, met gewapende groepen die in de omgeving actief waren. We hoorden allerlei geruchten en wanneer we dan de volgende morgen in een dorp aankwamen, smeulden de huizen nog na.

In de dorpen trokken de geweldplegers van huis tot huis. De mensen hebben hier geen moderne wapens, het geweld is echt man op man. Op een gegeven moment had iedereen op straat een wapen. Zelfs zes- of zevenjarige kinderen liepen rond met grote machetes. Al die wapens zijn nodig omdat de mensen in de rimboe leven. Ook in de steden geldt dit trouwens, want de mensen werken immers op het land, ze leven niet in een geïndustrialiseerde omgeving. In tijden van conflicten dienen deze vuurwapens en machetes echter al snel als oorlogswapens. Wanneer de spanning oploopt, maakt de angst zich van de mensen meester, en met een vuurwapen in handen ben je nu eenmaal sneller geneigd om te doden.

Na elke golf van geweld waren de verwondingen die wij tegenkwamen meestal veroorzaakt door machetes of vuurwapens, en dit soort wonden kan gemakkelijk geïnfecteerd raken en verergeren. Heel wat patiënten waren ook geslagen … en ook stokslagen kunnen dodelijk zijn. Vaak vertelden de mensen ons niet precies hoe het allemaal was gebeurd, maar het was niet moeilijk te raden dat het er bijzonder wreed aan toe moest zijn gegaan. Ik heb al bomaanslagen en andere vormen van geweld gezien, maar dit soort geweld vind ik wel heel moeilijk te verdragen en te begrijpen.

Iedereen vertelde ons over de mensen die ze waren verloren, en de manier waarop ze deze dierbaren waren verloren was buitengewoon triest. Ik heb een dorp bezocht waar 23 mensen waren gedood tijdens aanvallen van huis tot huis. Een maand na deze gebeurtenissen herleefden die mensen de tragedie nog altijd en konden ze zich er maar niet overheen zetten.

Het moeilijkste is dat het haast onmogelijk in te schatten valt wanneer en hoe deze situatie zal eindigen. Het conflict houdt het hele land in zijn greep. Maar als we daarentegen een door ons ondersteunde gezondheidspost bezoeken en zien dat alles er normaal verloopt, dan is dat geweldig. Het zijn maar kleine klinieken, een beetje hulp die wij hier en daar kunnen brengen, maar hun gecombineerde effect is zoveel groter!

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.