30 minuten
Elke 30 minuten stoot ergens ter wereld iemand op een antipersoonsmijn. Voet kwijt, been af, hand weg of andere zware verminkingen, de gevolgen zijn vreselijk. Van de naar schatting 15 tot 20.000 ongevallen met mijnen vorig jaar kenden duizenden een dodelijke afloop. Pijnlijk detail: moderne ontmijningstechnologie is voorhanden, maar de productie ervan loont niet.
Het ontruimen van mijnenvelden verloopt tergend traag. Cambodja bijvoorbeeld heeft er tien jaar over gedaan om een gebied van amper 260 km² te ontmijnen. Wereldwijd liggen naar schatting nog enkele tientallen miljoenen antipersoonsmijnen onder de grond, maar een ontmijner met metaaldetector kan per dag hooguit ongeveer 10 m² ontmijnen. ‘Wanneer een landbouwer met een metaaldetector over zijn akker gaat, zal elke spijker, lege huls of blikje cola een alarm doen afgaan. Slechts één keer op duizend gaat het om een echte mijn. Door die valse alarmen verloopt het ontmijnen heel traag en zal de landbouwer na een tijdje minder behoedzaam te werk gaan, met alle gevolgen vandien’, zegt luitenant-kolonel Jean-Paul Salmon van het onderzoeksproject Humanitaire Ontmijning (HUDEM), een samenwerking tussen het Belgisch leger en een aantal Belgische universiteiten.
Een ander probleem is dat metaaldetectors niet alle soorten mijnen kunnen opsporen, al kan nieuwe hier technologie een uitweg bieden. Akoestische en elektromagnetische sensoren, radarsystemen, springstofdetectors en zelfs nucleaire methodes zijn de voorbije jaren door meerdere onderzoekscentra in Europa ontwikkeld. Met die nieuwe technologie kan bovendien het aantal valse alarmen sterk gereduceerd worden. ‘Het is voor bedrijven echter economisch niet interessant om de bestaande kennis in productie te brengen’, zegt Salmon. ‘Ontmijningstoestellen kunnen niet in grote hoeveelheden geproduceerd worden, daarvoor is de vraag te klein. Bovendien hebben landen die vol liggen met mijnen, zoals Angola, Mozambique, Vietnam of Afghanistan, vaak het geld niet om de dure technologie te kopen. Het is dan ook aan westerse overheden zoals de EU om meer geld vrij te maken voor ontmijning.’
Ontmijnen is één zaak, antipersoonsmijnen niet langer inzetten in conflicten een andere. De Ottawa Conventie (1997), die het gebruik, de stockage, de productie en het transport van antipersoonsmijnen verbiedt, is een belangrijke mijlpaal in de strijd tegen de moordende boobytraps. Drie kwart van de wereld heeft zich reeds achter de conventie geschaard, 48 landen moeten het verdrag nog ondertekenen. (kc)
Meer info op www.handicapinternational.be
‘Op TV lijkt oorlog clean’
Nadat freelance journaliste Marleen Teugels in 1999 in aanraking kwam met het leed van zieke Balkanveteranen, besloot ze af te dalen in de spelonken van de militaire wereld. In het boek Met Stille Trom (Nijgh & Van Ditmar, 2002) beschrijft ze het resultaat van haar zoektocht naar de oorzaken van het Balkan- en het Golfoorlogsyndroom.
Bestaat er een verband tussen deze ziektes en de ervaringen op het slagveld?
Teugels: Vijftien tot twintig procent van alle veteranen keert met ziekteverschijnselen van een missie terug, in de Golfoorlog ging het zelfs om 30 procent. De symptomen van dit zogenaamde Golfoorlogsyndroom lijken erg veel op die van het chronisch vermoeidheidssyndroom en zijn in de VS officieel erkend. Het verband met het slagveld wordt echter niet erkend: officieel is het een ziekte met een onbekende oorzaak. Naar het Balkansyndroom is nog geen diepgaand wetenschappelijk onderzoek gevoerd.
Kunnen de gezondheidsproblemen van de militairen niet psychologisch verklaard worden?
Teugels: Een deel van de veteranen leidt inderdaad aan het post-traumatisch stress-syndroom, maar een grote groep heeft andere kwalen. Onderzoek heeft onder meer de relatie blootgelegd tussen opgelopen hersenschade en lage dosissen zenuwgassen die zijn vrijgekomen bij bombardementen van fabrieken van chemische en biologische wapens.
Welke zijn de gezondheidseffecten van verarmd uranium, dat gebruikt is in de Golfoorlog, tijdens de Balkanoorlogen en in Kosovo?
Teugels: Recente proeven op ratten hebben aangetoond dat verarmd uranium kankerverwekkend is en voor misvormingen kan zorgen. Over de effecten van kleine hoeveelheden zijn wetenschappers het oneens, maar als grote hoeveelheden verarmd-uraniumdeeltjes in het lichaam terechtkomen, dan is dat gevaarlijk. Dat kan gebeuren door ze in te ademen, in te slikken of via open wonden. Als achtergebleven munitie met verarmd uranium niet opgeruimd wordt en in de watervoorraden van Irak en de Balkan terechtkomt, loopt de gezondheid van plaatselijke bevolking een groot risico.’
Mogen legers in de toekomst nog wel munitie met verarmd uranium gebruiken?
Teugels: Daarover bestaat discussie, verarmd uranium zit juridisch in een grijze zone. Maar zolang de langetermijneffecten van kleine dosissen verarmd uranium nog niet onderzocht zijn, zou je ervan moeten uitgaan dat de munitie schadelijk kan zijn, en dus niet gebruikt mag worden. Verarmd uranium is echter enorm populair, want het is heel goedkoop en ongelooflijk performant.
Welke andere ecologische problemen brengt oorlogsvoering met zich mee?
Teugels: Oorlogen vinden vaak plaats in een industriële maatschappij, de eerste doelwitten zijn meestal havens, industriezones, en nucleaire en elektriciteitcentrales. Bij bombardementen komt in één klap een cocktail van toxische stoffen vrij in het milieu. Op televisie lijkt oorlog heel clean, maar in werkelijkheid is hij dat niet. In Pancevo, in de directe omgeving van Belgrado zijn in 1999 bijvoorbeeld meerdere petrochemische fabrieken vernietigd. Daarbij zijn tegelijk grote hoeveelheden kwik, ethyleendichloride en vinylchloride vrijgekomen, met alle gevolgen van dien voor de plaatselijke bevolking. (kc)
**Quote
**
_‘Het milieu wordt vaak vergeten als oorlogsslachtoffer op lange termijn. Daarom heeft de wereld voorzorgsmaatregelen nodig in de lijn van de Conventie van Genève, die de rechten van krijsgevangen en de burgerbevolking in oorlogstijd beschermt. De wereld heeft een groene Conventie van Genève nodig.’
_Klaus Töpfer, directeur van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP)
Milieu bedreigt toekomst Afghanistan
De erbarmelijke toestand van het milieu in Afghanistan vormt een bedreiging voor de stabiliteit van de regio. Als de ecologische schaarste nog toeneemt, dreigt een nieuwe stroom van miljoenen vluchtelingen naar de buurlanden op gang te komen. Dat zijn enkele van de markante conclusies van het Afghanistan Post-Conflict Environmental Assesment rapport van UNEP, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties. Twee decennia oorlog, met als gevolg een gebrek aan lokaal en nationaal beleid, hebben in combinatie met droogte en aardbevingen een rampzalige invloed gehad op het milieu van Afghanistan. Een greep uit de problemen: grote stukken bos zijn gekapt, er is een groot tekort aan zuiver water, het land ligt vol mijnen, stortplaatsen zijn niet onderhouden, en chemisch en medisch afval belandt op straat. Volgens UNEP moet het nieuwe ministerie van Irrigatie, Waterbronnen en Milieu een belangrijke rol spelen in de ecologische heropbouw van het land. (kc)
www.unep.org