Alles gaat voorbij, behalve het verleden
Luc Huyse
08 december 2006
Een burgeroorlog, brutale repressie, apartheid: de onbeantwoorde vragen en het verdriet die zij verwekken, sterven nooit helemaal. Ze schuilen in het hoofd van wie het meemaakte. Ze zitten als fantoompijn in het lijf van wie nadien kwam, hun kinderen en hun kindskinderen. Luc Huyse schreef een boek over het temmen van het pijnlijke verleden. Over het brengen van rust in het hart van wie vandaag en morgen leeft. Maar wat voorbij lijkt, wijkt niet. In deze voorpublicatie uit Alles gaat voorbij denkt Huyse na over de vraag waarom de inzet van tribunalen vol risico's zit.
Tribunalen zorgen niet altijd voor gerechtigheid
Het gaat al een tijdje niet goed tussen Yoweni Museveni, de president van Oeganda, en het Internationaal Strafhof. Inzet van de ruzie is het lot van Joseph Kony, de baas van de Noord-Oegandese rebellenbeweging. Museveni wil hem in ruil voor vrede amnestie geven. Dat zei hij halverwege mei 2006. Eén dag later al was er een krachtige reactie van de openbare aanklager van het Strafhof. Tegen Kony en vier van zijn adjudanten loopt een arrestatiebevel. Zij zijn verdacht van allerlei misdaden tegen de mensheid. Het Hof liet weten dat amnestie niet kan. Dat conflict is niet nieuw.
Een jaar eerder, in maart 2005, had de openbare aanklager in Den Haag ongewoon bezoek gekregen. Religieuze leiders uit de streek waar Kony opereert, kwamen hem vragen op de achtergrond te blijven. In hun ogen zou een interventie van het Hof de oorlog verlengen. Voor hen is vrede alleen mogelijk als de rebellen, al was het maar tijdelijk, op mildheid kunnen rekenen.
Een vechter predikt verzoening onder voorwaarden
De vraag of vervolging onontkoombaar is, want door internationale wetten opgelegd, zorgt al veel langer voor hevige discussies. Een eerste piek kwam er in het begin van de jaren negentig. Het einde van de apartheid in Zuid-Afrika duwde blanken, zwarten en kleurlingen met de neus op dat probleem. Al gauw bleek dat de inzet van tribunalen niet haalbaar was. In het ANC, de bevrijdingsbeweging, was een meerderheid gewonnen voor een milde vorm van amnestie, weliswaar in combinatie met een waarheidscommissie.
De reactie in kringen van mensenrechtenorganisaties in het land en elders in de wereld was bijzonder heftig. De Verenigde Naties hadden apartheid als een misdaad tegen de mensheid bestempeld. Hoe kon men élke vorm van berechting opzij schuiven? Maar de opponenten van systematische vervolging gingen in het tegenoffensief. Zij ontwikkelden een batterij argumenten om de strategie van het ANC te verdedigen. Alex Boraine nam daarin het voortouw. Eerst speelde hij een cruciale rol in het debat in Zuid-Afrika. Maar zijn pleidooi tegen de verplichting om te vervolgen is vrij snel aan een internationale carrière begonnen.
Boraine is vooraan in de zestig als de apartheid wankelt. Hij heeft er dan al een merkwaardige loopbaan op zitten. Blanke dominee, jongste president ooit van de Methodistische Kerk van Zuid-Afrika, van 1974 tot 1986 parlementslid van de Progressive Party die tegen de regering vecht. Vanaf mijn eerste ontmoeting met hem, in 1994, treft mij de merkwaardige combinatie van de dominee en de manager. Dat zacht zalvende in zijn stem, dat luisterende oor, de religieus getinte woordenschat. Maar ook het talent om mensen in beweging en naar zijn hand te zetten. Een mix die hem goed van pas zal komen als de latere nummer twee van de waarheidscommissie.
Boraine is in de jaren zeventig en tachtig niet verwend door het apartheidsregime. Hij kreeg thuis herhaaldelijk ongevraagd en ongewenst bezoek van veiligheidsagenten. Zijn kantoor is beschoten. Hij is geregeld met de dood bedreigd. Een van zijn kinderen is tweemaal zonder vorm van proces maandenlang opgesloten. In een interview zei Boraine niet geheel onverwacht dat Mahatma Ghandi nooit zijn rolmodel is geweest. De vechtlust van een Martin Luther King lag hem beter. Toch is hij de man die voor het ANC de strijd om de zachte afrekening met het verleden gevoerd en gewonnen heeft.
Boraine haalde sleutelfiguren uit die landen naar Zuid-Afrika en liet ze vertellen, vooral over wat er in het speuren naar de waarheid verkeerd kan lopen. Een tweede oefenveld lag in de postcommunistische landen van Centraal- en Oost-Europa. Er werd geluisterd naar de gewezen dissidentenleider Adam Michnik in Warschau, naar president Vaclav Havel in Praag en naar Joachim Gauck, de archivaris van wat de Stasi in Oost-Duitsland aan bewijsmateriaal heeft nagelaten. Ook zij kwamen naar Kaapstad om er te praten met mensen uit de wereld van de ngo’s, de media, de universiteiten, de partijen, de bevrijdingsbewegingen.
Tegelijkertijd is een schat aan informatie aangelegd waaruit nadien geput is door landen als Bosnië-Herzegovina, Cambodja, Guatemala, Peru, Sierra Leone en Timor-Leste -ook allemaal op zoek naar een constructieve omgang met een getormenteerd verleden. Boraine werd al snel de gewaardeerde handelsreiziger in alternatieven voor de politiek van de harde hand.
Waarin tribunalen falen
Vervolging van afschuwelijke misdaden ligt in principe het dichtst bij wat een internationale rechtsorde slagkracht geeft. Maar, zeggen Boraine en vele anderen, experts van internationale instanties en mensenrechtenactivisten hebben goed praten en prediken. Ook hier staan geregeld praktische bezwaren tussen droom en daad. Het gaat om materiële obstakels, politieke risico’s en soms is het de vraag of tribunalen wel gerechtigheid voortbrengen.
Na een burgeroorlog of een genocide ligt een land in puin. Rechters zijn omgebracht of zijn zelf verdacht. Advocaten zijn er niet of nauwelijks. Gebouwen zijn onbruikbaar. De gerechtelijke machine geraakt dan niet in gang of valt na korte tijd stil. Bovendien hangt justitie voor het bewijsmateriaal af van de medewerking van leger en politie. Maar de samenstelling en cultuur van de ordetroepen ademen vaak nog de geest van het oude regime uit. Zij kunnen documenten vernietigen of achterhouden. Als gevolg daarvan is vrijspraak van sommige daders niet uitgesloten. Dat is schokkend voor de slachtoffers. Beter geen vervolgingen, is al gezegd, dan een operatie die nieuwe schade veroorzaakt.
En er zijn nog materiële obstakels. De apartheid in Zuid-Afrika, bijvoorbeeld, was niet de verantwoordelijkheid van een overzichtelijk aantal individuen. Hele generaties van mannen en vrouwen hebben het systeem mee in leven gehouden. In ex-Joegoslavië identificeerde een Bosnisch-Servische onderzoekscommissie duizenden mensen die direct of zijdelings meegewerkt hebben aan de slachting in Srebrenica. In zulke gevallen is het materieel onmogelijk om al wie schuld heeft voor de rechter te dagen. Dat was ook het probleem in Centraal- en Oost-Europa toen het communisme er de geest had gegeven. Alleen in de voormalige DDR zijn er enkele strafzaken gekomen. Elders bleek de inzet van tribunalen niet aantrekkelijk te zijn. De politieke cultuur van het communisme had de tijd gehad, veertig jaar, om die samenlevingen in al hun nerven te doordringen. Slechts weinigen onder de bevolking hadden afstand kunnen bewaren.
Trouwens, vaak waren mensen tegelijkertijd dader en slachtoffer geweest. Wit en zwart, goed en fout waren meestal niet scherp te onderscheiden. Wie vonnissen en wie niet, als grijs de dominante tint is?
In Cambodja, Ethiopië en Rwanda heeft een militaire overwinning een einde gemaakt aan een dodelijk conflict. Maar in de meeste gevallen loopt het niet op die manier af. De overgang is veel vaker de vrucht van onderhandelingen tussen oud en nieuw. Dat was zo in Latijns-Amerika in de jaren tachtig. Burundi en Zuid-Afrika hebben dezelfde weg gevolgd. En ook in de meeste landen van Oost- en Centraal-Europa was overleg tussen de communistische regeringen en de oppositie de beslissende factor.
Deze gang van zaken dwingt tot grote omzichtigheid in de omgang met het verleden. De machtigen van gisteren zijn niet verdwenen. Hun militairen en politiemensen zijn niet ontwapend. Een dreiging met vervolging kan tot bloedige confrontaties leiden. Je moet de staart van de draak niet kietelen, wordt in Chili gezegd. Overigens is het vaak zo dat al tijdens het overleg beloftes over clementie op tafel moeten komen, anders komt er geen overdracht van macht.
Als een burgeroorlog ten einde loopt of een repressief regime verdwijnt, is vervolging van wie moordde en folterde slechts één van de besognes. Het kan goed zijn dat politici en bevolking andere noden belangrijker en dringender vinden. Aanhoudende druk van de internationale gemeenschap om toch met tribunalen te starten, is dus niet zonder gevaar.
Brengen tribunalen wel altijd en overal gerechtigheid?
Er zijn niet alleen problemen van materiële en politieke aard. Tribunalen vertonen kenmerken die de productie van gerechtigheid erg kunnen bemoeilijken. Op plaatsen waar strafrechters er vele jaren over doen om vonnissen te vellen, is gerechtigheid een van de slachtoffers. Maar ook oordelen en veroordelen als een brutaal conflict pas afgelopen is, kan blijvende schade veroorzaken. Het klimaat is dan absoluut niet geschikt om scrupuleus schuld en boete af te wegen. Haat en woede roepen om bloed.
De goden hebben dorst en het lessen ervan kan maanden duren. Dan gebeuren er fatale vergissingen. Zoals in België, tijdens de bevrijdingsdagen. Stephan Laureys levert daarvan een pijnlijke demonstratie. Ik kwam hem het eerst tegen in Het Nieuwsblad van 26 februari 1945, tijdens mijn speurtocht naar krantenberichten over de executie van Vlaamse SS-ers. Antwerpenaar Laureys vocht aan het Oostfront, maar deserteerde op 3 september 1944 -vlak voor zijn stad bevrijd werd. De maand daarop gaf een Belgische krijgsraad hem de doodstraf. Hij is op 23 februari 1945 voor het vuurpeloton gebracht. In die dagen was de roep om wraak ontzettend groot. In zo een klimaat moest Laureys sterven. Zijn vrienden in het Legioen die nog maanden doorvochten zijn in augustus 1945 gevangengezet. Nog geen vier jaar later waren ze allen op vrije voeten. De dood van Laureys is de vrucht van het noodlot, niet van de gerechtigheid. Het probleem is dat straffen als pure wraakoefening niet tot een rustige verwerking van het verleden leidt. Op een of andere manier gaat dat als ballast op de toekomst wegen.
Wie het oude regime toch wil vervolgen, moet beslissen wie de rechters zullen zijn. Politieke beïnvloeding is dikwijls moeilijk te vermijden. Het proces tegen Saddam Hoessein demonstreert dat elke dag. Cambodja worstelt al sinds de val van Pol Pot met de vraag of het de Rode Khmers moet vervolgen. Onder druk van de Verenigde Naties is begin 2006, bijna dertig jaar na datum, beslist het toch maar te doen. In mei 2006 zijn de eerste rechters benoemd. Onmiddellijk was er kritiek van de kant van de VN en van internationale ngo’s omdat er twijfel was gerezen over de onpartijdigheid van die magistraten.
Westerse arrogantie?
Gerechtigheid is cruciaal voor de slachtoffers van misdaden tegen de mensheid. Processen wekken bij hen grote verwachtingen. Maar in het scenario van de strafrechtbank gaat de meeste aandacht naar de verdachten. In het beste geval krijgt wie geleden heeft wat tijd om te getuigen. Toch is dat meestal een frustrerende ervaring. Er valt zoveel te zeggen en zoveel dat niet kan of mag gezegd worden. Een kruisverhoor maakt het nog erger. Het kan een getuige dwingen om de eerder opgelopen pijn opnieuw te ondergaan.
De dreiging met vervolging is bovendien als een zwaard van Damocles dat langs twee kanten snijdt. Ze kan verdachten doen aarzelen. Maar ook perverse gevolgen voor de slachtoffers zijn niet uit te sluiten. Daders kunnen verleid worden om zoveel mogelijk getuigen uit de weg te ruimen.
Een ander probleem met de aanpak via tribunalen is dat strafrechters individuele schuld bepalen. Dat is in wezen wat ze moeten doen. Zo brengen zij wel slechts één fractie van het verleden in kaart. Het brede perspectief ontbreekt. Wat in een samenleving tot wrede ontsporingen heeft geleid en in de toekomst nog kan leiden, blijft zo buiten het blikveld. Het kan gaan om politieke of economische discriminatie. Hele beroepsgroepen kunnen een genocide mee uitgelokt hebben.
Om dat in kaart te brengen, is de strafrechtbank niet het meest adequate instrument. Bovendien oordelen rechters alleen over juridische schuld. Zij spreken zich niet uit over politieke of morele verantwoordelijkheid, terwijl dat juist integraal deel uitmaakt van wat er te begrijpen en te doorgronden valt.
slotte zijn er de culturele drempels. Dat de Cambodjaanse bevolking zo lang geaarzeld heeft om de weg van de vervolgingen in te slaan, is geen toeval. In grote delen van Azië is het beroep op de strafrechter een allerlaatste stap in de regeling van een conflict. Voorrang gaat naar andere technieken, omdat er bezorgdheid is over de ravage die een proces in een gemeenschap kan aanrichten. Oog om oog laat de wereld blind achter, is een van de gezegden.
Ook van Afrikanen wordt gezegd dat zij een grote bereidheid tot vergeten en vergeven vertonen, dat zij a short memory of hate hebben. De Afrikaanse visie op gerechtigheid mikt op het herstel van verbroken relaties. Bovendien is schuld voor Afrikanen geen individuele, maar een collectieve last. Het is westerse arrogantie te denken dat strenge mannen in toga die gezamenlijke schuld met individuele straffen kunnen wegnemen.
Als reactie op deze problemen met de juridische aanpak experimenteert men hier en daar met rituelen die tot het culturele erfgoed van de betrokken samenlevingen behoren. Ook de formule van een waarheidscommissie is een weg die voor korte of lange tijd terecht voorrang kan krijgen. Tegelijkertijd bieden deze alternatieven de mogelijkheid om de slachtoffers op de eerste rij te zetten, om de lokale gemeenschap te betrekken in het verwerkingsproces en om te zoeken welke mechanismen een burgeroorlog of ander groot onheil hebben veroorzaakt.
Maar er is geen supermiddel dat rust kan brengen in het hoofd en het hart van wie met het onheil te maken had. Tribunalen, waarheidscommissies en traditionele rituelen leveren evenzeer risico’s op. Tegelijkertijd bieden al deze instrumenten, blanco amnestie uitgezonderd, ook aanzienlijke kansen op succes. Daarom is het goed dat er negentig koortsachtig gezocht wordt naar combinaties die de lacunes opvullen en de risico’s beperken. Zo is in Sierra Leone gewerkt met een tribunaal, een waarheidscommissie én plaatselijke technieken van verzoening -in een mix van nationale en internationale elementen.
Alles gaat voorbij, behalve het verleden door Luc Huyse beschrijft hoe mensen, van Afghanistan tot Zimbabwe, afrekenen met zeer dat niet voorbij wil gaan. Hij observeert in Ethiopië het proces tegen dictator Mengistu, luistert in ex-Joegoslavië naar overlevenden van een massamoord, ziet in Spanje hoe Franco opnieuw begraven wordt, praat in Zuid-Afrika met leden van de waarheidscommissie, zoekt uit waaraan de dwaze moeders en grootmoeders van de Plaza de Mayo hun succes te danken hebben. Uitgegeven door Van Halewyck.
Luc Huyse is professor-emeritus van de K.U. Leuven en auteur van onder andere Onverwerkt verleden, hét boek over de naoorlogse berechting van de Belgische vrienden van de Duitse bezetter. Hij schreef ook enkele cruciale werken over de Belgische politiek: De gewapende vrede, De verzuiling voorbij, De politiek voorbij (heruitgegeven in 2003 in Over politiek).
Reageer via info@mo.be