Argentinië ontwaakt uit zijn nachtmerrie

Analyse

Argentinië ontwaakt uit zijn nachtmerrie

Naomi Klein

15 december 2003

De economie is in elkaar geklapt, en het volk is opgestaan. Argentinië beleeft boeiende dagen, waarin creatieve politiek en sociale economie bloeien als nooit tevoren. De spoken van de militaire dictatuur uit de jaren zeventig worden eindelijk uitgedreven.

Naomi Klein, auteur van o.a. No Logo, werkt momenteel aan een reportage over Argentinië. MO* publiceert haar analyse van de ongrijpbare situatie in Buenos Aires.
Hoe vier je de verjaardag van iets dat je onmogelijk kunt definiëren? Die vraag hing boven de hoofden van de duizenden Argentijnen die op 20 december 2002 uit alle hoeken van Buenos Aires naar het historische Plaza de Mayo-plein opstapten. Het was dag op dag een jaar na de Argentinazo -een term die absoluut onvertaalbaar is in het Nederlands. Je kan de Argentinazo niet echt een rel noemen, al zag het er op tv wel zo uit met al die gemaskerde plunderaars en met de bereden politie die in de menigte chargeerde. Drieëndertig mensen lieten die dag het leven. Het was ook geen gewone revolutie, al had het er alles van, met die woedende massa’s die de regeringsgebouwen bestormden en de president tot aftreden dwongen.
Het verschil met een klassieke revolutie was dat de Argentinazo niet werd opgezet door een alternatieve politieke beweging die de macht voor zichzelf ambieerde. En het verschil met relletjes was dan weer dat het hele gebeuren voortgestuwd werd door één eis: de onmiddellijke verwijdering van alle corrupte politici die rijk geworden waren terwijl Argentinië in armoede verviel.
Argentinazo was een chaotische uitbarsting van Argentijn-zijn. Honderdduizenden mensen kwamen plots en spontaan uit hun huizen, vulden de straten van de hoofdstad, klopten op potten en pannen, schreeuwden naar de bankgebouwen, vochten met de politie, scheurden rond op motorfietsen, zongen voetbalhymnes en deden de president op de vlucht slaan. De twaalf dagen die volgden op deze explosie leverden het land vijf presidenten op en de vaststelling dat het zijn de buitenlandse schuld van 95 miljard dollar niet kon aflossen, de grootste wanbetaling in de geschiedenis.
De herdenkingsdemonstratie van december 2002 was er niet echt een van triomf en er werd al evenmin veel met de vuisten gezwaaid. Er heerste eerder een rouwstemming. Vooral op de hoek van de Avenida de Mayo en Chacabuco, tegenover het hoofdkwartier van HSBC was dat voelbaar. HSBC is een grote, internationale bank, en ze betrekt in Buenos Aires een gebouw van 28 verdiepingen, opgetrokken in Darth Vader-gekleurd glas. Hier overleed, een jaar geleden, de drieëntwintigjarige Gustavo Benedetto. Hij stierf door een kogel die afkomstig was uit het bankgebouw. De man die beschuldigd wordt van die moord is luitenant Jorge Varando, hoofd van de veiligheidsdienst van het gebouw van HSBC. Varando is een gepensioneerde elite-officier die in de jaren zeventig actief was in het leger, toen 30.000 Argentijnen “verdwenen werden”. Veel van die slachtoffers werden gekidnapt uit hun huizen, brutaal gefolterd en daarna uit een vliegtuig in de slijkerige wateren van de Rio de la Plata gegooid.
Tussen 1976 en 1983 werd Argentinië geregeerd door een krankzinnig militair regime dat een fundamentalistisch katholieke sociale controle combineerde met een fundamentalistische vrijemarkteconomie. Rockmuziek werd verboden, terwijl miljarden dollars in leningen en investeringen van buitenlandse banken en multinationale ondernemingen het land binnenstroomden. De generaals geloofden dat het hun missie was om elke school, werkplek, kerk en wijk van marxistische of andere subversieve gedachten te zuiveren. Tegelijk geloofden ze dat het hun recht was om persoonlijk profijt te halen uit deze kruistocht. Ze graaiden in de schatkist, pikten privéhuizen in en stalen de bezittingen en zelfs de kinderen van degenen die ze martelden of doodden.
De generaals ontkennen nog steeds bijna alles. Sinds het einde van de militaire dictatuur zijn er echter verschillende, diepgaande onderzoeken gevoerd naar wat er fout ging tijdens die Vuile Oorlog van het leger tegen het volk. Bij één van die onderzoeken stelde de Inter-American Commission on Human Rights van de Organisatie van Amerikaanse Staten dat twee gevangenen uit de militaire basis van La Tablada “verdwenen werden” onder het toeziend oog van majoor Jorge Varando. De algehele amnestie die afgekondigd werd voorkwam een echt onderzoek naar wat er die dag in La Tablada juist gebeurd was.
De glazen façade van het HSBC werd met versterkt staal beveiligd, en ziet er nu even ondoordringbaar uit als de spiegelglazen zonnebrillen van de agenten die haar bewaken. Op deze hoek van de Avenida de Mayo en Chacabuco kwamen Argentiniës verleden en heden in frontale botsing. De moordenaar van Benedetto werkte uitgerekend voor één van die buitenlandse banken die het spaargeld van miljoenen Argentijnen opslokte toen de regering begin december 2001 alle banktegoeden bevroor. Terwijl de spaarrekeningen werden geblokkeerd, werd de peso losgemaakt van de dollar, waardoor de munt in vrije val ging. Een jaar later werd een deel van het spaargeld opnieuw vrijgegeven, maar intussen was het tweederde van zijn waarde verloren.
De banken geven de regering de schuld voor de bevriezing van het spaargeld, al was die maatregel juist een reactie op het feit dat de banken hun rijkste cliënten geholpen hadden om op een jaar tijd twintig miljard dollar het land uit te sluizen. Vorig jaar in januari viel de politie binnen in HSBC-filiaal, op zoek naar bewijzen voor de aantijging dat de bank honderden gepantserde wagens gebruikt had om miljarden niet aangegeven dollars naar de Ezeiza internationale luchthaven te voeren. Volgens de banken was de overheid enkel op zoek naar een zondebok, en HSBC Holdings Ltd hield vol dat de lokale vestigingen zich altijd aan de Argentijnse wet hadden gehouden. De openbare aanklager laat intussen weten dat het onderzoek nog loopt, en dat er dus nog geen formele aanklacht is.
De woede tegenover de buitenlandse banken heeft alles te maken met de timing van de kapitaalvlucht: slechts enkele dagen vóór de bevriezing van de rekeningen. Men is er dan ook van overtuigd dat de banken -in tegenstelling tot de burgers- getipt werden. De rijkste families en bedrijven hebben daardoor dubbel geprofiteerd van de crisis: ze betalen hun werknemers, uitgaven en schulden met gedevalueerde pesos, terwijl hun kapitaal veilig in US dollars belegd werd.
De verontwaardiging van de Argentijnen over de “verdwenen” twintig miljard dollar leidde tot verscheidene rechtszaken tegen buitenlandse banken, omdat deze de wet tegen economische subversie overtreden zouden hebben. Een coalitie van banken, onder leiding van HSBC slaagde er in mei in de overheid ervan te overtuigen die wet te schrappen.
In augustus publiceerde de Financial Times dan weer beschuldigingen vanwege bankiers en diplomaten, die beweerden dat Argentijnse parlementsleden smeergeld gevraagd hadden om wetvoorstellen weg te stemmen, die de financiële instellingen jaarlijks honderden miljoenen dollar zouden kosten. Het gevolg van deze publicatie was alweer een inval in het HSBC-hoofdkwartier en in de privéwoning van een HSBC-woordvoerder, ditmaal om bewijzen van die vraag tot smeergeld te vinden, en om te weten te komen vanwaar de beschuldigingen kwamen. Deze raids zouden een politiek motief gehad hebben, een soort wraak voor het feit dat de banken de zaak openbaar hadden gemaakt. Mike Smith, voorzitter van HSBC Argentinië zei op een hoorzitting terzake dat hij geen specifieke kennis had van de incidenten die in de FT beschreven waren, en ontkende ook dat HSBC smeergeld betaald had. Hij voegde er wel aan toe dat het vragen van steekpenningen in ruil voor gunstige wetten erg courant was in Argentinië. Het onderzoek loopt.
Er was maar één van de drieëndertig mensen die gewelddadig om het leven kwamen tijdens de Argentinazo van 2001. Zijn verhaal werd een symbool voor een land dat de onophoudelijke crisis probeert te begrijpen. Hoe kan het dat elke dag zevenentwintig kinderen van honger sterven in een land dat eens grote delen van Europa en Noord-Amerika van voedsel voorzag? Hoe komt het dat een land, waar arbeiders met de hoogste lonen uit Latijns-Amerika ooit huizen en auto’s kochten, nu de hoogste werkloosheidsgraad heeft van het continent en een gemiddeld loon dat lager ligt dan in Mexico? Benedetto vond dat zijn regering hem wat uitleg verschuldigd was. Daarom trok hij die dag in december naar de Plaza de Mayo.
Gustavo Benedetto hield van boeken over geschiedenis en economie. Volgens zijn oudere zus Eliana ‘wou Gustavo begrijpen hoe zo’n prachtig land in zo’n diepe ellende terechtgekomen was’. Hij wou eigenlijk professor geschiedenis worden, maar toen zijn vader in maart 2000 stierf, moest Gustavo op zoek naar een baan, eender welke baan. In de wijk waar de Benedetto’s woonden -La Tablada- waren de poorten van de meeste fabrieken toen al dichtgespijkerd. Hij kon uiteindelijk aan de slag in een supermarkt in de buurt. Geen leuke job, maar hij had tenminste werk. De pers heeft de economische crisis in Argentinië nog maar pas ontdekt, maar de mensen in La Tablada voelen ze al meer dan zes jaar. In het midden van de jaren negentig bereikte de werkloosheid reeds alarmerende niveaus, al presenteerde het IMF Argentinië toen als hét voorbeeld voor de welvaart die landen konden verwachten als ze hun deuren wijd open gooiden voor buitenlandse investeringen.
Het verging de gemiddelde Argentijn een stuk beter toen zijn land op papier veel minder welvarend was. De trieste ommekeer was het resultaat van een complex geheel aan oorzaken, die soms heel concreet ingrepen in het leven van de mensen. Zoveel te meer Argentinië een toonbeeld van globalisering werd, zoveel te sneller verdwenen de kleine kruideniers, die buurtbewoners in tijden van crisis wel eens wat extra krediet gaven, ten voordele van de hypermarkten met de omvang van Azteekse tempels, die door buitenlandse distributiegiganten als Carrefour, Wal-Mart en het Spaanse Dia werden neergepoot. Het was uitgerekend in een Dia-filiaal dat Benedetto werk vond.
Niet toevallig werden, in de dagen die voorafgingen aan de Argentinazo, zoveel supermarkten geplunderd door bendes werkloze mannen, hun gezicht bedekt door T-shirts die voor de gelegenheid tot balaclavas omgetoverd werden. Op 19 december was de sfeer zo gespannen dat Gustavo’s werkgever tegen de middag besloot de zaak te sluiten.
Thuis zag Gustavo op de televisie een land in opstand. De hele dag en de hele nacht zapte hij van de ene zender naar de andere, maar Vanaf 22.40 uur toonde elke zender hetzelfde beeld: president Fernando de la Rua, het gezicht nat van het klamme zweet, die een tekst voorlas. Argentinië, zei hij, werd aangevallen door ‘groepen die vijanden zijn van de orde, en die onenigheid en geweld proberen te verspreiden’. Hij riep de staat van beleg uit. Voor heel veel Argentijnen klonk dat als een aanloop naar een nieuwe staatsgreep, en dat zou men niet zomaar laten gebeuren. Gustavo zag op zijn kleine scherm hoe de Plaza de Mayo vol liep met mensen die met hun potten en pannen verzet aantekenden. Hij hoorde hoe uit die menigte van grootmoeders en scholieren, moto-koeriers en werkloze arbeiders één opstandige kreet opklonk: ‘Que se vayan todos!’ -ze moeten allemaal vertrekken. De kreet was gericht tegen politici en bankiers, het IMF en al die andere “experts” met hun perfecte recepten om Argentinië uit de crisis te redden.
Toen Gustavo de volgende dag naar zijn werk trok, vond hij de winkel dichtgetimmerd. Hij keerde terug, zette de tv weer aan, en voelde een impuls die hij voordien nooit gevoeld had: hij wou deelnemen aan de demonstraties.
Onderweg naar het centrum van de stad probeerde Gustavo verschillende vrienden te overtuigen mee te gaan, en deel te nemen aan de geschiedenis. Tevergeefs. De meeste inwoners van La Tablada hadden hun part geschiedenis wel gehad. In de jaren zeventig en tachtig was deze arbeiderswijk het slagveld geweest waarop leger en stadsguerrilla hun conflict hadden uitgevochten. De Vuile Oorlog was hier nog vuiler dan elders. Het minste contact met iemand die als links gebrandmerkt stond, volstond om zelf als medeschuldige in de kerkers van de militaire basis terecht te komen. De inwoners kozen voor een strategische terugtocht en verdwenen in hun huizen. De voordeur bleef gesloten voor vrienden die een schuilplaats zochten, de rolluiken gingen haastig naar omlaag als er buiten enig rumoer was en als er uit een naburig appartement kreten klonken, werd de radio wat harder gezet. In La Tablada gold, net zoals in de rest van het land, het motto ‘No se meta’ -hou je erbuiten. Die houding is men niet meer kwijtgeraakt.
Gustavo ging dan maar alleen. Tijdens zijn twee uur durende trip naar het centrum, gaf de politiechef van Buenos Aires het bevel om de Plaza de Mayo te ontruimen.
politie drumde de menigte op de Avenida de Mayo, en de menigte duwde terug. Rond vier uur zocht een groepje van twintig agenten een veilige plek om hun wapens te herladen. Ze kozen voor de inkomhal van de HSBC-bank, een van de veiligste gebouwen van de stad, aangezien ook de Israëlische ambassade er gevestigd is. Enkele demonstranten -minder dan vijf, volgens gerechtelijke documenten- zonderden zich af en gooiden stenen naar de bank. Een man sloeg met een ijzeren staaf een glaspaneel stuk. De politie en de privébewakingsdiensten panikeerden en openden het vuur. Volgens bewijsmateriaal dat tijdens het proces gebruikt werd, schoten de ordediensten in vier seconden niet minder dan 59 kogels af. Op dat moment kwam Gustavo Benedetto om de hoek van de Avenida de Mayo. Een loden kogel uit een 9mm wapen trof hem in het achterhoofd. Hij was op slag dood.
De HSBC was wellicht een goede schuilplaats voor de politieagenten, het is echter niet zo’n veilige plaats voor wie ervan beschuldigd wordt vanuit deze inkomhal een moord gepleegd te hebben. De bewakingscamera’s registreerden immers duidelijk hoe de politie en de bewakers van de bank hun wapens richtten en afvuurden doorheen de ramen. Deze bewijsstukken hebben geleid tot een uitzonderlijke gebeurtenis in de annalen van de Argentijnse justitie: de arrestatie van een voormalig legerofficier op beschuldiging van moord.
De HSBC heeft tot nu toe geweigerd commentaar te leveren op de zaak, om de gerechtsgang niet te schaden. Er wordt alleen op gewezen dat hun werknemer Varando zijn onschuld staande houdt. De bank is in elk geval betrokken partij, omdat de schietpartij plaatsvond in haar gebouw, en doordat de videobeelden van haar bewakingscamera’s als bewijsmateriaal gebruikt worden. Al blijkt dat laatste niet zo evident. Toen het gerecht een reconstructie wou organiseren, bleek dat de videobeelden niet meer vergelijkbaar waren met de actuele beelden, aangezien iemand de hoek van de camera’s veranderd had. Volgens de bank was dat toevallig gebeurd bij een poetsbeurt.
voor kort gold in Argentinië een officieel beleid van geheugenverlies als het over de Vuile Oorlog ging. Je had natuurlijk de verschroeiende rapporten van mensenrechtengroepen, je had de Dwaze Moeders die op de Plaza de Mayo bleven demonstreren, en zo nu en dan had je groepjes kinderen van verdwenen mensen die rode verf gooiden naar de huizen van ex-militairen. De meeste Argentijnen beschouwden dit echter als macabere rituelen uit een vervlogen tijdperk. Het land was “voorwaarts” gegaan, toch?
Carlos Menem, die voor de eerste keer tot president verkozen werd in 1989, besliste dat Argentinië met een schone lei moest beginnen en alle energie moest investeren in het nastreven van economische groei, in plaats van in halfslachtige pogingen om de generaals van de Vuile oorlog te berechten.
De generaals kregen amnestie, en de economie werd op neoliberale voet geschoeid. Dat wil zeggen: massale privatiseringen, ontslagen in de openbare sector, flexibilisering van de arbeidsmarkt en bijkomende voordelen voor bedrijven. Staatsprogramma’s voor schoolmaaltijden werden geschrapt, het nationale werkloosheidsfonds werd met bijna tachtig procent gereduceerd, honderdduizenden ambtenaren verloren hun baan en stakingen werden illegaal verklaard. Menem noemde dit een ‘chirurgische ingreep zonder verdoving’ en beloofde dat, eenmaal de pijn voorbij, het land herboren zou zijn.
De middenklasse-inwoners van Buenos Aires, waarvan velen beschaamd waren over hun eigen betrokkenheid bij of aanvaarding van de Vuile Oorlog, omarmden enthousiast het idee te leven in een nieuw land zonder verleden. En tijdlang leek het allemaal nog te werken ook. Het Bruto Nationaal Product groeide met zestig procent op een decennium, en de buitenlandse investeringen stroomden binnen. Maar, net zoals de aandeelhouders van Enron de boeken liever niet in de gaten hielden zolang hun winst maar steeg, zo zagen de buitenlandse investeerders en geldschieters niet dat Menem’s Argentinië op diezelfde tien jaar tijd 80 miljard dollar dieper in de schulden zat, en dat de werkloosheid opgelopen was van 6,5 procent tot 20 procent. Wat Time Magazine zo gloedvol Menem’s Miracle gedoopt had, bleek gezichtsbedrog. Eenmaal de telefoonmaatschappij, de oliemaatschappij, de spoorwegen en de luchtvaartmaatschappij verkocht waren, bleef een uitgehold land achter met dure voorzieningen en een arbeidersklasse zonder werk.
het verdwijnen van Argentinië’s rijkdom naar bankrekeningen in Miami en aandelen in Milaan, verdween ook het collectieve geheugenverlies. Bijna twintig jaar na het einde van de dictatuur, met de meeste generaals dood of stervend, zijn de geesten van de 30.000 verdwenen Argentijnen plots weer tot leven gekomen. In de maanden na de Argentinazo was het verleden zo intens aanwezig dat het leek alsof de tijd zelf in elkaar geklapt was, en de staatsterreur pas gisteren had plaatsgevonden. Voor de rechtbanken en in de straten barstte het debat los. Waarom werden die 30.000 mensen gedood? In wiens belang? En vooral: is er een verband tussen deze doden en het vrijemarktbeleid dat het land zo dramatisch de das had omgedaan?
Toen studenten en vakbondsleden in groene Ford Falcons gegooid werden en weggevoerd werden naar clandestiene martelcentra, was er weinig tijd om dit soort vragen te stellen. De allesoverheersende zorg in die periode was: overleven. Toch waren er ook toen al uitzonderingen die zagen dat de generaals een economisch plan hadden dat minstens zo agressief was als hun sociale en politieke plannen. In 1976 en 1977, de bloedige beginjaren van de dictatuur, introduceerden de generaals een economisch herstructureringsprogramma dat een voorafspiegeling was van de versmachtende globalisering van vandaag. Het gemiddelde nationale loon werd gehalveerd, de sociale uitgaven werden drastisch verminderd en prijscontroles werden opgeheven. Als beloning kregen de generaals twee miljard dollar buitenlandse leningen, meer dan gedurende de zes voorgaande jaren samen. Toen de militairen de macht teruggaven, was de buitenlandse schuld opgelopen van 7 miljard dollar tot 43 miljard dollar.
Op 24 maart 1977 publiceerde de Argentijnse onderzoeksjournalist Rodolfo Walsh een Open Brief van een Schrijver aan de Militaire Junta. Ondanks de officiële perscensuur, beschreef Walsh hierin gedetailleerd de terreurcampagne van de generaals. De tweede helft van die brief werd echter niet gepubliceerd, omdat de Monteneros-beweging waartoe Walsh behoorde dat niet nodig vond. In dat vermiste deel verschoof de auteur zijn aandacht van de mensenrechtenschendingen van de militairen naar hun economische programma. Volgens zijn biograaf Michael McCoughan schreef hij dat de terreur ‘niet het grootste leed was dat het Argentijnse volk werd aangedaan, niet de ergste mensenrechtenschending. Dat is de economische politiek van deze regering, die niet alleen de verklaring levert voor de misdaden, maar die op zich een groter misdrijf is waardoor miljoenen mensen gestraft worden door geplande ellende.’
De besparingen in de gezondheidszorg en het onderwijs werden door Walsh niet omschreven als good governance of als voorzichtig fiscaal beleid. Hij noemde het geplande ellende en noteerde een catalogus van misdaden: ‘De lonen worden bevroren met de kolf van het geweer, terwijl de prijzen stijgen aan de punt van de bajonet. Alle vormen van collectieve onderhandelingen worden afgeschaft. Samenkomsten en commissies worden verboden. De werkdagen worden verlengd, waardoor de werkloosheid toeneemt… een economische politiek die gedicteerd wordt door het Internationaal Monetair Fonds, volgens een recept dat zowel in Zaïre als in Chili, in Uruguay als in Indonesië toegepast wordt.’ Enkele minuten na de verspreiding van zijn brief werd Walsh door de politie doodgeschoten in de straten van Buenos Aires.
Walsh begreep dat de generaals geen war on terror uitvochten, zoals zij dat zelf noemden, maar strijd leverden tegen iedereen die wilde tegengaan dat buitenlandse investeerders en hun plaatselijke vazallen zich kwamen verrijken. Hij zag toen wat vandaag bovengespit wordt in allerlei rechtszaken tegen bijvoorbeeld Ford Argentina en Marcedez-Benz. In december werd bijvoorbeeld klacht ingediend tegen Ford Argentina, omdat het bedrijf destijds een militaire gevangenis binnen de muren van de fabriek had waar vakbondsleden naartoe gebracht werden. Ook Mercedez-Benz wordt aangeklaagd omdat het de namen en adressen zou gegeven hebben van zestien arbeiders die kort nadien “verdwenen” -veertien van hen keerden nooit meer terug. Beide bedrijven ontkennen elke betrokkenheid bij deze doden.
we echter terugkeren naar Gustavo Benedetto. Op het eerste gezicht is er geen verband tussen de repressie tijdens de Argentinazo en de terreur tijdens de Vuile Oorlog. Of toch? Jorge Varando, de man die beschuldigd wordt van de moord op Benedetto, werkte in de jaren zeventig voor het militaire regime dat de Argentijnse banksector openstelde voor privébanken. In 2001 werkte hij voor één van die banken. Het resultaat van twee decennia democratie zou wel eens samengevat kunnen worden in het feit dat de repressie nu -zoals alles- geprivatiseerd is. Het wordt stilaan duidelijk dat er geen klare scheiding is tussen de periode vóór en na de dictatuur. De generaals hebben de patiënt murw geslagen, waarna Menem zijn chirurgie kon toepassen. De junta ontdeed zich van vakbondsmensen, die geprotesteerd zouden hebben tegen de massale afdankingen, en van socialisten, die zich verzet zouden hebben tegen de besparingsplannen van het IMF. Maar het grootste succes van de Vuile Oorlog was de cultuur van de angst en van doorgedreven individualisme. De cultuur waarin Gustavo Benedetto opgroeide.
De generaals hadden goed begrepen dat absolute sociale controle niet alleen moest afrekenen met linkse rebellen, maar vooral met de nauwe banden in gemeenschappen. Daarom verbood de junta, op de eerste dag van de staatsgreep, alle openbare evenementen, van carnaval over theater tot paardenrennen. De openbare ruimte diende enkel nog voor het tonen van militaire kracht, en voetbal was het enig toegelaten gemeenschapsgebeuren. Tegelijk probeerden de generaals elke Argentijn te kneden tot een spion van zijn buren. Eenmaal de burgers zich teruggetrokken hadden in hun huizen, konden de daaropvolgende burgerregeringen zonder slag of stoot de economische plannen van de dictatuur uitdiepen en uitvoeren. Tot voor kort.
Het puin dat achterbleef na december 2001, ontstond een buitengewoon fenomeen. Buren staken hun hoofden uit hun appartementen en huizen en begonnen -bij gebrek aan politieke leiders of partijen die konden verklaren waarom zij deelgenomen hadden aan deze spontane explosie- met elkaar te praten. Begonnen samen na te denken. In januari 2002 waren er in centraal Buenos Aires alleen al zo’n 250 asambleas barriales -buurtassemblees.
Veel van die asambleas leken in het begin meer op groepstherapieën dan op politieke bijeenkomsten. De deelnemers vertelden over hun ervaring van isolement in een stad van 11 miljoen inwoners. Academici en winkeliers verontschuldigden zich omdat ze zich niet om elkaar bekommerd hadden, reclamejongens gaven toe dat ze neergekeken hadden op werkloze fabrieksarbeiders, in de veronderstelling dat het hun eigen schuld was en in de veronderstelling dat de crisis nooit de bankrekeningen van de kosmopolitische middenklasse zou bereiken. De verontschuldigingen voor de fouten van het heden veranderden al snel in bekentenissen over de tijd van de dictatuur. Een huisvrouw zou opstaan en toegeven dat ze, drie decennia geleden, haar hart had leren sluiten voor de verhalen van alweer iemands broer of echtgenoot die opgepakt was. Dat ze toen had leren denken ‘Por algo será’ -er zal wel een reden voor zijn.
Oog in oog met zoveel geplande ellende, begonnen de meeste asambleas iets anders te plannen: vreugde, solidariteit, een andere economie. Gaarkeukens, jobclubs en handelsclubs werden opgestart. Het voorbije jaar werden tussen 130 en 150 failliete en verlaten bedrijven overgenomen door hun arbeiders, die er coöperaties of collectieven van maakten. Het beleid in tractorfabrieken, supermarkten, drukkerijen, aluminiumbedrijven en pizzeria’s wordt nu gemaakt in open bijeenkomsten, en de winsten worden gelijk verdeeld onder de werknemers.
Die fabricas tomadas -overgenomen bedrijven- vormen stilaan netwerken waaruit een solidaire economie groeit. Textielarbeidsters in een bezette fabriek stikken lakens voor een bezet ziekenhuis. Een supermarkt in Rosario werd een coöperatie, en verkoopt pasta die gemaakt wordt in een bezette fabriek. ‘Ik heb het gevoel dat de dictatuur eindelijk voorbij is’, vertelde een asamblista me in Buenos Aires. ‘Het is alsof ik vijfentwintig jaar lang opgesloten geweest ben in mijn huis en nu pas buiten kom.’
Walsh dacht dat het twintig tot dertig jaar zou duren vooraleer de gevolgen van de terreurcampagne zouden slijten. Ik moest meteen aan die voorspelling denken, toen ik Gabriela Mitidieri ontmoette. Gabriela is een zelfbewuste scholier die -op haar politieke inzet na- perfect zou passen in Fame Academy 2. Ze werd geboren in 1984, het eerste volle jaar met een verkozen regering na de dictatuur. ‘Ik ben een dochter van de democratie’, zegt ze, met een ondertoon van achttienjarig sarcasme. ‘Dat betekent dat ik een bijzondere verantwoordelijkheid heb.’
Zij wil het land verlossen van het economisch beleid dat de overgang van de dictatuur naar de democratie overleefd heeft. Dat is een enorme taak, maar ze lijkt er niet voor terug te schrikken. Gaby -voor vrienden- trekt naar de demonstraties in laaghangende cargobroek en met haar broers Blink 182 rugzakje. Ze houdt haar spandoek vast met zwartgelakte nagels, en vanuit haar met blauwe glitters bestuifde ogen kijkt ze de politie ongegeneerd aan. Zij was, die 20ste december van 2001, vastbesloten naar het plein te gaan. ‘Ik verdroeg het niet om een van die mensen te zijn die de wereld zien via hun tv-scherm.’ Haar vader -die tijdens de Vuile Oorlog opgepakt en gefolterd werd- versperde haar de doorgang. Sergio Mitidieri was niet onder de indruk van het geschreeuw van zijn dochter ‘dat uitgerekend hij moest verstaan waarom zij de straat op moést’.
Sergio Mitidieri keerde, na de aftocht van de generaals, niet terug tot actie. De terreur verliet hem nooit en beroofde hem van het uitgesproken zelfvertrouwen van zijn studentenjaren. De littekens op zijn rug en schouders, zo vertelde hij Gabriela, waren afkomstig van sportongevallen. Hij praat nog altijd niet graag over het verleden. Hij buigt het hoofd, en werkt hard om vrouw en kinderen te onderhouden. ‘Hij leeft met de gedachte dat de dood boven zijn hoofd hangt’, zegt Gaby. De angst van haar vader, zegt ze, betekent dat de dictatuur het land nog altijd in zijn greep heeft. ‘Ik vraag me soms af waarom ze hem in leven gelaten hebben. Maar sinds ik 1984 gelezen heb, weet ik het: hij leeft om de angst levendig te houden.’
Op bezoek bij de Mitidieri’s op de vooravond van de herdenking van de Argentinazo, vroeg ik me wel af of Gaby -de zelfverklaarde dochter van de democratie- de besmettelijke kracht van de democratie niet onderschatte. Toen ze aankondigde dat ze zou deelnemen aan de herdenkingsdemonstratie, hielp haar moeder haar rugzak pakken: water, een gsm, een citroen (goed tegen de gevolgen van traangas). Ze leende Gaby zelfs haar hoofddoek. Haar vader zag het gebeuren. Hij keek bezorgd, maar ook trots. Die avond riep de buurtasamblea iedereen op om buiten te komen met potten en pannen, om te vieren dat een jaar geleden iets gebeurd was dat Argentinië veranderd had. En zelfs Gaby’s ouders daagden op. Ze hingen wat rond aan de buitenkant van het gebeuren, maar ze waren daar. ‘We hebben nog altijd angst’, zei Sergio Mitidieri me, ‘maar we voelen ook woede. Het is beter om daarmee op straat te komen dan stilletjes thuis te blijven. Gaby heeft me dat geleerd.’
© Naomi Klein, 2003. Bijkomende research door Dawn Makinson en Joseph Huff-Hannon.