België solidair tegen Bolkestein
In ons land plaatst een breed front van vakbonden, ziekenfondsen, ngo's, politici en zelfs werkgevers levensgrote vraagtekens bij het laatste grote ei van Europees commissaris Frits Bolkestein.
Wie in mei en juni op de Vlaamse TV-zenders de stortvloed van verkiezingsshows voor de Europese en Vlaamse verkiezingen over zich heen kreeg, kan de indruk hebben gekregen dat Europa er eigenlijk niet veel toe doet. En dat het Vlaamse niveau eigenlijk het cruciale niveau is, waar de grote lijnen worden uitgezet. Op een enkele moedige Zevende Dag na, werd over de Europese Unie amper gemaald. Nochtans is het in de werkelijkheid juist omgekeerd: de grote lijnen voor ons samenleven worden al geruime tijd op het Europese niveau vastgelegd.
De zogenaamde Bolkesteinrichtlijn, over de vrijmaking van het dienstenverkeer in de EU, is daarvan een perfecte illustratie. De ontwerprichtlijn van de Nederlandse liberaal en Europees commissaris voor de interne markt, Frits Bolkestein, wil de toegang van nationale dienstverleners tot de markten van de 24 andere lidstaten bevorderen. Het gaat daarbij om zowat alle economische diensten, gaande van toerisme over de bouwsector tot de gezondheidszorg. Moeten buitenlandse artsen de Belgische maximumtarieven respecteren als ze hier hun diensten aanbieden? Mag de Belgische sociale inspectie nog nagaan of Poolse aannemers de wetgeving naleven? Mag onze regering de hier geldende erkenningsvoorwaarden ook opleggen aan Oost-Europese interim-kantoren?
Het zijn allemaal vragen die dit voorstel van richtlijn opwerpt. De Belgische middenveldorganisaties zijn dan ook uiterst kritisch. Begin juni betoogden ngo’s, vakbonden en politici al tegen dit voorstel van richtlijn. Ze verwijten “Bolkestein” niet alleen onze gezondheidszorg op de helling te zetten maar tevens het zwartwerk te legaliseren en daardoor de Belgische lonen, sociale bijdragen en taksen, en zo ons hele sociale systeem onder druk te zetten. Anne Van Lancker (sp.a) en Bart Staes (Groen !) noemden de strijd tegen de Bolkesteinrichtlijn een van de voornaamste uitdagingen voor het pas verkozen Europees parlement.
‘In de EU loopt België voorop in het protest’, zegt Herwig Muyldermans, directeur van Federgon, de beroepsorganisatie van Belgische uitzendkantoren. ‘Het valt in elk geval op dat de kritiek in ons land zo goed als algemeen is. Zelfs de werkgeversorganisaties willen een stevige bijsturing van het ontwerp, zo blijkt bijvoorbeeld uit een advies van de Nationale Arbeidsraad (waar de sociale partners samen in zetelen, nvdr).’
Bolkestein en zijn kabinet probeerden de onrust te blussen, maar ze overtuigen niet echt, vindt Baudouin Velge, “chef economie” van het Verbond van Belgische Ondernemingen: ‘Bolkestein of zijn woordvoerder Dirk-Jan Eppink zeggen nu wel dat we alles verkeerd interpreteren en dat alle problemen die we aankaarten niet bestaan, maar de vraag is hoe een rechter deze tekst zal gebruiken. Onze juristen zeggen me dat deze tekst verschillende interpretaties toelaat, ook die meer problematische, en dus zouden wij graag hebben dat de tekst wordt veranderd.’
België Pools!
Een van de grote discussiepunten uit de ontwerprichtlijn is het oorsprongslandbeginsel dat wordt omschreven in artikel 16 van de richtlijn.
De lidstaten zien erop toe dat de dienstverrichters alleen moeten voldoen aan de nationale bepalingen van hun lidstaat van oorsprong. […] De lidstaat van oorsprong is belast met de controle van de dienstverrichter en de door hem verrichte diensten, ook wanneer die zijn diensten in een andere lidstaat verricht.
Herwig Muyldermans legt uit wat dit betekent voor de uitzendsector: ‘Uitzendkantoren uit pakweg Litouwen, Polen of Nederland zullen hier hun diensten mogen aanbieden zonder dat ze zich moeten houden aan de voorwaarden van onze erkenningscommissie. Destijds heeft de Belgische interimsector zo’n commissie opgericht om de koppelbazerij en het geknoei uit de wereld te helpen. Als buitenlandse uitzendkantoren niet meer voor de erkenningscommissie moeten verschijnen, is dat de rechte weg naar de toestanden van weleer. Dat blijkt trouwens al in Nederland, waar de erkenningscommissie is afgeschaft en waar nu naast 100 ernstige uitzendkantoren zo’n 7000 uitzendkantoortjes actief zijn in de grijze en zwarte zone.’
De erkenningscommissie, met daarin vakbonden en werkgevers uit de sector, controleert of uitzendkantoren wel de juiste adelbrieven inzake opleiding en deontologie kunnen voorleggen, de sociale wetgeving naleven en het personeel respecteren. ‘Als uitzendkantoren na hun erkenning toch de wet met de voeten treden, kan de erkenning worden ingetrokken,’ aldus Muyldermans, die vreest dat alle sociale verwezenlijkingen van de sector onderuit worden gehaald door de richtlijn.
‘Ik verwacht dat Oost-Europese uitzendkantoren hier mensen zullen tewerkstellen aan Poolse of Slowaakse lonen. Dat mag in principe niet, omdat de EU-wetgeving op de detachering (tijdelijk werk in het buitenland, nvdr) blijft gelden, maar de Bolkesteinrichtlijn stelt uitdrukkelijk dat de lidstaat van oorsprong belast is met de controle. Ik ben wel een groot Europeaan maar dat de sociale inspectie van Lödz of Vilnius hier in Brussel of Gent zal controleren of de wetgeving wordt nageleefd, dat geloof ik dus niet. De Vlaamse inspectie heeft het al zo moeilijk!’
’ scepsis wordt begrijpelijk als je weet dat artikel 24 van het ontwerp enerzijds bevestigt dat de detacheringsregels in voege blijven -tijdelijke buitenlandse werknemers moeten dus de wettelijke lonen krijgen van het land waar ze werken- maar anderzijds expliciet stelt:
de lidstaat waar de buitenlandse werknemer tijdelijk werkt mag de dienstverlener volgende verplichtingen niét opleggen :
a. een vergunning aan te vragen of zich in te schrijven bij zijn bevoegde instanties
b. een verklaring af te leggen
c. een vertegenwoordiger op het grondgebied te hebben.
d. de op zijn grondgebied verplichte sociale documenten te bewaren
Dit betekent dat Polen die hier tijdelijk werken voor een Poolse aannemer geen documenten bij zich moeten hebben en dat het bedrijf zich ook niet op een of andere manier moet aanmelden in ons land of hier zelfs maar een adres moet hebben. De controle moet immers toch vanuit Polen gebeuren. Ook de Nationale Arbeidsraad (NAR) noemt controle vanuit het oorsprongsland ‘onrealistisch zolang er geen sterk uitgebouwd en goed functionerend Europees netwerk van inspectiediensten bestaat.’
Vraag is of ook de multinationale uitzendkantoren evenveel problemen hebben met deze richtlijn. Muyldermans : ‘Multinationals bekijken het grensoverschrijdend. Vanuit hun helikoptervisie is het interessant één regeling te hebben in de hele Unie. De Belgische filialen van deze grote jongens zitten nochtans op onze lijn. Hoe dat zich in de Europese beroepsorganisatie zal vertalen, is nog niet duidelijk.’
De Europese werkgevers- en werknemersorganisaties van de bouwsector hebben alvast geen tijd meer nodig om de ontwerprichtlijn te verwerpen. Zij vrezen dat de bouwbedrijven in de 15 oude lidstaten van de EU door artikel 16 en artikel 24 aan “oneerlijke concurrentie, zwartwerk en sociale dumping” zullen blootstaan, en willen daarom een verandering van de tekst. Baudouin Velge van het VBO : ‘Het kan niet dat de Belgische bedrijven aan strengere regels moeten beantwoorden dan de vreemde leveranciers.’
Liberale gezondheidszorg op komst?
Ook de artikels 14 en 15 van de ontwerplijn beperken de mogelijkheden van overheden om hun dienstensectoren te reguleren. Voortaan moeten alle voorwaarden en regels die lidstaten opleggen aan wie bepaalde diensten wil leveren “noodzakelijk en evenredig” zijn. Zoals altijd met dit soort algemene principes stelt zich de vraag wat zoiets concreet betekent. Zeker is dat de twee artikels bijzonder bedreigend zijn voor de gezondheidszorg. De zorgsector is immers wat hij is dankzij een fijnmazig geheel van regels. Regels waarmee de overheid ervoor zorgt dat het gezondheidssysteem betaalbaar, toegankelijk en kwaliteitsvol blijft. De Bolkesteinrichtlijn somt echter een hele reeks verboden regels op en een reeks andere regels die voortaan moeten worden beoordeeld door de Europese Commissie. Tot de laatste groep behoren ondermeer de “verplichte minimum- en/of maximumtarieven waaraan de dienstverlener zich moet houden”.
Die formulering is perfect van toepassing op de tariefakkoorden die de overheid afsluit met artsen en ziekenfondsen, zegt de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV): ‘En juist het vastleggen van maximumtarieven is een wezenlijk kenmerk van de Belgische ziekteverzekering, dat de toegankelijkheid van het stelsel waarborgt.’
Willy Palm van de Internationale Vereniging van Mutualiteiten legt uit waarom de richtlijn ook de betaalbaarheid van de Europese gezondheidszorg bedreigt: ‘De kosten van de gezondheidszorg dreigen exponentieel te groeien, omdat de bevolking vergrijst en omdat de geneeskunde almaar nieuwe, vaak hoogtechnologische en dus dure behandelingsmogelijkheden creëert. Om de kosten in de hand te houden moeten overheden regels kunnen opleggen over wie wanneer welke zorgen aan welke prijzen mag verstrekken. De Commissie heeft niet onderzocht wat de mogelijke gevolgen van deze richtlijn voor de gezondheidszorg en de overheidsbudgetten kunnen zijn. Dat is erg, want gezondheidszorg is toch wel iets anders dan toerisme of autoverhuur.’
Ook het oorsprongslandprincipe kan ravages aanrichten in de gezondheidszorg, oordeelt het RIZIV. ‘De Belgische eisen aan dokters inzake diploma’s en naleving van tarieven, of aan ziekenhuizen inzake beperking van het aantal bedden, worden door de richtlijn in vraag gesteld. Het gevaar bestaat dat zorgverstrekkers zich in de meest liberale landen vestigen en vervolgens van daaruit hun diensten in alle lidstaten aanbieden. Zo worden de meest liberale gezondheidssystemen geëxporteerd.’
De NAR vindt alvast dat gezondheidszorg het best uit de richtlijn wordt gehaald. Willy Palm leerde uit de eerste contacten met de Europese Commissie dat daar weinig kans toe is. ‘Er is informeel overleg geweest. De commissie vindt dat het project zoals het er ligt, moet worden doorgezet. Gezondheidszorg kan er niet worden uitgelicht omdat men vreest dat er dan een escalatie zal volgen: als men voor één sector een uitzondering maakt, zullen anderen dat ook eisen.’ De strijd tegen “Bolkestein” wordt dus nog een harde noot om kraken.