Brief van Ingrid Betancourt
Ingrid Betancourt
30 april 2008
Ingrid Betancourt wordt al sinds 23 februari 2002 gegijzeld door de FARC (de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia). Op 24 oktober 2007 mocht ze onverwacht een brief sturen aan haar moeder, kinderen en familie. ‘Hier heeft alles twee gezichten’, schrijft ze. ‘Vreugde vermengt zich met verdriet, geluk is droevig, de liefde verzacht en opent nieuwe wonden; zich herinneren is opnieuw leven en sterven.’ Uitgeverij De Geus publiceerde deze aangrijpende brief, samen met het antwoord van haar kinderen Mélanie en Lorenzo en inleidingen door Arjan Erkel en Elie Wiesel. Een uittreksel.
Mijn allerliefste mamaatje,
Elke dag bij het opstaan dank ik God dat ik jou heb. Elke dag om vier uur doe ik mijn ogen open en bereid ik me voor, want ik wil goed wakker zijn wanneer ik naar de boodschappen luister die op La Carrilera de las 5 worden uitgezonden. Je stem te horen, je liefde te voelen, je tederheid, je vertrouwen, de wetenschap dat je alles in het werk stelt om me niet alleen te laten, dat is mijn dagelijkse hoop. Elke dag vraag ik God om je te zegenen, je te beschermen en mij de kans te geven om ooit voor jou te doen wat je voor mij hebt gedaan, je als een koningin te behandelen, aan mijn zijde, want ik kan het idee opnieuw van je gescheiden te worden niet verdragen.
De jungle hier is heel dicht, zonnestralen kunnen er nauwelijks binnendringen. Maar het is een woestijn wat genegenheid, solidariteit en tederheid aangaat. Dat is dan ook de reden dat je stem de navelstreng is die me nog met het leven verbindt. Ik droom ervan je zo stevig te omhelzen dat ik helemaal in je kan kruipen. Ik droom ervan tegen je te kunnen zeggen: ‘Mama, mamita, je zult nooit meer om me te hoeven huilen, niet in dit leven en niet in het leven hierna.’
Ik heb God gevraagd me de kans te geven je op een dag te kunnen laten zien hoeveel je voor me betekent, je te beschermen en je geen seconde alleen te laten. Wat de toekomst betreft, als ik ooit weer Vrij zal zijn, zou ik willen, mamita, dat je erover denkt om bij ons te komen wonen, of bij mij. Nooit meer berichten, nooit meer telefoon, geen afstand meer, ik wil niet dat we ook maar een meter bij elkaar vandaan zijn, want ik weet dat ze allemaal zonder mij kunnen leven, iedereen behalve jij. Elke dag put ik kracht uit de hoop dat we weer samen zullen zijn, en we zullen wel zien welke weg God ons wijst, hoe we ons organiseren, maar het eerste wat ik je wil zeggen is dat ik het zonder jou niet zo lang zou hebben volgehouden.
Mamita, ik ben moe, het lijden moe. Ik ben sterk geweest, dat heb ik althans geprobeerd. Deze bijna zes jaar van gevangenschap hebben me aangetoond dat ik niet zo taai en ook niet zo moedig, intelligent en sterk ben als ik dacht. Ik heb heel wat strijden gestreden, ik heb verschillende ontsnappingspogingen gedaan, ik heb geprobeerd niet de hoop te verliezen en het hoofd boven water te houden. Maar momenteel voel ik me verslagen, mamita. Ik zou maar al te graag denken dat ik hier op een dag weg ben, maar ik weet wat er is gebeurd met de gedeputeerden, en wat me zo’n schrijnend verdriet heeft gedaan kan ook mij ieder moment overkomen. Ik denk dat het voor iedereen een opluchting zou zijn.
Ik heb het gevoel dat mijn kinderen, in afwachting van mijn bevrijding, te weinig aan hun eigen leven toekomen, en jouw dagelijkse verdriet en pijn, en dat van de anderen, maakt dat de dood me een milde uitkomst toeschijnt. Weer bij papa zijn, over wiens dood ik nog steeds niet heen ben: nog elke dag, nu al vier jaar, rouw ik om hem. Ik denk telkens dat ik uitgehuild ben, dat de wond geheeld is. Maar de pijn keert steeds weer terug en bespringt me als een valse hond en dan voel ik opnieuw hoe mijn hart in duizend stukjes breekt. Ik ben het lijden moe, iedere dag weer dat verdriet te moeten dragen, mezelf voor te spiegelen dat er misschien ooit een einde aan komt, en vast te stellen dat elke nieuwe dag weer net zo’n hel is als de vorige.
Ik denk aan mijn kinderen, mijn drie kinderen, Sébastien, Méla en Loli. Er is zo veel leven tussen ons vergleden, het is alsof de vaste grond door de afstand tussen ons is opgeslokt. Ze zijn nog dezelfden en tegelijkertijd ook niet meer. Iedere seconde van mijn afwezigheid, waarin ik er niet voor hen kan zijn, om hun verdriet te verzachten, om hun raad te geven, en de kracht, het geduld en de deemoed die ze nodig hebben om het leven tegemoet te treden, al die gemiste kansen om hun moeder te zijn vergiftigen mijn momenten van opperste eenzaamheid, het is alsof iemand me druppel voor druppel cyaankali in de aderen injecteert.
Mamita, ik beleef nu heel moeilijke ogenblikken. Opeens willen ze bewijzen dat we nog in leven zijn en ik schrijf je, leg mijn ziel op dit papier. Lichamelijk gaat het slecht met me. Ik eet niet meer, ik ben mijn eetlust verloren, mijn haar valt heel erg uit. Ik heb nergens zin in. Dat is nog het enige goede, denk ik: nergens zin in hebben. Want hier in de jungle krijg je als enig antwoord: ‘Nee.’ Je kunt dus maar beter niets willen, om ten minste vrij te zijn van verlangens.
Al drie jaar vraag ik om een encyclopedisch woordenboek om iets te lezen te hebben, iets te leren, mijn intellectuele nieuwsgierigheid niet te laten afstompen. Ik blijf hopen dat ze me, al is het maar uit mededogen, er een zullen bezorgen, maar ik zou er beter aan doen het te vergeten. Hier is alles een wonder. Elke dag je stem te horen is een wonder, want mijn radio is stokoud en gehavend. Je moet blijven proberen om, net als tot nu toe, als eerste aan de beurt te komen in de uitzending, want daarna zijn er heel vaak storingen en na twintig over vijf kan ik alleen nog raden naar wat je tegen me zegt. En wanneer je een belangrijke mededeling hebt (zoals de trouwerij van Astrid), herhaal die dan in de loop van het programma. Ik ben pas twee jaar geleden, met Kerst, te weten gekomen dat Astrid en Daniel getrouwd zijn. Je had het vast al eerder verteld, maar dat bericht heb ik nooit gehoord!!!
Goed, zoals ik al zei, het leven hier is geen leven, het is een gruwelijke tijdverspilling. Ik leef of overleef in een hangmat die tussen twee paaltjes is opgehangen en waar een muskietennet overheen is gespannen, en een tent die fungeert als dak en me de illusie geeft dat ik een huis heb. Ik heb een plankje waar ik wat spulletjes op kwijt kan, dat wil zeggen mijn rugzak met mijn kleren en een bijbel, die mijn enige luxe is. Alles staat klaar, zodat we heel snel kunnen opbreken. Hier is niets van jezelf, niets blijft, onzekerheid en onbestendigheid zijn de enige constanten.
Elk moment kunnen ze ons bevel geven ons boeltje te pakken, en iedereen moet maar in een of ander hol slapen, zomaar ergens gaan liggen, alsof we dieren zijn. Dat zijn heel moeilijke ogenblikken voor mij. Mijn handen worden klam, ik raak verward en doe overal twee keer zo lang over als anders. De marsen zijn een doffe ellende, want mijn uitrusting is heel zwaar en het lukt me nauwelijks om alles te dragen. Soms nemen de guerrillero’s dingen van me over om me te ontlasten, maar nooit “de potten”, dat wil zeggen wat we nodig hebben voor ons toilet en wat het zwaarst is.
Alles levert stress op, ik raak spullen kwijt of ze worden in beslag genomen, zoals de jeans die Mélanie me voor Kerst heeft gegeven en die ik aanhad toen ik werd ontvoerd. Ik heb hem nooit meer teruggezien. Het enige wat ik heb kunnen redden is het jack, en dat is een zegen want ‘s nachts is het ijskoud en ik had niets anders waarmee ik me tegen de kou kon beschermen. Eerst genoot ik ervan om me in de rivier te baden. Maar nu ik de enige vrouw in de groep ben, moet ik bijna volledig gekleed het water in: korte broek, hemd, laarzen! Net als onze grootmoeders vroeger. Eerst vond ik het heerlijk om in de rivier te zwemmen, maar nu heb ik daar de kracht niet meer voor. Ik ben verzwakt, kouwelijk, ik lijk wel een kat wat water aangaat. En dat terwijl ik altijd zo van water hield, ik herken mezelf niet meer.
Ik had de gewoonte om overdag twee of soms drie uur lang oefeningen te doen. Ik had een apparaat bedacht, een soort bankje van takken, dat ik, met de oefeningen van de sportschool in mijn achterhoofd, een step noemde: het idee was erop en eraf te stappen, als een trede. Het had als voordeel dat het weinig plaats innam. Want soms zijn de kampementen zo klein dat de gevangenen praktisch boven op elkaar zitten. Sinds ze de groepen hebben opgesplitst, ontbreekt het me aan de lust en aan de energie om wat dan ook te doen. Ik doe alleen wat rek- en strekoefeningen, want door de stress komt mijn nek steeds vast te zitten en dat doet veel pijn. Met wat stretching, de split en de rest, lukt het me om mijn nek een beetje te ontspannen. Dat is alles wat ik doe, mamita. Verder probeer ik er het zwijgen toe te doen, ik zeg zo min mogelijk om problemen te voorkomen.
De aanwezigheid van één vrouw te midden van mannen die al acht of tien jaar gevangenzitten is problematisch. Ik luister naar Radio France Internationale en de BBC, ik schrijf heel weinig want de schriften stapelen zich op en het is echt een kwelling om ze te dragen: ik heb er al zeker vier moeten verbranden.
Mamita, er zijn zo veel mensen die ik wil bedanken omdat ze aan ons blijven denken en ons niet in de steek laten. We zijn lange tijd beschouwd als de leprozen die het feest bederven. De gegijzelden zijn geen “politiek correct” gespreksonderwerp; het klinkt beter om te zeggen dat men zich sterk moet blijven betonen tegenover de guerrilla, bereid om enkele mensenlevens op te offeren. Men zwijgt er liever over. Alleen de tijd kan het geweten van mensen wakker schudden en hun geest verheffen.
Ik denk bijvoorbeeld aan de grootsheid van de Verenigde Staten. Die grootsheid is niet te danken aan de vruchtbaarheid van de aarde of de aanwezigheid van grondstoffen enz., maar aan de zielengrootheid van de leiders die deze natie hebben vormgegeven. Toen Lincoln het recht op leven en het recht op vrijheid verdedigde van de zwarte slaven in Amerika, moet hij geconfronteerd zijn geweest met problemen als die rond Florida en Pradera, zich hebben moeten verzetten tegen economische en politieke belangen die door sommigen belangrijker werden gevonden dan het leven en de vrijheid van een handjevol zwarten. Maar Lincoln heeft gewonnen en vandaag de dag maakt het prevaleren van menselijk leven boven economische en politieke belangen deel uit van de cultuur van dat land.
In Colombia moeten we onze aandacht nog richten op onze afkomst, op wat we zijn en waar we naartoe willen. Ik hoop dat wij op een dag ook dat verlangen naar grootsheid zullen koesteren, waardoor volkeren uit het niets kunnen opkomen en naar grote hoogten gestuwd worden. De dag waarop we voor het leven en de vrijheid van onze naasten zullen opkomen zonder enige concessie te doen, dat wil zeggen wanneer we minder individualistisch en meer solidair zijn, minder onverschillig en meer geëngageerd, minder intolerant en meer meevoelend, op die dag zullen we de grote natie zijn waar we zo vurig naar verlangen. Die grandeur is er wel, ze ligt nog te slapen in de harten. Maar de harten hebben zich verhard en zijn zo zwaar dat we geen verheven gevoelens kunnen hebben.
Mamita, helaas, ze beginnen de brieven in te zamelen. Ik zal niet alles wat ik zou willen kunnen opschrijven. Voor Piedad en Chávez al, al mijn genegenheid en bewondering. Ze dragen ons leven in hun hart, hun grote, onverschrokken hart. Ik zou zo veel tegen president Chávez willen zeggen, hoezeer ik zijn spontaneïteit en grootmoedigheid waardeer wanneer ik hem op de radio hoor in de uitzending Aló Presidente. Ik was ontroerd door de kinderen die vallenatos voor hem hebben gezongen, het was een wonderbaarlijk moment vol vriendschap en broederschap tussen Colombianen en Venezolanen. Ik ben hem dankbaar omdat hij zich inzet voor onze zaak, die zo weinig aandacht krijgt omdat andermans pijn niemand interesseert wanneer die tot statistieken is gereduceerd. Dank u wel, meneer de president.
Ik wil nog geen afscheid van je nemen. Moge God willen dat deze brief je bereikt. Je woont in mijn ziel, mijn lieve mamaatje. Nog één ding: ik zou graag willen dat Astrid zich om de financiële zaken bekommert (prijsuitreikingen en dat soort dingen). Ik heb ook gedacht dat, aangezien mijn appartement niet bewoond wordt en we geen aflossingen betalen, jij er je intrek zou kunnen nemen. Het zou een zorg minder zijn. Als je me iets persoonlijks wil zeggen over de radio, zeg het dan in het Frans, zodat ik begrijp waar het om gaat, en ga dan verder in het Spaans, je zou het bijvoorbeeld over “oom Jorge” kunnen hebben, dan begrijp ik het wel. Mamita, moge God ons te hulp komen, ons leiden, geduld schenken en beschermen. Voor eeuwig en altijd. Je dochter.
Ingrid Betancourt, 15.34 uur
(vertaald door Marianne Gaasbeek)
Ingrid Betancourt, geboren in 1961, Française en Colombiaanse van nationaliteit, was eerst gedeputeerde en daarna lid van de Senaat in Colombia, waar ze streed tegen de corruptie en de drugsbaronnen. Ze werd door de FARC ontvoerd toen ze kandidaat was voor de presidentsverkiezingen. Sinds de zomer van 2003 had haar familie niets meer van haar vernomen, en deze brief vormt het eerste bewijs dat ze nog in leven is.
Het manuscript van de brief, twaalf dichtbeschreven pagina’s in een regelmatig handschrift, werd samen met een videoband en foto’s in beslag genomen bij de aanhouding van guerrillastrijders in Bogotá. De regering van Colombia stuurde in december 2007 een kopie naar de familie van Ingrid. Dit is de vertaling van de eerste integrale uitgave in het Frans, die in samenwerking met Mélanie en Lorenzo Delloye-Betancourt tot stand kwam.
Brieven aan mijn moeder door Ingrid Betancourt, Mélanie en Lorenzo Delloye-Betancourt is uitgegeven door De Geus. 63 blzn. ISBN 978 90 445 1302 8