China kwetsbaar voor aardbevingen
Renée Dekker
26 juli 2013
De Chinese provincie Gansu werd vorig weekend getroffen door een aardbeving met een kracht van 6,6 op de schaal van Richter. Tot nu toe zijn er 95 dodelijke slachtoffers geteld. In april werd China ook al getroffen door een dodelijke aardbeving. Hoe komt het dat China zo vaak getroffen wordt door aardbevingen en hoe bereidt het land zich hierop voor?
China heeft een lange geschiedenis van aardbevingen. De dodelijkste aardbeving ooit vond er plaats in 1556, met een dodental van meer dan 800.000. Sinds 2000 vonden er meer dan twintig zware aardbevingen met een kracht hoger dan 5.0 op de schaal van Richter plaats. MO* berekende dat er in totaal sinds 2000 ongeveer 91.000 doden zijn gevallen bij aardbevingen in China. De meeste slachtoffers vielen bij de aardbeving in Wenchuan in de provincie Sichuan in 2008: meer dan 87.000 doden.
Hoog risico op aardbevingen
Één blik op de Seismic Hazard Map van China van About Geology zegt genoeg: een groot deel van China bestaat uit zones met een hoog tot zeer hoog risico op aardbevingen. Wat ook meteen opvalt is dat vooral het westelijke en centrale gedeelte van China een hoog risico loopt, terwijl oostelijk China nauwelijks risico loopt. Dit beeld komt ook naar voren uit de recent aardbevingsgeschiedenis: van de twintig zware aardbevingen na 2000 vonden er slechts twee in Oost-China plaats.
Toch vond de meest recente dodelijkste aardbeving van China in het oosten plaats: in Tangshan in 1976. Er vielen ruim 250.000 doden. In die tijd bevond China zich nog in de culturele revolutie. De Chinese overheid weigerde alle buitenlandse hulp uit ideologisch dogmatisme en benadrukte de zelfredzaamheid van het land. Hierdoor kwam de hulpverlening traag op gang, wat later gevolgen had voor de politieke leiders. De Tangshan-aardbeving zou daarom hebben bijgedragen aan het einde van de culturele revolutie.
Buitenlandse hulp en bouwvoorschriften
Sinds de Tangshan-aardbeving is er veel veranderd in de hulpverlening na aardbevingen en in de manier van bouwen. Zo accepteert de Chinese overheid nu wel buitenlandse hulp. Ook is het sinds 1976 verplicht dat gebouwen beter bestand zijn tegen aardbevingen en dat men daar in de constructie rekening mee moet houden.
Toch eisen de aardbevingen nog steeds veel doden, wat onder andere na de aardbeving in Wenchuan in 2008 tot protesten leidde bij de bevolking. In het getroffen gebied was 80 procent van de gebouwen ingestort, waardoor men vooral zeer boos was over de slecht manier waarop de gebouwen geconstrueerd waren. Hoewel de hulpverlening op dezelfde dag als de aardbeving plaatsvond op gang kwam, bereikte de hulp de bevolking vrij traag, omdat alle toegangswegen naar het getroffen gebied geblokkeerd waren.
Slechte gebouwd vanwege corruptie
Bij de aardbeving in Wenchuan kwamen relatief veel schoolkinderen om die ten tijde van de beving in hun klaslokaal zaten: ruim vijfduizend. Uiteindelijk bleek na onderzoek door verschillende niet-gouvernementele organisaties dat veel schoolgebouwen in Sichuan ondanks de overheidsreglementering toch slecht gebouwd waren door nalatigheid en corruptieschandalen. Zo waren zevenduizend schoolgebouwen ingestort in Sichuan. De internationaal bekende kunstenaar en criticus van het regime Ai Weiwei maakte een kunstwerk met schooltasjes ter nagedachtenis aan de overleden schoolkinderen.
Het gebrek aan een methode om aardbevingen juist te voorspellen blijft een wereldwijd probleem. Hierdoor aardbevingen ook in de toekomst slachtoffers zullen maken. Er bestaan al wel methodes om voorspellingen te doen, maar die zijn vaak onnauwkeurig en blijken achteraf vaak incorrect. Zo zou de Chinese geoloog Geng Qingguo de aardbevingen in Tangshan en Wenchuan juist voorspeld hebben, maar Geng had ook al in 2006 gezegd dat er een aardbeving in Wenchuan zou plaatsvinden.