COP21: De puzzel van Parijs

Analyse

COP21: De puzzel van Parijs

COP21: De puzzel van Parijs
COP21: De puzzel van Parijs

Het is aftellen naar het Parijs-akkoord. Werktekst 2,die donderdag avond is vrijgegeven, is grondig bestudeerd en bediscussieerd en moest de nodige goodwill bundelen om ambities op te trekken en garanties sterker te maken. Het is spannend afwachten of dit ook is gelukt.

De temperatuur liep vrijdag na de middag flink op, op de Champs Elysées van Le Bourget, de centrale avenue van het Congrescentrum. Actievoerders vormden een lange rode lijn, de lijn die niet overschreden mag worden. Brigitte Gloire van Oxfam International: ‘Deze rode lijn staat symbool voor de principes die we op deze COP niet willen overschrijden, de vijf principesvan rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid, mensenrechten,  financieringsbeloftes naleven en de doelstelling van zero emissies opvolgen. Het is nog niet helemaal zeker dat het akkoord die zal garanderen, we willen druk uitoefenen tot het definitieve resultaat er is.’

Goed, beter, best

Toch was de sfeer vrijdag overwegend positief. Sir Nicolas Stern, de Britse econoom van The London School of Economics en de man van het befaamde Stern Rapport (waarin de prijs van niet-handelen om de opwarming af te remmen, wordt berekend) drukte zijn waardering uit voor deze klimaattop. ‘In de voorbije tien jaar heb ik nooit eerder een klimaattop gezien waarin de relaties tussen de landen zo goed zijn.’

Dat heeft volgens Stern te maken met het besef van de omvang van de risico’s en het inzicht dat armoedebestrijding, klimaatbeleid en ontwikkeling hand in hand gaan.  Maar ook Stern erkent dat er nog belangrijke knopen moeten doorgehakt worden om tot een optimaal resultaat te komen.
In de loop van vrijdag middag maakte Brazilië zijn toetreding bekend tot de Hoge Ambitie Coalitie, waar ook Europa, de VS en de ACP-landen toe behoren. Op de vraag of China ook is uitgenodigd, wilde de Chinese minister van Milieu geen antwoord geven.

De puzzelstukken

De oplijsting van de discussiepunten geeft een idee van de immense implicaties van het akkoord dat hier wordt bedisseld.

De ambities

Wanneer hier gesproken wordt over “ambitie”, gaat dat over de vraag: hoe ernstig menen we het met het tegenhouden van de opwarming.
In de tekst die nu voorligt, Werktekst 2 (W2), is opgenomen dat men de opwarming wil inperken tot onder de 2°C en inspanningen zal leveren om tot 1,5°C te gaan. 1,5°C is er ingekomen op vraag van de groep van Kwetsbare Landen en Kleine Eilandstaten. Ook de actiegroep 350.org heeft altijd 1,5°C als criterium gehanteerd. Saoedi-Arabië hadden die formulering er liever niet ingehad.

Met die 1,5°C wordt er een heel groot discussiepunt binnengehaald: hoe gaan we die veilig stellen? De nationale klimaatintenties ( INDCs) volstaan niet, die leiden naar 2,7 of 3°C.
In de aanloop naar deze COP21 was het idee dat de INDCs  nog voor 2020 zouden opgetrokken worden om de 2°C te garanderen  én dat er een regelmatige herziening van de INDCs zou zijn, om de inspanningen op te trekken (door de evolutie van de technologie, door het uitdoven van fossiele brandstoffen, etc, door meer financiële steun voor ontwikkelingslanden).

Volgens de tekst die nu wordt voorgesteld, zou er pas in 2019 een globale inventaris van alle plannen gemaakt worden. Dat is te laat en zou 2018 moeten zijn, met een clausule om die op te trekken vóór 2020, wanneer het nieuwe akkoord inwerking treedt.

Die nationale plannen zouden om de vijf jaar moeten bijgesteld worden, en telkens bijgesteld in de zin van een opwaardering, en geen vermindering in inspanningen. Die formulering zou ook nog preciezer moeten.

De emissies zouden in 2015, ten laatste in 2020 moeten pieken maar daar zijn we nog ver van verwijderd.

Een ander delicaat punt is dat zo’n doelstelling zou moeten gepaard gaan met een datum dat de emissies moeten pieken. Die datum wordt niet vermeld. Volgens de wetenschap (het IPCC) zouden de emissies in 2015 moeten pieken, of ten laatste in 2020, als we onder de 2°C willen blijven, maar dat is niet vermeld.

Er wordt wel melding gemaakt van “uitstootneutraal” in de tweede helft van de eeuw.
De Bedrijfswereld vindt dit een duidelijk signaal, de milieuorganisaties stellen: “uitstootneutraal tegen 2050”.

Waarom blijft dit alles zo vaag? Omdat de VS een probleem hebben met bindende cijfers, omdat “het Congres dit niet goedkeurt”. Ook China en India willen hun ingediende INDCs (die ook ambitieus zijn) liever niet herzien. De VS en Europa zouden de lat hoger kunnen leggen. De EU heeft voor haar klimaatpakket 2020, een doelstelling van 20 procent reductie van emissies, maar EU-Commissaris Cañete stelde hier gisteren fier dat we nu al aan 23 procent  reductie zitten.

Het is van cruciaal belang om de inspanningen die er in de klimaatplannen geformuleerd zijn, nog voor 2020 op te trekken.

Financiering

Op vraag van de ontwikkelingslanden is expliciet gemaakt in de tekst dat de 100 miljard dollar klimaatfinanciering, die de internationale gemeenschap jaarlijks moet garanderen vanaf 2020, dat dit een “bodem” is en geen plafond. Jaarlijks minstens 100 miljard dollar.

In de huidige tekst staat ook dat dit geld niet langer alleen van de industrielanden moet komen, maar ook van de groeilanden. Het lijkt evident, het gebeurt ook al: China beloofde 3,1 miljard dollar voor groene energie in Afrika; Mexico en Colombia hebben bijdragen geleverd aan het Groene Klimaatfonds, ook India en Brazilië steunen arme landen in groene ontwikkeling.

Toch maken een aantal ontwikkelingslanden hier een probleem van. Ze stellen dat dit een afwentelen is van de verantwoordelijkheid door de rijke landen, en dat dit in strijd is met de conventie en het principe van Gezamenlijke maar Verschillende Verantwoordelijkheden. (Common but Differenciated Responsabilities). Bij die formule van de conventie staat echter ook “en respectievelijke mogelijkheden”, (And Respective Capabilities) maar dat onderdeel wordt gemakkelijkheidshalve achterwege gelaten.

Scheepvaart en Luchtvaart

Een vorige werktekst had deze twee sectoren opgenomen als belangrijke spelers om hun emissies in te perken, maar uit W2 zijn ze verdwenen. Deze sectoren staan voor 10 procent van de emissies en zullen uitgroeien tot 40 procent over enkele decennia. Het is heel belangrijk dat dit terug in het akkoord komt.

Differentiatie

Dit thema ligt in het hart van de discussies en de meningen liggen erg uit elkaar.

Sunita Narain van het Center for Science and Environment, die hier ook in Parijs is, geeft toe dat we vandaag niet meer kunnen werken met de opdeling ontwikkelde landen/ontwikkelingslanden, zoals in 1992, toen de Klimaatconventie in het leven werd geroepen. Sunita Narain: ‘De wereld is wel degelijk veranderd. Die Annex I landen stonden in 1992 voor 70 procent van de emissies, vandaag voor 40 procent. Het grote probleem is dat ze sinds 1992 in absolute termen hun emissies niet gereduceerd hebben. De idee was dat zij hun emissies zouden krimpen, opdat de andere landen zouden kunnen groeien, maar dat is niet gebeurd. Inmiddels groeien China, India, Brazilië, Zuid-Korea, Singapore, Saoedi-Arabië. Je kan dus inderdaad die Annex I lijst niet behouden. Maar het koolstofbudget is wel beperkt. Hoe ga je dat rechtvaardigverdelen?’

Het grote probleem is dat de rijke landen hun emissies niet gereduceerd hebben sinds 1992

Het grote probleem voor Narain is de invulling die de VS geeft aan de term differentiatie.  ‘De VS maakt daarvan “zelfdifferentiatie”: ieder land bepaalt zelf wat het kan doen. Het principe van “equity”, rechtvaardigheid, gaat hiermee verloren.’ Maar erger nog, zo benadrukt Narain: dit is niet compatibel met de ruimte die er nog is om te vervuilen. Hiermee blijven we nooit binnen de grenzen van de planeet.

Narain: ‘We moeten in het Parijs-akkoord duidelijk kunnen garanderen dat elk land er zich toe engageert om te leven binnen de grenzen van de planeet, en elk land zal leven binnen zijn eigen fair share van het koolstofbudget. Er gaapt een heel grote kloof tussen INDCs en de fair share, en we hebben schrik dat het Parijs-akkoord deze onrechtvaardige verhouding zal legitimeren. ‘

Maar Monica Araya van het Climate Vulnerability Forum, een initiatief van de Kwetsbare landen, wijst op een dieperliggend probleem dat hier aan de oppervlakte komt. Het Climate Vulnerability Forum is een initiatief van 42 kwetsbare landen die met zorgvuldige diplomatie geijverd hebben om de 1,5°C op de agenda van deze conferentie te krijgen. Waarom dat dan ook echt gelukt is?  
Monica Araya: ‘Omdat men de jongste tijd over heel de wereld de impact gevoeld heeft: van India en de Filipijnen over California, New York en São Paulo. Het is een emotionele conversatie geworden van burgers die de impact zelf ervaren. Dit gaat niet meer over “CO2”, maar over persoonlijk getroffen worden. Het andere is dat je het vandaag en in de omgeving van deze COP niet meer kan zeggen “Ik word niet beroerd door die Kleine Eilandstaten”. Zelfs China kan dat niet meer zeggen.”

De groep van Meest Kwetsbare Landen daagt de groep van ontwikkelingslanden uit om naar die spanning en differentiatie binnen de eigen groep te kijken.

Maar de consequenties van het erkennen zijn wel groot. Monica Araya: ‘Het vervelende is dat dit de bestaande tweedeling tussen Noord en Zuid, tussen rijke landen en ontwikkelingslanden overhoop haalt, want het betekent dat sommige ontwikkelingslanden ook solidariteit moeten tonen. En dat is voor een aantal landen een groot taboe dat ze niet willen doorbreken. Maar als de EU en de VS hun emissies inkrimpen, is het nog niet genoeg. Sommige landen willen zich blijven opstellen als slachtoffer, om alleen maar iets te willen doen in ruil voor geld.

Deze groep van Meest Kwetsbare Landen daagt de groep van ontwikkelingslanden uit om naar die spanning en differentiatie binnen de eigen groep te kijken. Dat is geen populaire boodschap, men ziet die liever niet onder ogen. Landen als China blijven zich verschuilen in een positie van slachtoffer en dat kan niet langer. Het gaat ook over “intra-solidariteit” in het Zuiden zelf. Ook Saoedi-Arabië moet zorg dragen voor zijn armen. In die zin is Parijs het uur van de waarheid.

Peter Wittoeck, hoofd van de Belgische delegatie: ‘We krijgen die muur, de “firewall” in het klimaatjargon, niet weg. De wereld is ook in de feiten nog erg ongelijk. Wat we wel moeten proberen, is de muur te begraven en er een helling van de maken zodat we toch dichter bij elkaar kunnen komen.

Het Europese Parlement lanceerde hier vandaag ook een oproep om de “firewall” af te breken, ‘omdat het een muur is waarachter landen – ook rijke olielanden- zich verbergen om geen solidariteit te betonen.  ‘Je kan niet tegelijk de tweede grootste economie van de wereld zijn, en tegelijk in de groep van de ontwikkelingslanden figureren’, stelt MEP Ian Duncan.

De thema’s geven een idee van de complexiteit van de discussies die hier gevoerd worden, thema’s die niets van de bestaande wereldorde ongemoeid laten.

Het mag ingewikkeld zijn, toch wijst de voorliggende tekst op een wezenlijk akkoord, “een nieuwe architectuur” voor klimaatbeleid volgens sommigen. Uiteraard kan in zo’n akkoord ook heel veel niet instaan. Daarom, zo benadrukt Wendel Trio van Climate Action Network Europe, blijft het uiteindelijke werk doorlopen na Parijs, en moeten wij, de burgers, de civiele samenleving, onze overheden blijven onder druk zetten om uit te voeren wat hier vandaag beslist wordt.