Blackwaters omstreden oprichter opnieuw voor het voetlicht?
De terugkeer van de “Duistere Prins”
© 2.0 Generic (CC BY 2.0) Miller Center
© 2.0 Generic (CC BY 2.0) Miller Center
Twaalf jaar nadat zijn Blackwater-huurlingen veertien ongewapende Iraakse burgers doodschoten op een plein in Bagdad, herrijst Erik Prince uit zijn as. Wordt hij de spilfiguur in de privatisering van oorlog wereldwijd? Portret van een man met een plan.
Ex-Navy SEAL in het Amerikaanse leger, ex-ceo van huurlingenbedrijf Blackwater, de naam van Erik Prince wordt de laatste jaren vooral geassocieerd met het verleden, en specifiek met de rauwste jaren van de Irak-oorlog.
Een van de dieptepunten van die oorlog vond plaats op 16 September 2007. Tijdens een bewakingsmissie van een Amerikaans diplomatiek konvooi, schoten Blackwater-huurlingen veertien ongewapende Iraakse burgers dood op het drukbezochte Nisour-plein in Bagdad.
Ongewapende burgers
‘Nisour’ kwam bovenop een reeks andere schandalen: het bloedbad van Haditha (waarbij Amerikaanse mariniers 24 ongewapende burgers doodschoten), de onthullingen uit het illegale detentiecentrum Guantánamo en Abu Ghraib –het ‘Guantánamo op steroïden’, waar Amerikaanse cipiers gevangenen folterden.
Voor Prince en zijn oorlogsmisdadigers-op-factuur, die miljoenen dollars hadden verdiend aan de Irak-oorlog, brak er een onzekere periode aan.
De wereld kreeg stilaan de buik vol van de Irak-oorlog. Voor Prince en zijn oorlogsmisdadigers-op-factuur, die miljoenen dollars hadden verdiend aan de Irak-oorlog, brak er een onzekere periode aan.
Zonder goede afloop, zo leek het wel: in Obama’s plannen voor ‘change’ bleek de ruimte voor Prince’s huurlingenleger danig ingeperkt te worden. Toenmalig buitenlandminister Hillary Clinton zag zich in 2009 verplicht om Blackwaters contract te annuleren nadat de Iraakse regering aankondigde dat de huurlingen niet meer welkom waren op Iraakse bodem.
Niet dat Obama brak met de inzet van huurlingen: concurrent Triple Canopy nam de plaats in van Blackwater, onder meer om de Amerikaanse ambassade in Bagdad te beveiligen. Maar Prince zelf leek voorgoed verbrand te zijn.
In 2009 trad hij af als ceo van Blackwater. Het bedrijf bleef wel voortbestaan –onder een andere naam, en met Prince als voorzitter tot 2010. In een poging de opgelopen imagoschade teniet te doen, veranderde het bedrijf andermaal van naam in 2011.
Uitgespuwd door de Amerikaanse politiek en publieke opinie braken voor Prince enkele jaren in de luwte aan. Hij emigreerde naar de Verenigde Arabische Emiraten in 2010.
Dat tijdstip is niet toevallig gekozen. Tot overmaat van ramp worden in april 2010 vijf Blackwater-leidinggevenden aangeklaagd –waaronder voor inbreuken op de wapenwet en omkoping. Ze zouden onder meer de koning van Jordanië wapens hebben aangeboden als persoonlijk geschenk, in de hoop om nadien een lucratieve deal bij hem in de wacht te slepen. Om dat mogelijk te maken, zouden er bovendien documenten van de Amerikaanse overheid zijn vervalst.
De rechtszaak maakt Prince’s positie in de Verenigde Staten nog meer onhoudbaar. Nagenoeg direct na de officiële aanklacht pakt Prince zijn biezen richting Abu Dhabi. Het wordt hem te heet onder de voeten in zijn thuisland.
Sommige analisten, waaronder Jeremy Scahill van The Intercept, wezen er fijntjes op dat de Verenigde Arabische Emiraten geen uitleveringsverdrag met de Verenigde Staten handhaven. Zeer handig in een klimaat waarbij Prince als Blackwater-hoofd mogelijk zelf in het vizier dreigde te komen van het Amerikaanse gerecht. Scahill spreekt dan ook liever niet van een loutere ‘verhuis’ naar de VAE, maar heeft het liever over een ‘zelfgekozen ballingschap’.
Nieuwe horizonten in de VAE
Prince is er de man niet naar om op zijn lauweren te rusten na de Blackwater-perikelen. In Abu Dhabi is hij betrokken bij de oprichting van Reflex Responses, de rekruteringspool waaruit hij in opdracht van de kroonprins van de VAE een taskforce creëert van 800 manschappen. Volgens documenten die de New York Times kon inkijken, wordt die speciale strijdmacht ingezet voor de inlichtingendienst_,_ menigtecontrole, stedelijke gevechten, de beveiliging van nucleair en radioactief materiaal, humanitaire missies en speciale operaties om vijandelijk personeel en uitrusting te vernietigen.’ Nog volgens de New York Times behelst het contract 529 miljoen dollar.
In verschillende andere landen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten grijpt intussen de Arabische Lente om zich heen. Maar wanneer het conflict in Jemen uitbarst, worden de huurlingen er ook ingezet. New York Times bericht over minstens 450 Colombianen die vanaf 2015 in Jemen worden ingezet.
Officieel is Prince niet betrokken bij de Reflex Responses. Na alle Blackwater-commotie wil hij bewust low profile blijven.
Officieel is Prince niet betrokken bij de Reflex Responses. Na alle Blackwater-commotie wil hij bewust onder de radar blijven. Zijn naam is niet terug te vinden is in officiële documenten van Reflex Responses, en mensen binnen het bedrijf beweren dat Prince er niets in de pap heeft te brokken.
Aan dat statement wordt getwijfeld. Volgens bronnen van de New York Times binnen het bedrijf zou Prince er ‘diep inzitten’, en zou hij – codenaam Kingfish – specifiek ‘de rekrutering van Amerikaanse veteranen voor het project bestieren, alsook die van Colombiaanse en Zuid-Afrikaanse huurlingen.’
Door oorlog gehaaide, en vooral christelijke huurlingen dus, ‘in Prince’s ogen kan je moslims niet vertrouwen als het gaat over het doden van andere moslims’, aldus nog de bron van The New York Times.
Volgens diezelfde bron begint Prince vanuit de VAE in samenwerking met het Zuid-Afrikaanse huurlingenbedrijf Saracen in Puntland (Somalië) een private kustwacht op te leiden, de Puntland Maritime Police Force. Hun taak is het escalerende probleem van terrorisme en piraterij in de Golf van Aden bestrijden, een probleem dat destijds haar stempel drukte op de wereldwijde handelsnetwerken, en dat niet in het minst de VAE ernstige zorgen baarde. Vanuit Oeganda en de VAE zouden er illegale wapentransporten hebben plaatsgevonden richting Noord-Somalië om de private troepen te bewapenen.
Maar ook hier ontkent Prince alle betrokkenheid. De reden hiervoor is dat de activiteiten die Prince na de verkoop van Blackwater begint te ontplooien, internationaal zeer gevoelig liggen en zelfs illegaal zijn.
Zijn activiteiten in Somalië zouden bijvoorbeeld beschouwd kunnen worden als een ernstige inbreuk op het internationale wapenembargo van 1992 dat geldt tegen het door oorlog verscheurde Somalië. En het overdragen van militaire technologie aan buitenlandse naties is hoe dan ook strafbaar voor Amerikaanse staatsburgers.
De precieze toedracht van Prince’s activiteiten in Somalië blijven dan ook in mist gehuld. Maar niet alleen met de sjeiks in Abu Dhabi bakt Prince zoete broodjes. Sinds 2014 papt hij ook aan met zeer hooggeplaatste leden van de Chinese Communistische Partij.
Flirten met Chinees kapitaal
In 2014 richt Prince Frontier Services Group (FSG) op, een bedrijf met hoofdzetel in Hongkong, dat zich zou bezighouden met ‘verzekering, logistiek, infrastructuur en veiligheidsopdrachten’. FSG wil naar eigen zeggen in de eerste plaats China’s bedrijven helpen om veilig in Afrikaanse landen te kunnen opereren. De Chinese component in FSG is zeer duidelijk: hoofdaandeelhouder is de CITIC-groep, een Chinees staatsconglomeraat. Zeven van de tien van FSG’s raad van bestuur zijn tevens Chinezen.
Met de bedrijfsdoelstelling tekent FSG bovendien in op de Belt Road Initiative (BRI), een Chinees infrastructuurplan van een biljoen dollar waarbij China hoopt zijn positie op de wereldmarkt te verstevigen.
Prince houdt vol dat de diensten die FSG aanbiedt, niet militair gerelateerd zijn. ‘We transporteren voedsel, doen medische evacuaties, beveiligen infrastructuur en mijn- en energieprojecten’, beweerde Prince zelf. Maar volgens het gezaghebbende onderzoekplatform The Intercept gebruikt Prince zijn bedrijf als dekmantel. Prince zou met zijn FSG sinds 2014 naar een half dozijn Afrikaanse landen gereisd zijn ‘om hen Blackwater-achtige diensten aan te bieden.’
Zo zou hij een plan voorgesteld hebben om drie paramilitaire basissen te ontplooien in Libië – een land dat onderhevig is aan VN-restricties. Het voorstel zou betrekking hebben op een privaat opgeleide politiemacht die moet tussenkomen in de migratiecrisis in het land. Prince’s FSG zou 750 ‘buitenlandse trainers’ voorzien die de Libiërs moeten opleiden.
Ondertussen vervoegden zeer belangrijke figuren het bedrijf, waaronder William Fallon – ex-aanvoerder van het Central Command in het Amerikaanse leger.
Dat de focus van FSG opnieuw begint te verschuiven van logistiek naar veiligheid, werd ook duidelijk bij de oprichting van het International Security and Defense College. Dat centrum moet op termijn de grootste private veiligheidsschool van China worden, en wordt gecontroleerd door FSG. Het centrum levert ‘veiligheidsspecialisten’ die kunnen werken in ‘risicovolle omgevingen en oorlogszones over de hele wereld.’
Alweer wist The Intercept te achterhalen dat Prince voor zijn FSG op zoek ging naar een manier om sproeivliegtuigen te bewapenen. Hij vond een partner in het Oostenrijkse bedrijf Airborne Technologies, waarin hij zelf een financieel aandeel van 25 procent bezit. Hij gaf het bedrijf Thrush de opdracht om 510 G-vliegtuigjes uit te rusten met onder meer beveiligingsmateriaal, zware machinegeweren en bevestigingspunten voor raketten van zowel NAVO- als Russische makelij.
Eén van die vliegtuigjes werd volgens The Intercept geleverd aan de Zuid-Soedanese president Salva Kiir. Toen het voor internationale luchthavenautoriteiten duidelijk werd dat het vliegtuig geen burgervliegtuig meer was –zoals vermeld op de papieren– werd de licentie ervan ingetrokken.
Belangrijk hierbij is dat Prince de initiatieven die op veiligheid gericht zijn, in zijn eentje neemt, en dat FSG’s raad van bestuur daar zijn zorgen over uitdrukt. ‘Erik wil een hardvochtige huurling zijn. Zelf blijft hij in de schaduw, en FSG gebruikt hij voor legitimiteitsdoeleinden’, beweert The Intercepts mannetje binnen het bedrijf.
Terug naar Blackwater met Trump?
Toen de wegen van Prince en Blackwater scheidden in 2010 zat de tijdsgeest niet mee: de schandalen van de Irak-oorlog waar huurlingen hun aandeel in hadden, Obama die ‘change’ beloofde.
Maar de tijden begonnen te kantelen toen Trump ten tonele verscheen – een man waarmee Prince wel wat gelijkenissen vertoont.
Maar de tijden begonnen te kantelen toen Trump ten tonele verscheen –een man waarmee Prince wel wat gelijkenissen vertoont. Beiden afkomstig uit immigrantenfamilies, Nederlandse afkomst in het geval van Prince.
En terwijl de Trumps zich richtten op vastgoed en hoerenkasten, vergaarde stamvader Edgar Prince zijn fortuin met de productie van persgietmachines en auto-onderdelen. Op twee generaties tijd stootten beide families door naar de hoogste echelons van de Amerikaanse financiële en politieke macht.
De verkiezing van Trump betekende de terugkeer van Prince’s invloed in de Amerikaanse politiek. Dat voorvoelde Prince zelf maar al te goed: tijdens de campagnes stortte hij aanzienlijke sommen in de verkiezingskas van Trump. En op het alt-right nieuwsmedium Breitbart begon hij zich in de markt te zetten als een expert in het Amerikaanse buitenlandse beleid, en als een groot criticaster van dat beleid onder Obama.
Via zijn zus Betsy DeVos, Trumps minister van Onderwijs, handhaaft hij sinds Trumps verkiezing een directe lijn naar het Witte Huis.
Door de grote poort
Vandaag blijven Trump en Prince met elkaar flirten, zij het grotendeels in het verborgene. Verschillende bronnen beweren dat Prince al fungeerde als informele adviseur voor Trumps verkiezing in 2016. De New York Times rapporteerde in 2018 dat Prince in 2016 een vergadering belegd zou hebben in de Trump Tower. Daarbij zou George Nader, een schimmige Amerikaanse zakenman met een uitgebreid netwerk in het Midden-Oosten, steun toegezegd hebben van de Saoedische kroonprins en de Verenigde Arabische Emiraten voor de verkiezing van Trump. Prince en zijn vrouw zouden ook aanwezig zijn geweest in de Trump Tower, op de nacht van de verkiezing van Trump.
De vraag die Prince zich ongetwijfeld stelt, is wanneer hij opnieuw door de grote poort Washington D.C. kan binnentreden met een écht plan
Ook voor Trump is Prince, met zijn netwerk in het Midden-Oosten, een pion van cruciaal belang. In Trumps officiële Midden-Oosten-strategie zijn de VAE een cruciale partner. Het land is één van de actiefste leden geweest in de door de Saoedi‘s geleide strijd tegen de Houthi-rebellen in Jemen. De VAE hebben zich bovendien meer dan bereidwillig getoond om troepen ter beschikking te stellen in Syrië en in de strijd tegen de Islamitische Staat. Iemand zoals Prince, die beschikt over high-level contacten in het koninkrijk, komt dan zeker van pas.
Zo lijkt het erop dat Erik Prince sinds Trumps aantreden weer luidop mag beginnen dromen. Wereldwijd is de man intussen betrokken bij de ontginning van grondstoffen, bij de opleiding van Chinees veiligheidspersoneel en bij logistieke operaties in conflictzones wereldwijd. Logistieke operaties die bovendien een steeds grotere veiligheidscomponent meedragen en waarvan het juridische karakter dikwijls vereist dat ze in het verborgene plaatsvinden.
De vraag die Prince zich ongetwijfeld stelt, is wanneer hij opnieuw door de grote poort Washington D.C. kan binnentreden met een écht plan –een plan met meer allure dan een schimmige deal met een of andere Afrikaanse dictator. Een plan geschoeid op de leest van ‘zijn’ Blackwater, het bedrijf dat hij in de loop van een decennium wist uit te bouwen van een ordinaire schietbaan in North Carolina tot een multinationaal miljardenbedrijf.
Het lijkt erop dat dat prestigeplan de privatisering van de oorlog in Afghanistan moet worden. Met de regelmaat van de klok laat Prince sinds 2017 inderdaad ballonnetjes op voor het privatiseren van de Afghaanse oorlog.
Vicekoning van Afghanistan
Het eerste ging de lucht in op 31 mei 2017. Prince schreef toen een opiniestuk in Wall Street Journal, waarin hij pleitte voor een ‘McArthur-model’ voor Afghanistan, genoemd naar de Amerikaanse generaal die na de Tweede Wereldoorlog in Japan verregaande bevoegdheden kreeg.
In Prince’s plannen zouden lokale rekruten opgeleid worden door Europese en Amerikaanse huurlingen, die allemaal zouden moeten rapporteren aan een zogenaamde ‘vicekoning, –een onafhankelijke en oppermachtige figuur in de stijl van MacArthur, die rechtstreeks en alleen aan de Amerikaanse president verantwoording zou moeten afleggen.
Prince’s grootste argument is de prijs. Hij gaat er prat op dat zijn plannen enerzijds een elegante uitweg kunnen bieden voor de al jarenlang aanslepende oorlog. Bovendien zou het dat doen tegen een fractie van de prijs die de oorlog vandaag kost.
En niet onbelangrijk: in de plannen zou Afghanistan minstens gedeeltelijk zelf betalen voor de veiligheid die Prince zou garanderen. Naast militaire opdrachten voorziet Prince namelijk ook in de mijnbouw van de grondstoffen die Afghanistan rijk is, waaronder lithium (gebruikt in batterijen) en uranium.
De plannen werden destijds op scepsis onthaald door twee van de invloedrijkste figuren in de regering-Trump: Herbert McMaster, Nationale Veiligheidsadviseur, en James Mattis, minister van Defensie.
Maar zowel Mattis als McMaster zijn intussen uitgerangeerd, en daarmee verdwijnt alweer een stukje weerstand tegen Prince’s Afghanistan-plannen. De idee van private oorlogsvoering begint zo andermaal gestaag ingang te vinden in de Amerikaanse geesten.