De tijd is rijp voor een global intifada

Analyse

De tijd is rijp voor een global intifada

Alma Dewalsche

30 juni 2004

Een droom voor elke rechtgeaarde andersglobalist: een dag lang toespraken van en gesprekken met Naomi Klein, Eduardo Galeano, José Bové, João Stedile, Toni Negri, José Saramago en Evo Morales. Omdat niet heel Vlaanderen er bij kon zijn, trok MO* voor u naar Parijs om met hen te praten over verzet, hoop en een andere wereld.

Le Monde Diplomatique is één van de schaarse monumenten die een erezaak maakt van kritische journalistiek in deze tijden van mediaconcentratie en commerciële pensée unique. In mei vierde het blad zijn vijftigste verjaardag en om dat luister bij te zetten, organiseerde Le Diplô een feestje in het Parijse sportpaleis. MO* was erbij, samen met vierduizend enthousiaste wereldverbeteraars, en de hele beau monde van de andersglobalisering. Onder het motto Stemmen van verzet was het kruim van de andersglobalisten, linkse intellectuelen, leiders van sociale bewegingen en artiesten naar Parijs afgezakt.
Manu Chao was er niet, maar mocht in een korte videoflash het verzamelde volkje welkom heten. Het publiek had voor dit feestje zijn kritische zin thuisgelaten en ging moeiteloos uit de bol wanneer politieke activisten het podium betraden. Het festival werd een mengeling van verzet en tederheid, van enthousiast applaudisseren en ingetogen luisteren. Uit de toespraken on stage en interviews backstage distilleerde Alma De Walsche een bloemlezing van onderstaande fragmenten. In de beweging voor een andere globalisering behoudt iedereen zijn of haar eigen stem.
Ignacio Ramonet, hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique sinds 1996 en auteur van onder andere Globalisering en chaos. Hij leidde het festival in, schreef het editoriaal in LMD van mei 2004 (waaruit we ruim citeren) en inspireert media-activisten over heel de wereld.
‘De Zapatisten hebben ons als eersten laten zien dat verzet ook vandaag mogelijk is. Zij waren de eersten die de nieuwe communicatiemiddelen aanwendden, de eerste cyberguerrilla, die wereldwijd het verzet tegen het neoliberalisme een stem gaf. Er liggen momenteel geen ideeën klaar zoals met de Franse Revolutie, om Versailles of de Bastille in te nemen. De Bastille die we vandaag moeten innemen is ons eigen hart.
Verzet is neen zeggen. Neen tegen de minachting en de uitsluiting, tegen de arrogantie van de macht en de economische pletwals. Neen tegen een vrijhandel die alle domeinen van ons leven aantast, tegen het pokerspel van het kwaad van IMF, Wereldbank, WTO en OESO. Neen tegen het hyperproductivisme, tegen ggo’s, tegen uitsluiting en seksisme. Neen tegen de ontmanteling van de sociale zekerheid, tegen armoede en ongelijkheid, tegen het dagelijks sterven van 30.000 arme kinderen. Neen tegen het vergeten van het Zuiden. Neen tegen de vernietiging van het milieu. Neen tegen de militaire overmacht van één supermacht en preventieve oorlogen. Neen tegen het terrorisme en tegen aanslagen tegen de burgerbevolking. Neen tegen racisme, antisemitisme en islamofobie. Neen tegen het allesdoordringende toezicht en het culturele verval. Neen tegen de nieuwe censuur, tegen de controle over ons denken en de manipulatie van de media.
Maar verzet is ook ja zeggen. Ja zeggen op de vraag naar meer solidariteit onder de zes miljard aardbewoners, op de rechten voor de vrouwen, op een vernieuwing van de VN en op een Marshall-plan om Afrika uit de armoede te halen. Verzet is ijveren voor het definitieve uitroeien van het analfabetisme en voor een internationaal offensief tegen de digitale kloof. Voor een internationaal moratorium op privatiseringen, voor toegang tot drinkwater en essentiële medicijnen voor iedereen. Voor een drastische aanpak van aids, voor de bescherming van minderheidsculturen en de rechten van de inheemsen. Verzet is ja zeggen op de roep om sociale en economische gerechtigheid, op een Europa dat meer sociaal en minder eenzijdig marktgericht is. Ja op de “consensus van Porto Alegre”, op tobintaks en op een belasting op wapenverkoop. Ja, tegen de opheffing van de schuldenlast voor de arme landen. Ja, tegen een verbod op fiscale paradijzen.
Verzet is dromen dat een andere wereld mogelijk is. En mee bouwen aan die nieuwe wereld.’
Naomi Klein is Canadese en schreef onder andere No Logo, een aanklacht tegen de impact van het merkenkapitalisme op mensen en gemeenschappen in Noord en Zuid. Ze reist de wereld rond op de golven van de grote antiglobaliseringsontmoetingen: Seattle, Porto Alegre, Argentinië en Mumbai. In mei was ze net terug uit Irak.
‘De Amerikaanse missie in Irak faalt. De hypocrisie en de leugens van de Amerikanen verzwakken hun positie, maar er is ook de moed van al die dappere mensen die weerstand bieden. Er is niet alleen het gewapend verzet. Eén voor één trekken diverse groepen hun steun aan de Amerikaanse bezetting in. Soldaten, arbeiders, bedienden, politici, tolken en chauffeurs -geen vijanden maar voormalige geallieerden- verlaten hun posten.
Verschillende landen trekken hun troepen terug: eerst Spanje, dan Honduras, de Dominicaanse Republiek en Nicaragua. Kazachstan, Zuid-Korea en Bulgarije verzamelen hun manschappen op hun basissen , Nieuw-Zeeland roept zijn ingenieurs terug. El Salvador, Noorwegen, Nederland en Thailand zullen wellicht volgen. Iraakse militairen onder VS-commando weigeren tegen andere Irakezen te vechten. De VS geven zelf toe dat veertig procent van de Iraakse soldaten die onder hun controle vochten, de rangen verlaten hebben en actief het gewapend verzet ondersteunen.
Vier ministers hebben uit protest tegen wat er in Falluja is gebeurd [een militaire operatie begin mei, waarbij naar schatting 800 burgers gedood werden, adw], hun taak neergelegd. Ook in het Amerikaanse leger komen er barsten. Twee Amerikaanse soldaten hebben als gewetensbezwaarde asiel gevraagd in Canada. Anderen deserteerden en worden nu voor militaire rechtbanken gedaagd in de VS. Het was een Amerikaan die de mensonterende foto’s van de martelingen in de Abu Ghraib gevangenis publiek maakte. Dat is een kleine heldendaad, die ontzettend grote consequenties kan hebben.
Met dezelfde kracht en overtuiging waarmee we ons verzet hebben tegen de oorlog, moeten we ons nu verzetten tegen de VS-plannen die voor Irak klaar liggen. George Bush heeft voor de komende tien jaar de creatie van een vrijhandelszone in het hele Midden-Oosten aangekondigd. Zijn vrijhandelspolitiek promoot privatiseringen door kruisraketten, plunderingen, shocktherapieën en militaire geweld. Wij moeten antwoorden met ongehoorzaamheid.
Wij allen, die met tienduizenden de straten zijn opgegaan om te laten horen dat we geen oorlog wilden, wij moeten er mee voor zorgen dat de oorlog die er nu aan de gang is, voert naar de werkelijke bevrijding van de Iraakse bevolking. Dit is het moment voor een global intifada. De schade die deze oorlog heeft aangericht, kan niet ongedaan gemaakt worden, maar we kunnen het land misschien wel helpen uit het puin op te staan.’
João Stedile is economist en één van de kopstukken van de Braziliaanse MST, de Beweging voor Landloze Boeren die, tegen de heersende logica van privatiseringen in, het thema van landhervormingen al twintig jaar op de politieke agenda plaatst. Stedile is ook één van de verantwoordelijken van de internationale boerenorganisatie Via Campesina, die wereldwijd opkomt voor voedselveiligheid, voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit. Backstage vind ik Stedile dan ook in gezelschap van Evo Morales en José Bové. De drie boerenleiders bespreken de agenda’s van alweer nieuwe ontmoetingen.
‘Wij zijn geen politieke partij maar een beweging van de armen. Wij willen de wortels van armoede en sociale uitsluiting aanpakken. In Brazilië hebben die heel veel te maken met de concentratie van het grondbezit, het kapitaal en de kennis. Ook de communicatiemedia zijn supergemonopoliseerd, het zijn echte nieuws-latifundia. 86 procent van de berichtgeving die in Brazilië verspreid wordt, wordt gecontroleerd door 7 mediagroepen. Verschillende van de eigenaars van die mediabedrijven zijn zelf grootgrondbezitters. Een aantal van die media voert systematisch campagne tegen ons, toch kunnen we rekenen op de steun van een groot deel van de Braziliaanse bevolking.
In het neoliberalisme is er geen plaats meer voor landhervormingen, wordt wel eens gezegd. Grond uitdelen lost vandaag inderdaad het probleem niet meer op. Wij komen nu op voor een nieuw type landhervorming, waarin het grondbezit en het kapitaal worden gedemocratiseerd, waarin de landbouw wordt geherstructureerd om aan de noden van de interne markt te voldoen, waarin het onderwijs wordt gedemocratiseerd en landbouwtechnieken worden aangewend die het ecologisch evenwicht respecteren. Wij willen een nieuw type landhervormingen, zonder de landbouwtechnologieën die multinationals opdringen om ons te vernederen.
Tegenover president Lula zijn we kritisch. Lula is verkozen om verandering te brengen in de Braziliaanse samenleving. Maar het huidige beleid volgt dezelfde politieke lijn als onder de vorige president Cardoso. We kennen het resultaat van méér neoliberale politiek: meer miserie, armoede, honger en werkloosheid. Zelfs de koopkracht van de bedienden daalde vorig jaar met 15 procent. We willen Lula niet raken, maar we willen hem ook niet blindelings verdedigen. Het belangrijkste is dat het debat gevoerd wordt en dat er effectief een alternatief economisch project komt. De enige kracht waar Lula op kan bouwen, die hem effectief steunt, komt van de straat. Het volk moet zich mobiliseren, moet de straat opkomen, moet vechten en zijn eisen kenbaar maken. Wij vormen niet alleen stemmen van verzet, wij zijn een schreeuw tegen het neoliberalisme.’
Evo Morales is Aymara-indiaan en leider van de cocaboeren in Bolivia. Bij de verkiezingen van juni 2002 was hij presidentskandidaat voor MAS (Movimiento al Socialismo). Hij eindigde tweede en zorgde hiermee voor een politieke aardverschuiving. Morales en zijn partij waren vaak de motor achter de diverse sociale protestacties die Bolivia sinds 2000 heeft gekend. In het Parijse sportpaleis was Morales duidelijk de lieveling van het publiek, nagenoeg elke zin werd op een daverend applaus ontvangen.
‘Aymara’s, Quechua’s, intellectuelen en arbeiders zijn voor het eerst in de geschiedenis verenigd in één front naar de verkiezingen getrokken. Wij, indianen, zijn door de VS altijd verworpen. Eerst waren we criminelen, daarna drugshandelaars, en sinds 11 september 2001 noemen ze ons terroristen. Via de media mengen de VS zich in onze binnenlandse aangelegenheden. Op 8 december 2001 beschuldigt de voormalige VS-ambassadeur in de krant La Prensa Evo Morales ervan een Taliban te zijn.
In maart 2003 noemen ze ons bolivarianos (aanhangers van de revolutionaire president Chávez in Venezuela, adw) en zeggen ze dat we gesteund worden door de FARC (de grootste guerrillagroep in Colombia, adw). Er werd zelfs gesuggereerd dat ik geld zou ontvangen hebben van president Chávez om de Boliviaanse president Sánchez de Losada te verdrijven. En op 11 januari van dit jaar klaagt president Bush de steun van de Argentijnse president Kirchner aan Evo Morales aan.
Wij, indianen, zijn het geweten van ons land. Wij handelen volgens onze normen. Onze moraal is gebaseerd op drie principes: niet liegen, niet stelen, niet lui zijn. Wij, die tot uitroeiing veroordeeld waren, gaan vandaag de strijd aan voor het heroveren van onze grondgebieden door tegen de privatiseringen te vechten. Wij willen niet dat de basisvoorzieningen in handen komen van privé-bedrijven. Dat is een schending van de fundamentele mensenrechten. Onze fundamentele strijd in dit millennium is een strijd voor het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren, een strijd voor waardigheid, voor identiteit en voor meer menselijkheid voor iedereen.’
Toni Negri is Italiaans politiek activist en marxistisch denker. In 1979 werd hij gearresteerd voor zijn vermeende betrokkenheid bij de activiteiten van de Rode Brigades. Dankzij een parlementair mandaat herkreeg hij even zijn vrijheid in 1983, waarna hij 14 jaar in ballingschap doorbracht in Frankrijk. Nadien keerde hij terug naar Italië, waar hij nog 6 jaar in de gevangenis zat. Samen met Michael Hardt publiceerde hij Empire, zowat Das Kapital voor de huidige generatie andersglobalisten.
‘We leven vandaag in een kapitalistisch interregnum, een historisch moment waarin een oorlog wordt uitgevochten die moet uitmaken wie de leiding over de geglobaliseerde wereld zal hebben.
Alle categorieën moeten vandaag opnieuw gedefinieerd worden. Wat is Oost en wat is West? Wat is Noord en wat is Zuid? Welke inhoud geven we aan privaat en publiek? Aan politiek en sociaal? Waar staan de VN voor, of het Internationaal Recht? Het politieke lexicon is volop aan het veranderen. Het doet me denken aan het einde van de renaissance, toen een dertigjarige oorlog (1618-1648) uitbrak. Waar het de machthebbers toen om te doen was, was een herfeodalisering van de rijkdom. Vandaag wordt er een preventieve oorlog gevoerd voor de privatisering van de macht. Het is een strijd die ons dagelijks leven binnendringt, in de communicatie, in de taal, in de media. In dit tijdsgewricht moeten wij onze passie voor de politieke vrijheden en voor sociale gelijkheid herformuleren. We moeten een nieuwe taal en nieuwe analyse-instrumenten ontwikkelen. In dit proces moeten we kritisch naar het verleden kijken en dat verleden loslaten, om nieuwe vormen voor de toekomst gestalte te geven.
Er zijn drie gevaren die ons van de weg naar vernieuwing kunnen afbrengen. Eén: we mogen niet in de val van het extremisme trappen, maar moeten vertrekken vanuit de sociale meerderheden, met een logica die totaal verschillend is van een oorlogs- en uitsluitingslogica. We moeten radicaal zijn in onze optie voor de consensusaanpak.
Het tweede gevaar schuilt in onze neiging om te blijven vasthouden aan de hiërarchische nationale structuren, in plaats van open te breken naar de machtsstructuren op het lokale niveau. Ik bedoel: een lokaal niveau zonder grenzen, want grenzen behoren aan de macht en aan de kapitalisten.
Tenslotte mogen we niet langer naar de Derde Wereld kijken als naar landen en regio’s met een gebrekkig kapitalisme. Het gaat vandaag niet meer over afhankelijkheid maar over onderlinge afhankelijkheid, wereldwijd. Dat is het soort globalisering waaraan we moeten bouwen.’
José Saramago. Als communistisch activist stond hij mee op de barricade tijdens de Anjerrevolutie in 1974, maar vorig jaar kreeg hij een storm van linkse kritiek over zich toen hij zich publiekelijk distantieerde van zijn oude vriend Fidel Castro, omwille van de executie van drie veerbootkapers. Hij blijft wel openlijk zijn sympathie betuigen met de zapatisten in Chiapas, Mexico. De Portugese Nobelprijswinnaar Literatuur (1998) is intussen 82 maar de ouderdom lijkt zijn analyse en engagement verder aan te scherpen. Zijn allernieuwste boek, Ensayo sobre la lucidez, gaat over de uitholling van de democratie.
‘De belangrijkste reden waarom de dingen niet veranderen, is omdat we te veel geduld hebben met conformisme en gelatenheid. We moeten ongeduldiger zijn!
We denken dat we in een democratie leven, maar dat is bedrog. Er is slechts een schijn van democratie. De democratie is als een zeepbel, een illusie waarin we leven. Binnen die zeepbel loopt alles gesmeerd: er worden verkiezingen georganiseerd, er zijn afgevaardigden die op geregelde tijdstippen plaats maken voor anderen. Maar wisselingen van een regering of een president wijzigen de machtsstructuren nog niet. Economisch en cultureel is er geen democratie. Met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt een loopje genomen. Het is de economische macht die ons leven bepaalt, die in alle domeinen van ons bestaan onbeschaamd binnendringt. We zijn er ons niet van bewust hoe ze op ons beslag legt.
We zijn ingeslapen! We hebben alles, maar we worden bedrogen. Weet je, het is zoals in de tijd van de Romeinen: geef het volk brood en spelen, en dan kan je verder met hen doen wat je wil, dat houdt hen kalm. Dát is wat er met ons gebeurt. De democratie is een farce, ik meen het, we moeten wakker worden. Ik wil geen catastrofaal beeld ophangen van de toekomst, maar daarom juist moeten we wakker worden, om een catastrofe te vermijden. Laten we ontwaken voor het te laat is. Laten we ongeduldig zijn!’
Eduardo Galeano is Uruguayaan en een van de belangrijkste journalisten-schrijvers van Latijns-Amerika. Zijn Aderlating van een continent (uit 1973) blijft een standaardwerk over de onderontwikkeling van een rijk continent. De driedelige Kroniek van het Vuur was een lijvige maar levendige kroniek over meer dan 500 jaar geschiedenis, en met zijn columns voor IPS blijft hij de actualiteit op een dwarse manier volgen. Verzet is voor hem een vorm van poëzie (of andersom).
‘In een andere wereld zullen politici niet langer geloven dat de armen tevreden zijn met loze beloften. De dood en het geld zullen hun (corrumperende) macht verliezen. Niemand zal nog voor held of imbeciel gehouden worden, want iedereen zal leven volgens wat hij rechtvaardig vindt. De arme zal niet meer in opstand komen tegen de arme, maar tegen de armoede. Niemand zal nog honger hebben, want niemand zal zich een indigestie eten. De kinderen van de straat zullen niet langer als uitschot behandeld worden want er zullen geen straatkinderen meer zijn. En de rijke kinderen zullen niet langer pronken met al hun geld want er zullen geen rijke kinderen meer zijn.
De duizenden die vandaag veroordeeld zijn gescheiden en in ballingschap te leven, zullen herenigd worden, en schouder aan schouder wandelen. Een zwarte vrouw zal president zijn van Brazilië en een andere vrouw, een zwarte, president van de VS. Een indiaan zal Guatemala regeren, en een andere Peru. In Argentinië zullen de Dwaze Moeders van de Plaza de Mayo een voorbeeld zijn van mentale gezondheid want zij vergaten destijds zich te voegen naar de verplichte amnesie.
De woestijnen van de wereld en de woestijnen van de ziel zullen opnieuw tot leven gebracht worden. De massa’s die vandaag zonder hoop zijn, zullen verwacht worden en zij die verloren zijn, zullen gevonden worden. Want ze wanhoopten, omdat ze zo hard hoopten, en ze raakten verloren, omdat ze zo hard zochten.
We zullen landgenoten en tijdgenoten zijn, wij allen die hongeren naar gerechtigheid en schoonheid. Grenzen en geografie zullen geen enkel belang meer hebben. En perfectie, de zo saaie perfectie, zal enkel nog het privilege van God zijn.
In deze waanzinnige wereld zal elke nacht ervaren worden alsof hij de laatste is. En elke dag alsof hij de eerste is.’