Brazilië heeft niet alleen een grote groep inwoners met historische wortels in Syrië en Libanon, er arriveren ook steeds meer vluchtelingen van de huidige burgeroorlog. Die nieuwe Syrische migranten botsen met hun voorgangers over de houding tegenover de machthebbers in Damascus. Willemjan Vandenplas praatte in São Paulo uitgebreid met Sarah. 'Ik ben niet van de Syrische oppositie, want je kan alleen een oppositie hebben in een democratie.'
Sarah S. is sinds drie jaar Paulista en tijdens onze gesprekken gebruikt ze drie talen door elkaar: Engels, Arabisch en Portugees. Ze nam grote risico’s door in het hart van Damascus op straat te komen. Ze migreerde naar Brazilië via Beiroet en Caïro, waar ze tijdens een conferentie over de vakbonden en de Arabische Lente een Braziliaanse activist leerde kennen. Na dat “politieke huwelijk” werd ze erg actief in Brazilië.
Foto’s van haar werden door leden van de Syrische Socialistische Nationalistische Partij (SSNP) terug naar haar ‘thuisland’ gestuurd. Daarmee werden familieleden van haar onder druk gezet. Daarom getuigt ze anoniem in dit artikel.
Syrische vluchtelingen in Sao Paulo
Eind oktober 2014 leefden er 1524 Syrische vluchtelingen in Brazilië, waarvan er 1183 hun status dit jaar kregen. In totaal werden er maar 2032 vluchtelingen deze status verleend in Brazilië, op 8302 aanvragen.
Officieel zijn er ongeveer 1600 Syrische vluchtelingen in Latijns-Amerika, waarvan dus de overgrote meerderheid in Brazilië verblijft. Ter vergelijking: Uruguay ontving in oktober 42 geselecteerde vluchtelingen, vooral adolescenten en kinderen. Brazilië blijkt de Syrische vluchtelingen onmiddellijk te aanvaarden, als ze zich kunnen identificeren als Syriër en de status aanvragen. Volgens de overheid is honderd procent van de Syrische asielaanvragen aanvaard.
Deze erkenning zonder een individuele analyse is atypisch. Ze kwam er nadat ngo’s obstakels aantoonden bij de Braziliaanse ambassades in het buitenland. Een resolutie in september 2013 maakte een einde aan deze problematiek. Het merendeel van deze vluchtelingen behoren tot de welgestelde klasse of oefende vrije beroepen uit. Een ticket naar Brazilië is immers niet goedkoop. Volgens de overheid vonden slechts 300 vluchtelingen een baan.
‘Toen de revolutie uitbrak vertrok ik onmiddellijk naar Damascus om bij mijn familie te zijn.’
Hoe was je leven voor de Revolutie?
Sarah S.: Ik ben geboren in Damascus en groeide op in een bijzonder gepolitiseerde familie. Mijn moeder kwam uit Hama en was de dochter van één van de oprichters van de Baath-partij. Die grootvader was links, nationalistisch en anti-kapitalistisch, maar hij brak met de Baath-partij in de jaren ‘60 . Haar andere grootvader was een Palestijn die deel uitmaakte van de PLO en meevocht in de oorlog van ‘63 tussen Israël en Palestina.
Op de familiefeesten werd tot laat ‘s avonds gediscussieerd over politiek. Thuis las ik boeken die verboden waren door het regime. Ik zat op school met de kinderen van de avant-garde van de Syrische revolutie en van het regime. Ik ging naar de universiteit in Beirut en Damascus, waar ik bestudeerde hoe oude architectuur werd gebruikt voor de propaganda van het regime. Toen de revolutie uitbrak vertrok ik onmiddellijk naar Damascus om bij mijn familie te zijn.
Hoe verliepen de eerste maanden van de revolutie voor u?
Sarah S.: De eerste dagen van de revolutie was ik nog niet actief. Ik woonde echter op de weg tussen Damascus en Dera’a en zag tientallen tanks voorbij komen. Er werden loopgraven gegraven door soldaten van het regime, maar iedereen zweeg en niemand durfde te hopen dat de revolutie van Tunesië en Egypte nu ook naar Syrië was gekomen.
De volgende maanden werd echter duidelijk dat de jongeren uit de middenklasse in opstand waren gekomen. Ze deelden rozen en water uit aan de soldaten van het Syrische leger. Om die revolte de kop in te drukken nam het regime zijn toevlucht tot martelingen en executies. Onder andere Ghiyath Matar, een van de kopstukken van de opstand, werd vermoord en zijn lijk werd gedumpt bij zijn ouders.
Ik werkte in deze beginmaanden voor de Palestijnse BDS-beweging (Boycott, Divestment and Sanctions Movement), maar kon het niet langer verdragen dat de BDS in Syrië deed alsof er niets aan de hand was, en er intern zelfs geen debat over mogelijk was, terwijl de revolutie er juist was voor vrije meningsuiting. Ik stapte dan ook uit de beweging en verloor daardoor veel vrienden. Sommige ex-collega’s noemden me een NAVO-hoer.
‘Voor activisten werd het hoe langer hoe moeilijker repressie te ontlopen.’
Wat was het kantelpunt?
Sarah S.: Vanaf april 2011 gooide ik mij helemaal in de strijd voor een nieuw Syrië. Tijdens de eerste ramadan van de revolutie begon ik in Damascus met acties, waarbij honderden activisten tot grote ergernis van de veiligheidsdiensten op straten of pleinen bleven stilstaan. Intussen ging het grote protest verder in Douma, Ghouta en Yarmouk.
Ik begon toen samen te werken met de lokale comités van de revolutie, die werden opgericht door Omar Aziz, die bevriend is met mijn familie. Ik deed ook aan humanitair werk, ik telde dode burgers en deed aan media-activisme. Het is onjuist om het regime van Bashar Al-Assad zomaar van barbarij te beschuldigen. De eerste pogingen om de revolutie de kop in te drukken waren meteen heel hardhandig. Voor activisten werd het hoe langer hoe moeilijker om het repressie apparaat te ontlopen. En werd het regime steeds meer tactisch doordacht in haar terreur. p>
Ik smokkelde een tijd geneesmiddelen en eten naar de periferie van Damascus. Dat lukte in het begin goed omdat ik geen hoofddoek draag. Na verloop van tijd werd het echter ook voor mij onmogelijk om door de controleposten te passeren en daarna werden de controleposten gesloten en werden Douma, Ghouta en Yarmoek volledig afgesloten.
In januari 2012 werd ik opgepakt. De behandeling die ik in de gevangenis moest ondergaan heeft mijn overtuigingen nog krachtiger gemaakt. Op 8 maart, de dag dat ik vrij kwam, vertrok ik meteen naar Hama om de begrafenis van haar grootvader langs moederskant bij te wonen. De begrafenis werd een dag van luid protest in Hama.
‘We hadden nooit vrede kunnen nemen met de militarisering van de revolutie.’
Hoe bent u in Brazilië terechtgekomen?
Sarah S.: In Beiroet zette ik mijn humanitair werk verder. Zoals veel anderen ging ik op regelmatige basis naar Syrië. Toch bleef ik daar maar 2 maanden. Op dat moment was er geen geld voor revolutionaire activiteiten. Door het vele werk en de uitzichtloze situatie kregen veel activisten af te rekenen met depressies of erger. We hadden nooit vrede kunnen nemen met de militarisering van de revolutie en gaven onszelf de schuld van het vele lijden in ons land.
Van Beiroet ging ik naar Caïro en daar ontmoete ik de Braziliaan waarmee ik later zou trouwen, en waarvan ik onlangs scheidde. Samen gingen we naar Brazilië en ik werd lid van zijn politieke partij, de linkse PSTU. We organiseerden in São Paulo twee betogingen met 400 deelnemers in het economische hart van de stad, de Avenida Paulista. We organiseerden twintig kleinere sit-ins, onder andere voor het consulaat, maar telkens werden alle deelnemers gefilmd en hun namen bijgehouden. Daarna besloten we van het protest nationaal te maken en reisden we samen door Brazilië om mensen toe te spreken over de Syrische revolutie. Van die campagne maakten we ook een documentaire.
Vanuit Brazilië…. De Syrische revolutie
‘De traditionele Syrisch-Libanese gemeenschap hier heeft geen idee van wat er zich in Syrië afspeelt.’
Hoe kijkt u naar de traditionele Syrisch-Libanese gemeenschap in Brazilië?
Sarah S.: Ik vind dat dit geen echte Syriërs zijn. Ze dragen een Arabische naam, maar hebben hun taal en cultuur verloren. Ik ben hier nog nooit iemand tegen gekomen van die traditionele gemeenschap die goed Arabisch spreekt. Op papier zijn zij Syrisch-Libanees, maar ik vind dat zij honderd procent Braziliaans zijn. En ik denk ook niet dat ze nog uitgesproken familiale banden hebben met hun ‘thuisland’. Zij hebben ook geen idee van wat er zich in Syrië afspeelt.
Ik liep ooit door de Augusta-straat, bekend om zijn nachtclubs, en ik zag daar een aankondiging van het Syrisch Cultureel Centrum. Ik was onmiddellijk geïnteresseerd. Ik vroeg om de directeur te spreken. Zonder nadenken stelde ik mij voor. Helaas kreeg ik te maken met zo’n traditionele migrant en supporter van het regime van Al-Assad en werd ik op staande voet buiten gezet.
Welke toekomstplannen heeft u?
Sarah S.: Ik ben sinds enkele weken uit de partij gestapt omdat ik vind dat ze de Syrische revolutie hebben gebruikt om zichzelf beter te profileren tegenover de kleinere marxistische partijen. Ik geloof niet meer in hun oprechtheid rond het onderwerp.
Nu zou ik graag weer werk aan de basis doen. Ik zou bijvoorbeeld graag mijn humanitair werk weer opnemen. Ik schrijf nog regelmatig artikels en lees veel over de situatie in Syrië. Maar ik wil mij bezighouden met de situatie van de Syrische vluchtelingen in Brazilië. Ik denk er ook aan om een cultureel centrum op te richten voor de Syrische vluchtelingen die het regime zijn ontvlucht omdat wij maar weinig op de traditionele Syrische-Libanese gemeenschap kunnen vertrouwen.