De situatie van vrouwen is er de voorbije decennia flink op vooruitgegaan. Overal ter wereld. Tot zover het goede nieuws, want de ongelijkheid tussen man en vrouw blijft hardnekkig. Eveneens: overal ter wereld. De economische crisis en talrijke conflictsituaties helpen daar niet bij, aldus drie topvrouwen van de VN en de Wereldbank.
Lakshmi Puri is onderdirecteur van de VN-vrouwenorganisatie UN Women. Ze was eind november in Brussel om het eerste jaarrapport van haar dienst voor te stellen: In Pursuit of Justice.
Margot Wallström is Speciaal Vertegenwoordigster van de VN-Secretaris-Generaal voor de strijd tegen Geweld op Vrouwen in Conflictsituaties. Voordien was ze onder andere Europees Commissaris voor Milieu en ondervoorzitster van de Europese Commissie.
Carolina Sánchez-Páramo is een van de hoofdauteurs van het World Development Report 2012, de belangrijkste jaarlijkse uitgave van de Wereldbank. Sánchez-Páramo was in december in Brussel voor de voorstelling van Gender Equality and Development.
Een van de opvallende vaststellingen bij het doornemen van de recente rapporten over gender, gelijkheid en ontwikkeling, is dat de Wereldbank het ronduit heeft over het belang van gelijkheid tussen mannen en vrouwen om de ontwikkelingskansen van vrouwen én hele samenlevingen te realiseren. Dat zegt de Bank nooit als ze over sociale ongelijkheid spreekt. Dan is de stelling dat iedereen gelijke kansen zou moeten hebben, niet dat er gelijkheid moet zijn.
Carolina Sánchez-Páramo: ‘Er is geen enkele reden waarom vrouwen minder toegang tot gezondheidszorg of onderwijs zouden hebben dan mannen. En indien we vaststellen dat de armen systematisch slechtere gezondheidszorg krijgen, dan moet er wat gedaan worden aan hun toegang tot diensten en rechten. Als het gaat over economische mogelijkheden, zijn er veel meer keuze-elementen die meespelen. Willen mensen werken of niet –en waarom– en welke baan willen ze dan? Dat is niet alleen een kwestie van rechten maar ook van keuzes.’
Van die gelijke rechten is in de praktijk nog niet zo veel te merken.
Lakshmi Puri: Het echte schandaal is dat geweld tegen vrouwen nog steeds bestaat, ook in Europa. Volgens onderzoek van de Raad van Europa heeft 45 procent van de Europese vrouwen te maken gehad met geweld van mannen. Een op vijf vrouwen is het slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Elke dag sterven zeven vrouwen in Europa als gevolg van geweld door mannen. En zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan.
In ontwikkelingslanden wordt dat probleem nog versterkt door de wijdverbreide armoede én door sommige traditionele gebruiken, gewoonten en overtuigingen. Tradities en religies mogen nooit een excuus zijn om mensenrechten te schenden en dus ook niet om de rechten van vrouwen te beknotten of opzij te schuiven. Hetzelfde geldt voor geweld op vrouwen.
Er zijn heel wat culturen die vrouwen als minderwaardig beschouwen, wat heel vaak uitmondt in een breed gedeelde aanvaarding van huiselijk geweld of andere vormen van geweld tegen vrouwen. Dat varieert van klappen of vernederingen over kindhuwelijken, vrouwenhandel of seksuele uitbuiting tot de vaststelling dat meisjes minder eten krijgen dan jongens, waardoor hun ontwikkelings- of zelfs overlevingskansen kleiner zijn.
Carolina Sánchez-Páramo: Je kan het debat over cultuur en religie inderdaad niet ontlopen, al is het niet de opdracht van instellingen als de Wereldbank om een bepaald maatschappelijk of rechtssysteem voor te schrijven. Maar als we op basis van feiten en harde gegevens zien dat de ene aanpak betere resultaten oplevert vanuit het genderperspectief dan een andere, dan moeten we dat wel tonen en benoemen.
Tijdens voorbereidende consultaties, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten, stelden we vast dat deze uitnodigende benadering vruchtbaar werkte en een positieve respons kreeg vanuit de regio’s die op zich niet zo goed scoren op het vlak van gendergelijkheid.
Verklaren culturele verschillen waarom oorlog in Congo ontaardt in seksueel geweld tegen vrouwen, terwijl dat in Afghanistan veel minder lijkt te gebeuren?
Margot Wallström: Dat zou deels wel eens een optische illusie kunnen zijn. Er is immers vreselijk veel huiselijk geweld en misbruik tegen vrouwen in Afghanistan, en dat staat niet los van de oorlog. Het opgelegde isolement van Afghaanse vrouwen behoedt hen wel voor de gevaren waar Congolese vrouwen aan blootgesteld worden als ze water of brandhout gaan halen, of als ze op hun velden werken. Zij bevinden zich daardoor in de frontlinie van het oorlogsgeweld.
Maar overal in de wereld blijkt de mensheid in staat tot wreedheid, welke culturele traditie of politieke context er ook heerst. Toen kolonel Kadhafi het leger in zijn laatste dagen beval om van huis tot huis te gaan, begrepen de soldaten maar al te goed wat dit betekende: een vrijgeleide om te moorden en verkrachten.
Lakshmi Puri: Het belangrijkste dat we moeten doen, is inzetten op het versterken van vrouwen: hun capaciteit om aanwezig te zijn in het debat, hun zelfbeeld, hun economische situatie. Cruciaal daarin is het steunen van vrouwenorganisaties of –bewegingen. Wij vinden dat minstens een derde van de vertegenwoordigers bij vredesonderhandelingen vrouwen moeten zijn, zodat er meer aandacht zou zijn voor de impact van de afspraken op het leven en de rechten van vrouwen. Verder zou elk land wetten moeten hebben die verkrachting strafbaar maken en de vervolging van daders makkelijker, maar ook instellingen die vrouwen stimuleren hun verhaal te vertellen. De cultuur van straffeloosheid moet verdwijnen.
Hoe begin je daaraan?
Margot Wallström: Alles begint bij politieke leiders die het probleem zien en erkennen, erover praten en vrouwen de middelen verschaffen om voor zichzelf op te komen. Ik zie veel te vaak onverschilligheid vanwege de overheid, zelfs als verkrachtingen ingezet worden als oorlogswapen. En als het conflict beëindigd wordt, krijgen vrouwen de boodschap dat het land aan de toekomst moet denken en dat er dus niet langer naar het verleden gekeken moet worden. Vrouwen kunnen bijna altijd naar gerechtigheid fluiten.
Lakshmi Puri: Conventies en wetten maken wel degelijk een verschil in het dagelijkse leven van vrouwen, ook op het platteland. Op voorwaarde natuurlijk dat de staat bereid en in staat is de naleving van die wetten ook af te dwingen. In landen waar wetgeving bestaat tegen huiselijk geweld, gaan mannen twee keer nadenken voordat ze vrouwen slaan. Vrouwen voelen er zich gesterkt en gesteund om genoegdoening te zoeken.
Daar begint het hele verhaal trouwens, bij het veranderen van het zelfbeeld van vrouwen. Ze moeten beseffen dat ze niet geboren zijn als slachtoffers, maar als gelijken van mannen. Daarom is het bewustmaken van jongens en mannen even belangrijk. Zij moeten beseffen dat geweld op vrouwen hen niet tot macho’s of straffe mannen maakt, integendeel.
Is er in Congo voldoende politieke wil om iets te doen tegen de verkrachtingen?
Margot Wallström: Ik denk het wel. Dat merk je bijvoorbeeld aan het feit dat militairen in Bukavu aangeklaagd worden voor dat soort misdaden. Zelfs officieren uit het Congolese leger zijn veroordeeld. Dat is een veelbelovende verandering. Maar het volstaat niet. Aan de echte verantwoordelijken wordt nog niet geraakt. Tijdens de campagne in de aanloop naar de Congolese presidentsverkiezingen was er veel te weinig aandacht voor seksueel geweld. Ik had gehoopt dat meer kandidaten zich tegen seksueel geweld zouden uitspreken, tevergeefs. De politieke klasse heeft me teleurgesteld. Vrouwen zijn toch ook kiezers?
Gelijke rechten voor vrouwen veronderstellen dus een sterke en goed bestuurde staat?
Carolina Sánchez-Páramo: Het belang van een goed wetgevend kader is duidelijk: internationale verdragen en afspraken, grondwetsherzieningen én aangepaste binnenlandse wetten. Op papier is de wereld de voorbije decennia een stuk gelijker geworden. Er zijn nieuwe wetten bijgekomen, maar ze worden nog niet altijd toegepast. Dat is niet per se een kwestie van onwil of van slecht bestuur, soms is het ook gewoon een kwestie van de manier waarop een bepaalde zaken in de praktijk functioneren.
Kan u daar een voorbeeld van geven?
Carolina Sánchez-Páramo: Op basis van lokaal verzameld bewijsmateriaal heeft de VN-Voedsel- en Landbouworganisatie berekend dat de opbrengst van de landbouw met twee tot vier procent zou stijgen indien vrouwen gelijke toegang zouden krijgen tot land, meststoffen, krediet of andere productiemiddelen. Dat zou een grote impact hebben op honger en voedselonzekerheid.
Maar zelfs in landen waar mannen en vrouwen gelijke rechten hebben inzake grondbezit, stellen we vast dat de landtitel slechts op één naam genoteerd wordt. Er staat nergens in de wet dat het dan in de naam van de man moet gebeuren, maar in de praktijk draait het wel bijna overal daarop uit. Om dat aan te pakken, heb je geen revolutionaire verandering nodig, maar een administratieve aanpassing zodat de grond op de namen van beide echtgenoten geregistreerd kan worden.
Anderzijds zorgen zelfs grote internationale campagnes zoals de millenniumdoelstellingen niet voor echte vooruitgang op het vlak van menselijke ontwikkeling voor vrouwen.
Lakshmi Puri: Je kan inderdaad geen werk maken van de eerste millenniumdoelstelling –de halvering van de extreme armoede tussen 1990 en 2015– als er geen werk gemaakt wordt van de derde doelstelling: meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen. En dus moeten we streven naar minstens dertig procent aanwezigheid van vrouwen overal waar beleid gemaakt wordt. Dat maakt een reëel verschil.
In India zijn nu een miljoen vrouwen als vertegenwoordigers betrokken bij de lokale bestuursraden, de panchayats. Nu is het kwestie om die honderdduizenden vrouwen politiek te scholen zodat ze hun positie omzetten in macht, waarmee ze reële veranderingen kunnen afdwingen. In Rwanda en Liberia zorgde de ruime vertegenwoordiging van vrouwen in de parlementen voor meer vrouwvriendelijke wetgeving, bijvoorbeeld rond zwangerschapsverlof.
Carolina Sánchez-Páramo: Er is geen automatische koppeling tussen ontwikkeling –in de betekenis van toenemende welvaart– en stijgende gendergelijkheid. Dat betekent dat je aan gendergelijkheid kan werken zelfs als de economische ontwikkeling achterblijft, maar ook dat een hoge welvaart niet vanzelf leidt tot gelijke rechten voor vrouwen. Op basis van lokale voorbeelden stellen we wel vast dat meer en betere deelname van vrouwen aan het sociale en economische leven leidt tot meer ontwikkeling.
Welke impact heeft de economische crisis op vrouwen?
Carolina Sánchez-Páramo: Het is niet eenvoudig om vanuit heel uiteenlopende contexten wat veralgemenende stellingen te puren over ontwikkeling en gendergelijkheid in deze crisis, onder andere omdat heel veel afhangt van de voorafgaande tewerkstelling van vrouwen. In 2008 werden mannen zwaarder getroffen omdat zij veel meer in “cyclische sectoren” werkten, zoals bijvoorbeeld de bouwnijverheid. Eenmaal de impact van de crisis zich ook liet voelen in de dienstensector, verloren ook veel vrouwen hun baan.
En uiteindelijk is ook de informele sector, waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn, niet immuun gebleken. In die informele sector blijven mensen weliswaar aan de slag omdat ze niet afhangen van een grote werkgever, maar ze leveren wel inkomen in.
Zijn uitsluiting en discriminatie van vrouwen een vorm van geweld?
Carolina Sánchez-Páramo: Ik weet niet of ik de term geweld zo makkelijk in de mond zou nemen voor alle vormen van uitsluiting en ongelijkheid. Het is duidelijk dat er nog steeds een heleboel actieve discriminatie is, zowel in wetgeving als in de economische praktijk van werkgevers bijvoorbeeld. Daartegen moet krachtdadig opgetreden worden. Maar daarnaast is veel dagelijkse discriminatie niet opzettelijk. Dat vraagt om meer doordacht en creatief optreden, omdat je moet doorgronden welke mechanismen de discriminatie veroorzaken.
Margot Wallström: Een oorlog kan zaken –zoals verkrachtingen op grote schaal en brutaal geweld tegen kinderen– zodanig legitimeren dat ze lang na het einde van de vijandelijkheden blijven doorgaan. De maatschappelijke prijs voor het verlies van familiale waarden en sociale cohesie is enorm. Wat we nu nodig hebben, is een studie die de kosten berekent van seksueel geweld in oorlogssituaties. Vrouwen worden voor jaren of voor hun leven getroffen, en daardoor wordt ook het economische leven van een dorp of land getroffen.
Het Westen spreekt zich meestal duidelijk uit over vrouwenrechten, maar is veel minder uitgesproken over het tegengaan van wapenhandel. Wellicht zou dat veel directer bijdragen aan het beschermen van vrouwenlevens en -rechten.
Margot Wallström: Dat klopt. Er staan te veel economische belangen op het spel. In Ivoorkust hoorde ik dat vrouwen de toekomst met angst tegemoet zien omdat er geen ontwapening heeft plaatsgevonden en het geweld dus elk moment kan heropleven. Als dat gebeurt, zullen vrouwen het eerste slachtoffer zijn. Seksueel geweld wordt immers ingezet om de politieke tegenstander te treffen, dat zien we in verschillende West-Afrikaanse landen, van Ivoorkust over Guinée-Conakry tot Sierra Leone.
Wat kan Europa daar aan doen?
Margot Wallström: Niet alleen zou Europa actiever moeten optreden tegen de verkoop van wapens, het zou ook veel actiever moeten zijn in de strijd tegen “conflictmineralen”. De verkoop van grondstoffen om de gewapende conflicten te voeden, wordt in Europa nog steeds oogluikend toegestaan, terwijl er in de Verenigde Staten ten minste een wettelijk kader geschapen is om dat tegen te gaan.
Het Europees Parlement en de Europese Commissie hebben daarin een enorme politieke verantwoordelijkheid, maar ook de bedrijven die de mineralen opdelven, produceren of verwerken kunnen hun verantwoordelijkheid nemen. Waarom zouden zij de vermoorde onschuld blijven spelen in plaats van zelf keuzes te maken? Conflictmineralen maken deel uit van de grondoorzaken van het brutale geweld in veel landen en dus moeten ook bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen.
Ook jij als consument moet erkennen dat je met je gsm een stukje Congo in je zak hebt zitten. Ook jij staat dus niet buiten het conflict.