EEN WERELD - Milieu
Vrijhandelsregels snoeren nationaal milieubeleid in
Blijven roepen!
De WTO: nog een tandje bij
Vrijhandelsregels snoeren nationaal milieubeleid in
Overheden beschikken over tal van instrumenten om de economie milieuvriendelijker of socialer te maken. Ze kunnen bedrijven die op hun grondgebied zijn gevestigd, bepaalde regels opleggen - een lozingsbeperking of een minimumloon, om er maar twee te noemen -maar ze kunnen ook eisen of in de hand werken dat de producten die op hun markt worden verkocht aan bepaalde normen voldoen. Zulke productnormen hebben betrekking op de kwaliteit van het eindproduct - is het veilig, niet giftig, recycleerbaar ?- of op de manier waarop een bepaald goed is geproduceerd - is dat gebeurd op een sociaal aanvaardbare manier of zonder met energie te morsen? Neem nu het onderscheid tussen bio- en andere voeding: dat onderscheid zegt eigenlijk meer over de manier waarop dat voedsel is geproduceerd, dan over empirisch meetbare verschillen in hetgeen op je bord komt.
Ecologisch en sociaal (meer) verantwoorde productieprocessen stimuleren, kan op verschillende manieren: je kan ze boudweg opleggen, je kan minder goede producten meer belasten (ecotaksen bijvoorbeeld), je kan een label toekennen aan de “goede” producten en die promoten en/of subsidiëren, of de overheid kan zelf alleen nog producten met dat label kopen (duurzaam aankoopbeleid)…
In een wereld waarin almaar meer goederen uit het nabije of verre buitenland komen, krijgen eisen in verband met een sociaal en ecologisch verantwoorde productie al heel snel een internationale dimensie. Ze beïnvloeden immers de internationale handel en daarom staan ze onder toenemende druk van internationale instellingen die handel promoten. Zo is er de Europese Unie die binnen haar grenzen een eengemaakte markt wil. En er is de Wereldhandelsorganisatie (WTO) die de vrije handel in de wereld wil bevorderen. Beiden doen dat in die mate dat een overheid er tegenwoordig wel goed voor moet uitkijken of de sociale of ecologische eisen die ze wil stellen niet indruisen tegen Europese of WTO-regels. Een aantal onderzoeken in ons land omtrent deze complexe materie toont aan dat er momenteel sprake is van enige juridische flou. Juist die onzekerheid, zo signaleren de onderzoekers, maakt dat politieke vastberadenheid en maatschappelijke acties de ontwikkeling van de Europese en internationale rechtsspraak kunnen beïnvloeden. (jvd)
Blijven roepen!
Delphine Misonne, verbonden aan het centrum voor milieurecht aan de Brusselse Faculté Universitaire Saint Louis (FUSL), onderzocht hoeveel speelruimte de EU haar lidstaten nog laat om milieumaatregelen te nemen inzake productbeleid. Bijzonder gevoel ligt elke maatregel die het vrije verkeer van goederen en diensten op de eengemaakte markt op een of andere manier belemmert. Dat laatste is veel sneller het geval dan u op het eerste zicht denkt. Neem bijvoorbeeld onze ecotaks op niet-herbruikbare drankverpakkingen, waarvan de implementatie sinds zijn opname het Sint-Michielsakkoord van zegge en schrijven…1993, een ware calvarietocht is geworden. De taks stootte op verzet van de Europese Commissie die er een bedreiging van het vrije verkeer van goederen in zag. Zo’n ecotaks belast immers niet-herbruikbare flessen en “bevoordeelt” daardoor locale producenten die makkelijker hun flessen kunnen ophalen voor hergebruik.
Concreet: bronwater uit Spa zou op de Belgische markt bevoordeeld worden tegenover pakweg het water uit het Franse Evian. ‘Er kwam druk vanwege die buitenlandse producenten,’ vertelt Misonne. ‘Daarop pastte België de wet aan door ook flessen die voor een bepaald percentage bestaan uit gerecycleerd materiaal vrij te stellen van de ecotaks. Dat veronderstelde dat een onafhankelijke commissie zou toezien op de samenstelling van die flessen. In de versie van mei 2003 stond de garantie van zo’n onafhankelijke controle nog in de tekst. In de versie van december 2003, na het verdwijnen van groen in de regering, niet meer.’
De Europese discussie over de Belgische ecotaks legt meteen de spanning bloot tussen de eenheidsmarkt en ecologie : het transport van goederen over veel grotere afstand is op zich erg vervuilend, maar het op welke manier dan ook benadelen van dat transport, om een of andere vervuiling tegen te gaan, wordt gezien als handelsbelemmering.
De Belgische ecotaks dreigt eens te meer uitgehold te worden, al wijst Misonne erop dat zulks niet uitsluitend aan de Europese regels ligt : ‘Met een sterke politieke wil en een sterk milieudossier kunnen nationale staten wel degelijk nog aan productregulering doen. Zelfs als ze uiteindelijke een nederlaag zouden lijden in het Europees Hof, dan hebben ze op die manier wel het debat op gang gebracht. Feit is wel dat de industrie erg gekant is tegen nationale regels, zeker als die van een kleine “markt” als België komen. In de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling krijgen zowat alle nationale productnormen tegenkanting van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). Daarbij gebruikt het Verbond dikwijls de EU-wetgeving als argument.’ Hoewel het nog niet expliciet beslist is, verwacht Misonne dat een duurzaam aankoopbeleid door overheden wel zal worden aanvaard door de EU. Ook nationale sociale en ecolabels vormen voor de EU geen probleem zolang ze de handel niet belemmeren.(jvd)
De WTO: nog een tandje bij
De Wereldhandelsorganisatie is nog gevoeliger dan de EU voor alles wat het vrije verkeer van goederen tussen staten belemmert. Staten mogen sociale of ecologische eisen stellen aan producten, zolang er geen verborgen protectionisme ontstaat én - dat is vergaander dan in de EU - zolang de overheden daarbij niet discrimineren tussen soortgelijke producten. Probleem is dat de definitie van “soortgelijke producten” onduidelijk is. De WTO richt zich vooral op de fysieke kenmerken van het eindproduct om te bepalen of producten soortgelijk zijn. De organisatie heeft grote moeite om verschillen in de manier waarop een product tot stand komt- milieuvriendelijker of socialer productiewijzen - te erkennen als basis voor verschillende regels. Vlees van dieren die behandeld werden met hormonen is moeilijk te onderscheiden van ander vlees.
Daarom veroordeelde de WTO de EU ook omdat ze het Amerikaanse hormonenvlees niet toeliet op de markt. Zegt Katia Bodard, die aan de Vrije Universiteit Brussel de kwestie bestudeert: ‘Hier zou het voorzorgsprincipe (dat je maatregelen mag om bijvoorbeeld gezondheidsproblemen te voorkomen,nvdr) kunnen spelen, maar de WTO vond dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs was om dat principe in te roepen. Het onderscheid tussen producten op basis van productiemethodes is in de WTO nog altijd erg omstreden. Toch heb ik de indruk dat de deur op een kier staat. Mogelijk heeft het protest tegen de WTO een positieve invloed op die evolutie. Wat in een samenleving leeft, heeft invloed op de rechtsontwikkeling. Dat geldt mijns inziens evenzeer voor de WTO-rechtspraak, al is dat moeilijk als dusdanig te meten.’
Bodard signaleert dat ook eco- en sociale labels nogal omstreden zijn in de WTO, al maakt het een verschil of de labels al of niet verplicht worden. Ontwikkelingslanden vrezen dat de labels gebruikt worden als een vorm van protectionisme. Ecotaksen die gebaseerd zijn op productie-en verwerkingsprocédé’s - bijvoorbeeld energie-efficiëntie -zullen moeilijk liggen zolang producten die voor de rest geen vaststelbare verschillen hebben, als soortgelijk worden beschouwd. (jvd)