Het gaat beter met Bangladesh
Jos van Beurden
24 juni 2005
Bangladesh komt enkel in het nieuws als er een veerboot kapseist of een textielfabriek instort. Overstromingen, corruptie of de onderdrukking van de vrouw halen de krantenkoppen allang niet meer. Jos van Beurden is net terug van een bezoek aan Bangladesh, waar hij dertig jaar geleden woonde. Hij beschrijft een heel andere natie dan het rampenland uit de journaals.
Daud heeft niet te klagen. De rekken in zijn kruidenierswinkel in Beniapukur liggen vol, er is geen gebrek aan klandizie en verder bezit hij ook nog een kleine lap grond. Hij heeft het -zoals de meeste Bengalezen- vandaag beter dan dertig jaar geleden, en dat is hem aan te zien. In 1974, toen Bangladesh werd getroffen door een van de zwaarste hongersnoden van de vorige eeuw, waren Daud en zijn alleenstaande moeder straatarm.
Honderdduizend Bengalezen stierven toen van honger, ook al was er geen gebrek aan voedsel -enkel een gebrek aan koopkracht bij de armsten. Daud en zijn moeder overleefden door rijst te stampen voor rijke boeren. Nachtenlang bediende zijn moeder de voetpedaal van de stamper. Ze hield er volgens Daud ‘te veel aan over om te sterven en te weinig om te leven’. De donoren gaven toen wel voedselhulp voor de armen, maar de regering distribueerde die en veel ervan verdween in de zakken van de rijken.
Dat het leven van Daud en zijn landgenoten verbeterde, heeft zeker te maken met de sterk toegenomen voedselproductie. Eind jaren zeventig schaften de eerste rijke boeren zich pompen aan en schakelden ze over op moderne rijstsoorten. De opbrengst van vooral winterrijst begon te stijgen. Het werk in de landbouw nam toe. De regering verbeterde het rurale wegennet. Dorpen kregen elektriciteit. In de tweede helft van de jaren negentig liberaliseerde de regering de handel in rijst en kunstmest. In tijden van schaarste kwam er aanvoer uit landen als India of Vietnam.
Volgens toenmalig onderminister van Landbouw Shawkat Ali leidde dat tot ‘zowel een stabielere aanvoer van kunstmest als stabielere prijzen’. Van hun winsten begonnen rijke boeren betere huizen te bouwen van baksteen en golfplaat. Dat leverde werk op en de lonen gingen omhoog. Terwijl Daud’s moeder aan een etmaal werken niet meer dan een kwart kilo rijst overhield, kan Daud, wanneer hij nu voor rijke boeren werkt, met zijn dagloon tussen de twee en vijf kilo rijst kopen.
De kracht van textiel
Iedereen heeft het beter dan vroeger in Bangladesh, dat is waar, maar het is ook waar dat de kloof tussen rijk en arm in het land gegroeid is. De grote rijstboeren en textielbaronnen zijn veel rijker dan vroeger en ook het geld dat de migranten terugsturen naar hun families vergroot de welvaartsverschillen in hun herkomstdorpen. Bangladesh is een hard land. Dat was het al, daar in die overbevolkte delta, maar het is nog erger geworden. De verhoudingen zijn vercommercialiseerd. Toch is het feit dat Daud geen schrik meer heeft voor een hongersnood te danken aan de economische groei die de voorbije jaren gemiddeld meer dan vijf procent bedroeg.
En die groei, zeggen de bedrijfsleiders, is er vooral gekomen door de textielproductie. Er zijn ruim vierduizend fabrieken en naaiateliers waar bijna twee miljoen vrouwen kleding maken voor de export. De meeste liggen in en rond de hoofdstad Dhaka. De kleding levert het land zijn deviezen en zorgt voor zeker nog één miljoen extra banen. Driekwart van wat er via de haven van Chittagong het land uitgaat, zijn kledingstukken. ‘Wij leveren al jaren aan Ikea, Hennis & Mauritz en andere West-Europese kledingwinkels’, zegt Asadul Hassan, directielid bij H.H. Textile Mills Ltd., een bedrijf met 1200 vrouwen in dienst.
Even later wijdt hij uit over de regelmatige controles van westerse afnemers naar de arbeidsomstandigheden in de fabrieken, iets waar de textielbaronnen graag naar verwijzen. Ongeveer op hetzelfde moment stort er ten noorden van Dhaka een negen verdiepingen tellende textielfabriek in. Van de 250 aanwezige vrouwen worden er honderd gered. De eigenaar had een vergunning voor een gebouw van slechts vier verdiepingen, maar de grond waarop het was gebouwd, was zelfs daar te drassig voor. Volgens de media had hij een en ander met de plaatselijke autoriteiten “geregeld”.
De Bengalese textielsector is overigens in gevaar. Op 1 januari 2005 kwam er een einde aan het Multi Vezel Akkoord (MVA), dat Europa en de Verenigde Staten dertig jaar geleden instelden om de invoer van goedkope textieltjes uit ontwikkelingslanden te beperken. Als zoethoudertje stonden ze Bangladesh en enkele andere Minst Ontwikkelde Landen toe extra quota uit te voeren. Die quota werden de basis voor de textielboom in het land. Tien jaar geleden werd al besloten alle quota af te schaffen, en nu wordt die beslissing ook toegepast. Textielbaronnen in gedupeerde landen als Bangladesh, Indonesië en Sri Lanka, maar ook in de VS en in enkele EU Lidstaten, dringen sterk aan op beperkende maatregelen.
Asadul Hassan zegt dat hij tot nu toe weinig merkt van het einde van het MVA: ‘Onze orders liggen voorlopig vast. We verwachten pas aan het eind van het jaar iets over de consequenties te kunnen zeggen. Intussen bedenken we maatregelen om de Chinese concurrentie aan te kunnen.’ Wat hij niet hardop zegt, is dat de textielsector in Bangladesh ook sterk lijdt onder de corruptie en inefficiëntie in de haven van Chittagong. Voor vrijwel elke handeling moeten bedragen onder tafel worden gegeven, terwijl de afhandeling zeer traag verloopt.
Vrouwen aan de macht
De grootste kwaal van Bangladesh blijft de politiek. Die is nog steeds even corrupt en inefficiënt als dertig jaar geleden en wordt al jaren gedomineerd door the battle of the Begums, door het gevecht van de twee Vrouwen: Khaleda Zia van de regerende Bangladesh National Party (BNP) en Sheikh Hasina Wajed van de Awami Liga (AL), die nu oppositie voert. De twee partijen zijn meer bezig elkaar het leven zuur te maken dan het land verder te helpen.
De vooruitgang die het land de afgelopen decennia heeft geboekt, is meer ondanks dan dankzij de politieke partijen tot stand gekomen. Het feit dat de politiek beheerst wordt door vrouwen wijst echter op de toenemende rol die vrouwen spelen in de samenleving. Miljoenen vrouwen hebben, dankzij de textielindustrie, voor het eerst een betaalde baan buitenshuis. Ze zijn vaak kostwinner. Ook in de rijstbouw verdienen nu veel vrouwen een eigen inkomen. En vrouwen zijn de spil van de microkredietrevolutie, die in Bangladesh is ontstaan en nu de hele wereld verovert. Vrouwen gaan namelijk zuinig om met geld, ze betalen op tijd terug en ze gebruiken het geld vrijwel volledig voor productieve doeleinden: de aanschaf van een naaimachine, een kalf, geitjes, groentezaad en kunstmest.
Toch is de vrouwenstrijd niet gestreden, dat maakt de opkomst van de zeer conservatieve politieke islam wel duidelijk. De fundamentalistische Jamaat-e-Islam heeft zelfs ministers in de huidige coalitieregering. En de media berichten regelmatig over fundamentalistische aanvallen op progressieve journalisten, andersdenkende politici en ontwikkelingsorganisaties die het opnemen voor de vrouw. Vroeger ging je dood door de honger. Nu riskeer je het slachtoffer te worden van religieus of politiek geweld.