Israëli's en Palestijnen zetten de wereld op z'n kop
Tine Danckaers & Gie Goris
28 november 2012
Drie profielen van creatief en onverwoestbaar verzet tegen de kolonisatie en de verdrukking door de Israëlische staat.
De geduldige kunstrebel
Shadi Zmorrod
In december is de succesvolle Palestijnse Circusschool voor een tweede keer in ons land, met de nieuwe productie Kol Saber. Losjes vertaald betekent Kol Saber: eet de cactus, en eet met geduld. De voorstelling handelt over water als conflictelement maar ook over geduld, als weinig benijdenswaardig maar enige alternatief voor kwaadheid.
‘Als Palestijnen zijn we verplicht om bedaard te reageren op de dagelijkse effecten van de Israëlische bezetting’, vertelt Shadi Zmorrod, de oprichter van de circusschool. ‘Je kan heel kwaad en gefrustreerd worden door de wachttijden aan de checkpoints off door het wachten op water dat maar één keer per week komt. Dat betekent echter een extra mentale aanslag op het leven dat je als normale mens wil leiden. Uitweg: geduld om je leven draaglijk te maken.’
Geduld is geen synoniem voor berusting. De Palestijnse Circusschool gelooft zeer sterk in de kracht van cultureel verzet, een verzetsvorm die de voorbije tien jaar sterk toenam in de Palestijnse gebieden. ‘Terwijl ik met je aan de telefoon hang, kijk ik door het raam naar een van onze artiesten die aan het trainen is’, vertelt Zmorrod. ‘Hij werd, toen hij zeventien was, door de Israëlische troepen opgepakt en meegenomen. De aanklacht? Hij had een steen geworpen naar een Israëlische militaire bevelhebber toen hij twaalf was. Elk Palestijns kind deed dat! Een mens wordt van veel en veel minder cynisch. Voor hem was de circusschool de enige geweldloze manier om uitdrukking te geven aan zijn diepgewortelde frustraties.’
Het werkt in twee richtingen, vertelt Zmorrod. De circusschool levert niet alleen een sociale uitlaatklep voor Palestijnen maar is ook een krachtig signaal aan Israël en de wereld. ‘Dankzij circus, theater, muziek, beeldende kunst, film stellen we niet alleen ons zelfbeeld bij, maar corrigeren we ook het slachtofferbeeld dat de wereld van ons heeft. Onze school is een broedplaats voor mondigheid, waar onze studenten kunnen tonen wie ze echt zijn: normale mensen met wereldse dromen en de behoefte om die na te jagen.’
Pretbedervers met een spiegel
Yehuda Shaul
Yehuda Shaul noemt zichzelf een ‘abstracte leftie’, een kruisvaarder die onlosmakelijk deel uitmaakt van het systeem dat hij probeert te veranderen.
Hij is één van de trekkers van Breaking the Silence, een Israëlische ngo die de stilte doorbreekt over het wangedrag van Israëlische legersoldaten tegenover de Palestijnen.
Voor zijn legerdienst nog doorliep de orthodox opgevoede Yehuda Shaul het hele politieke leesspectrum, van rechts naar links, van nationalistische inslag naar de burgerlijke ongehoorzaamheid van Henry David Thoreau en Martin Luther King.
Shaul overwoog meermaals om dienst te weigeren, maar besloot het systeem van binnenuit te veranderen. ‘Mijn inzicht kwam niet meteen. Ik maakte een lange weg door, protesteerde maar deed tegelijk mee.’ Zijn verontwaardiging ging in golven. De kwaadheid over de vrijbrief die kolonisten kregen toen zijn bataljon in Hebron diende, ebde weer weg toen hij in 2002 naar Ramallah werd overgeplaatst. Operatie Defensive Shield was het antwoord op de Palestijnse zelfmoordaanslagen waarbij 120 Israëli’s werden gedood.
Opnieuw in Hebron kwam het stilaan terug. Hij zag een verwoest Palestijns hospitaal, kapotgeslagen door Israëlische soldaten, nam een fototoestel en legde alles vast. ‘Terug thuis stuurde ik het materiaal met mijn naam, adres en eenheid naar elke journalist die ik kon vinden, met de boodschap: Dit is echt gebeurd. Niemand reageerde.’ Hij werd sergeant, werd naar de grens met Libanon gestuurd. Elk weekend protesteerde hij thuis tegen de bezetting, lekte informatie naar de media. Een strategie had hij niet, de echte inkeer ook niet, vertelt hij. ‘Het echte keerpunt kwam een paar maanden voor het einde van mijn militaire dienst. Tot dan had ik altijd anderen de schuld gegeven: andere soldaten, kolonisten. Maar plots zag ik het: een wijk onder vuur nemen, was een wijk onder vuur nemen. Punt. Ik had altijd gedacht dat ik de “goede jongen” was, maar had mijn eigen aandeel in stilte weggemoffeld.’
In maart 2004 stapte Shaul uit het leger, in juni dat jaar volgde in Tel Aviv de eerste tentoonstelling van Breaking the Silence, opgezet door 65 mensen uit Shauls eenheid. Vandaag legde de ngo al meer dan 850 getuigenissen vast en spreekt zich duidelijk uit voor het recht op Palestijnse zelfbeschikking, waardigheid en vrijheid. Over de impact van Breaking the Silence is Shaul realistisch. ‘Ik geloof niet dat een klein groepje vijfenveertig jaar bezetting en een maatschappij van zeven miljoen mensen kan veranderen. De Israëli’s staan ook niet in de rij om naar ons te luisteren. Waarom zouden ze? We houden een spiegel voor, bederven het feestje. Ondergronds zien we echter dat steeds meer mensen naar ons willen luisteren. En dat vind ik wel een optimistisch idee.’
Wonden moeten helen
Izzeldin Abuelaish
Dit artikel verschijnt in MO*100, het extra dikke verjaardagsnummer van MO* dat op woensdag 28 november verschijnt. Izzeldin Ubuelaish is op zaterdag 1 december te gast op het volledig uitverkochte Feest van de Toekomst in het Kaaitheater in Brussel.
Izzeldin Abuelaish groeide op in Jabalia, een van de grootste Palestijnse vluchtelingenkampen in Gaza. Zijn ouders waren daar terechtgekomen na de Naqba van 1948, zoals de massale uittocht van Palestijnen na de onafhankelijkheidsverklaring van Israël genoemd wordt. Hij studeerde geneeskunde in Caïro en werkte als gynaecoloog in Saoedi-Arabië en Israël.
Op 16 januari 2008, tijdens de operatie Gegoten Lood tegen Gaza, werd zijn huis getroffen door twee bominslagen. Drie dochters van dr. Abuelaish en een nichtje kwamen daarbij om. ‘Ik werd als bij wonder gespaard bij die moorddadige bominslag’, zegt hij aan de telefoon vanuit Toronto, waar hij nu werkt. ‘Ik begrijp dat als een opdracht: aan heel de wereld duidelijk maken dat elke dode een dochter, een moeder, een zoon of een vader is. Elke dode heeft een naam en een gezicht, had hoop en plannen. Elke dode heeft ouders. Ik wil de Israëli’s confronteren met de ware consequenties van hun strategie en ik wil de wereld –die toekeek op de slachtpartij en niets deed om ze te stoppen– confronteren met zijn verantwoordelijkheid.’
Dr. Abuelaish houdt ook na dat persoonlijke drama vol dat haat niet het antwoord is, maar dialoog tussen Palestijnen en Israëli’s. Hij schreef deze boodschap neer in een beklijvend boek: I Shall Not Hate. ‘Als moslim geloof ik dat alles wat van God komt goed is, ook al begrijp ik het niet. Daarnaast heeft mijn levenservaring als dokter en gynaecoloog me geholpen. Ik voerde al jaren een strijd voor het leven en tegen het lijden van anderen. Het geloof helpt me om wat gebeurd is niet te aanvaarden maar het te zien als een verantwoordelijkheid om haat af te wijzen en rechtvaardigheid en goedheid te beoefenen. Want als ik de haat toelaat, beschadig ik mijn ziel en vernietig ik mezelf. Haat is het ergste massavernietigingswapen. Wie zijn echte vijand wil bestrijden, moet wijsheid en goedheid aanwenden. Daar kan iedereen beter van worden’, besluit dr. Abuelaish.