Koerdische kwestie terug naar af

Analyse

Koerdische kwestie terug naar af

Koerdische kwestie terug naar af
Koerdische kwestie terug naar af

29 juni 2011

Hoewel de Turkse president Abdullah Gül en premier Recep Tayyip Erdogan in 2009 nog een finale doorbraak beloofden voor een oplossing voor Turkije’s decennia oude Koerdische kwestie, is het anno 2011 alweer ongeloof troef.

De Koerdische verwachtingen waren nochtans hoog gespannen. In Turkije brachten de publieke aankondigingen van hun politieke leiders een nooit eerder gezien publiek debat op gang in de media. De hoop dat de huidige regering onder leiding van de Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) eindelijk een doorbraak zou forceren is intussen echter een stille dood gestorven.

1 stap vooruit, 2 achteruit

In Turkije wordt wel eens cynisch gegrapt dat men voor elke stap voorwaarts twee stappen achterwaarts zet. Voor elke betekenisvolle stap voorwaarts, zoals het opzetten van een Koerdische publieke zender en een universitair instituut voor Koerdologie, werd in dezelfde periode de Koerdische partij gesloten en ging er een lange reeks van arrestaties en gerechtelijke vervolgingen van Koerdische politiek activisten van start. Als resultaat van die arrestatiegolf telde de nieuw opgerichte Koerdische partij voor Vrede en Democratie (BDP) in januari 2011 800 leden in voorarrest, en in de aanloop naar de parlementsverkiezingen liep dat aantal zelfs op tot meer dan 2000. De Turkse staat opende gerechtelijke onderzoeken tegen BDP-burgemeesters, politieke medewerkers en administratieve partijleden, evenals journalisten en leden van de vele Koerdische vrouwen- en jongerenorganisaties.

PKK

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het vertrouwen in de regering Erdogan en het Turkse gerecht bij veel Koerden compleet zoek is. De aanhoudende arrestaties ondermijnen het politieke organisatiepotentieel van de Koerdische beweging. Op deze manier hopen de Turkse autoriteiten komaf te maken met de invloed van de Koerdistan Arbeiderspartij (PKK) binnen de Koerdische politieke en civiele samenleving. Het moet haar politieke integratie van de voorbije tien jaar afremmen. In het verkiezingbureau van de BDP getuigt een jonge, gesluierde lerares: ‘Als leerkracht mag ik eigenlijk niet aan politiek doen, maar gezien de omstandigheden kan ik niet anders dan mee de straat op gaan. Natuurlijk heb ik schrik dat dit me mijn job kan kosten, maar ik kan niet toekijken en ondergaan’.

De verlamming van het civiele deel van de Koerdische beweging heeft echter tot gevolg dat het voortbestaan van de guerilla als onderdeel van die beweging in de ogen van velen noodzakelijk blijft. ‘Tijdens één van de protestmanifestaties werd ik opgepakt. Zeven maanden werd ik in voorarrest gehouden. Ik riskeer tot zeven jaar cel voor mijn politieke activiteiten. En ja, ik denk er aan om naar de bergen te trekken’, getuigt een student. Het zijn jonge mannen en vrouwen zoals hij die, ontmoedigd in hun pogingen om legaal protest te voeren, vandaag de rangen van de guerilla vervoegen.